ECLI:NL:RBZLY:2012:BU9986

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.910038-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van mensenhandel en ontucht met minderjarige

Op 3 januari 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1989, een 13-jarig meisje heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2011 en 30 mei 2011 in Hardenberg en elders in Nederland. De verdachte heeft het slachtoffer, dat op dat moment in een kwetsbare positie verkeerde, naar een woning geleid met de bedoeling dat zij daar seksuele handelingen zou verrichten tegen betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft aangemoedigd om seksuele handelingen te verrichten met een derde, en dat hij zelf ook ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de betrouwbaarheid van deze verklaringen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.999,47 aan het slachtoffer te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de gevolgen die de daden van de verdachte voor het slachtoffer hebben gehad. De rechtbank heeft ook de recidivekans van de verdachte in overweging genomen, die als laag gemiddeld werd ingeschat. De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.910038-11
Uitspraak: 3 januari 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren in 1989 te [plaats],
geen vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. S.T.C. van der Werf.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2011 te Hardenberg en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(lid 1 sub 2)
een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die ander, te weten die [slachtoffer] enige handelingen,
heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handeling(en), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) onder meer:
- die [slachtoffer] opgebeld en/of aangesproken en (vervolgens) meegenomen/geleid naar een of meer woningen;
- tegen die [slachtoffer] gezegd (onder vier ogen) met die [slachtoffer] te willen spreken;
- die [slachtoffer] (vervolgens) meegenomen en/of meegetrokken naar een (slaap)kamer;
- aan die [slachtoffer] gevraagd haar kleding uit te trekken, althans de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken;
- seks gehad met [slachtoffer];
- voor de deur is/zijn gaan staan toen die [slachtoffer] de (slaap)kamer wilde verlaten en/of de deur van de (slaap)kamer op slot gedaan;
- er bij die [slachtoffer] op heeft/hebben aangedrongen dat zij (ook) seks zou hebben met [medeverdachte B];
- die [slachtoffer] beloofd dat zij een geldbedrag, te weten 20 euro, van hem, verdachte en/of zijn mededader(s), kreeg als zij seksuele handelingen zou verrichten met verdachte en/of [medeverdachte B]; en/of
- nadat die [slachtoffer] seks had gehad met verdachte en/of [medeverdachte B] aan die [slachtoffer] en/of [getuige A] 20 euro gegeven,
(lid 3 sub 2)
terwijl deze feiten zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;
2.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2011 te Hardenberg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(lid 1 sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft/hebben geworven, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) onder meer:
- die [slachtoffer] (een) SMS-bericht(en) gestuurd met als inhoud dat jongens konden worden gestuurd voor geld en/of dat jongens voor haar waren geregeld en/of een voorstel voor een afspraak werd gedaan en/of dat hoe ouder een jongen was hoe meer geld [slachtoffer] zou krijgen en/of dat [slachtoffer] nu geld kon verdienen, 30 euro.
(lid 3 sub 2)
Terwijl deze feiten zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 en met 30 mei 2011 te Hardenberg en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(lid 1 sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft/hebben geworven, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°);
en/of
(lid 1 sub 5)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die ander, te weten die [slachtoffer] enige handelingen,
heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handeling(en), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°);
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) onder meer:
-die [slachtoffer] (een) SMS-bericht(en) gestuurd met als inhoud dat jongens konden worden gestuurd voor geld en/of dat jongens voor haar waren geregeld en/of een voorstel voor een afspraak werd gedaan en/of dat hoe ouder een jongen was hoe meer geld [slachtoffer] zou krijgen en/of dat [slachtoffer] nu geld kon verdienen, 30 euro,
(lid 3 sub 2)
terwijl deze feiten zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2011 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders zijn/hun
vinger(s) en/of penis(sen) en/of tong(en) in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/ bewogen/gehouden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1, 2 primair en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet zonder meer van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] [slachtoffer] (hierna te noemen: “[slachtoffer]”) en [getuige A] (hierna te noemen: “[getuige A]”) kan worden uitgegaan omdat zij als minderjarigen gemakkelijk door hun ouders te beïnvloeden zijn en om die reden eerder geneigd kunnen zijn om sociaal wenselijke antwoorden te geven. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is om tot bewezenverklaring te komen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te komen. Er was immers slechts één keer sprake van betaling voor seks, het ging om een bagatelbedrag, er is één SMS-bericht aan [slachtoffer] verstuurd met betrekking tot seks tegen betaling en er is door zijn cliënt geen enkele vorm van dwang toegepast.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken, nu [slachtoffer] er ouder uit zag dan zij werkelijk was, zij zelf ook aangegeven heeft 15 jaar oud te zijn, het leeftijdsverschil tussen zijn cliënt en [slachtoffer] zeer beperkt was en dat het tegenwoordig niet ongebruikelijk is dat meisjes van 14 jaar seksuele contacten hebben, ook met oudere jongens van 20 tot 22 jaar.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997, ten tijde van het plegen van de feiten 13 jaar oud was.
Voorzover de raadsman vraagtekens heeft geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A], overweegt de rechtbank dat de raadsman daarbij geen concrete punten heeft genoemd waarop deze verklaringen onjuist zijn gebleken. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A] te twijfelen. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A] komen op hoofdlijnen overeen en de verdachte heeft ter terechtzitting de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A] voor een groot deel bevestigd. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande dan ook van uit dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank verwerpt het verweer.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting. Verdachte heeft [slachtoffer] meegenomen naar de woning van [medeverdachte B] met het doel dat [slachtoffer] daar seks zou hebben met hem. [slachtoffer] bevond zich op dat moment in een kwetsbare positie onder meer door het grote leeftijdsverschil tussen haar en verdachte en het feit dat verdachte haar had meegebracht naar de beslotenheid van een woning. De uitbuiting is gelegen in het feit dat verdachte gebruik heeft gemaakt van deze kwetsbare positie door [slachtoffer] – tegen haar zin – over te halen tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met [medeverdachte B]. Daarbij komt dat, nadat [slachtoffer] seks had gehad met deze [medeverdachte B], verdachte [slachtoffer] zodanig onder druk heeft gezet dat zij zich gedwongen voelde om meteen hierna ook - tegen betaling - seks met hemzelf te hebben.
De rechtbank is tevens van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Voor de strafbaarstelling van het handelen van verdachte is niet vereist dat verdachte dwang heeft uitgeoefend of andere middelen heeft aangewend om [slachtoffer] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele diensten. Voldoende is dat verdachte een handeling ondernam waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar heeft gesteld. Verdachte heeft [slachtoffer] naar de woning van [medeverdachte B] begeleid met het doel dat [slachtoffer] daar tegen betaling seks zou hebben met [medeverdachte B], verdachte drong er aldaar bij [slachtoffer] op aan om seksuele handelingen te verrichten met [medeverdachte B], maakte de afspraken over de hoogte van de betaling en was ook betrokken bij de uiteindelijke betaling.
Hierbij is niet van belang of [slachtoffer], zoals door de raadsman betoogd, al dan niet zelf heeft ingestemd met de seksuele handelingen. Bovendien miskent dit betoog de bijzondere betekenis die de wetgever heeft willen toekennen aan de bescherming van minderjarigen, door het enkele brengen en houden van een minderjarige tot een rol in seksuele activiteiten als hier aan de orde reeds als strafwaardige gedraging in het Wetboek van Strafrecht op te nemen. Daarmee heeft de wetgever tot uitdrukking willen brengen dat aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming geen betekenis toekomt.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen, aangezien de rechtbank in het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten vindt die de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is geweest van specifiek op de uitbuiting gerichte nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en). Dat er (een) ander(en) is/zijn die van verdachtes gedragingen heeft/hebben geprofiteerd, maakt dit niet anders.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende feiten.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij samen met [getuige A] met verdachte en [naam] mee is gegaan naar een woning. Daar ter plekke vroegen [naam] en verdachte [slachtoffer] hoe oud zij was. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij daarop heeft geantwoord dat zij veertien jaar was . Verdachte heeft [slachtoffer] gevraagd of zij met hem mee wilde gaan om te praten. Zij heeft eerst nee gezegd, maar toen hij dit bleef vragen is ze met hem meegegaan naar een aparte kamer . Volgens [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens de deur dichtgedaan en heeft twee vingers in haar vagina gebracht . Verdachte heeft vervolgens de kleren van [slachtoffer] uitgedaan, zijn eigen kleding uitgetrokken en [slachtoffer] opgetild en op bed gelegd. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte daarop zijn piemel, zonder gebruik te maken van een condoom, in haar vagina heeft gebracht . [slachtoffer] heeft verklaard dat ze het neuken niet leuk vond en dat het in haar buik erg zeer deed omdat verdachte het heel hard deed .
[slachtoffer] heeft tevens verklaard over een moment waarop zij verdachte in het centrum van [plaats] zag . Zij is toen met verdachte meegegaan naar een woning waar drie andere mannen waren. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte haar daar gevraagd of zij het wilde doen met [medeverdachte B]. [slachtoffer] heeft hier in eerste instantie niet op gereageerd. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens gezegd dat [slachtoffer] € 20,-- zou krijgen als zij het met [medeverdachte B] zou doen. [slachtoffer] heeft eerst geweigerd, maar heeft na zeuren van - onder andere - verdachte toegegeven en is met [medeverdachte B] meegegaan . [slachtoffer] heeft verklaard met [medeverdachte B] te hebben geneukt . Volgens [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens gezegd dat [slachtoffer] € 15,-- zou krijgen van [medeverdachte B], maar dat hij alleen € 20,-- had en dat [slachtoffer], als zij het ook met verdachte zou doen, € 20,-- zou krijgen. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze vervolgens met verdachte heeft geneukt . Volgens [slachtoffer] wilde zij niet met [medeverdachte B] neuken. Zij wilde ook niet met verdachte neuken, maar deed dit omdat dit van hen moest .
[getuige A] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer] verdachte tegenkwam in het centrum van [plaats] . Verdachte heeft gevraagd of [slachtoffer] en [getuige A] meegingen, waarna zij gezamenlijk naar een flat zijn gefietst. Verdachte heeft aldaar tegen [slachtoffer] gezegd dat ze met [medeverdachte B] mee moest gaan en dat ze seks met hem moest hebben. [slachtoffer] heeft eerst niets gezegd. Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat ze iets zou krijgen als ze met hem mee ging. [slachtoffer] is toen met [medeverdachte B] meegegaan. [getuige A] heeft verklaard dat [slachtoffer] daarna € 20,-- van verdachte heeft gekregen. Verdachte heeft vervolgens tegen [slachtoffer] gezegd dat ze mee moest komen. Volgens [getuige A] is [slachtoffer] toen met verdachte naar dezelfde kamer gegaan als waar zij met [medeverdachte B] was geweest .
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij bij hem thuis aan de [adres] seks heeft gehad met een meisje. Verdachte heeft tegen [medeverdachte B] gezegd dat er een meisje was met een grote seksbehoefte met wie [medeverdachte B] seks kon hebben tegen betaling. Verdachte heeft daarbij gezegd dat het het werk van dit meisje was. [medeverdachte B] heeft met het meisje geneukt zonder daarbij gebruik te maken van een condoom. [medeverdachte B] heeft het meisje vervolgens betaald .
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij in januari, februari of maart 2011 twee maal seks heeft gehad met [slachtoffer]. Volgens verdachte heeft de eerste keer op initiatief van verdachte plaatsgevonden. Verdachte is toen met [slachtoffer] naar een andere kamer gegaan. Verdachte heeft verklaard dat het voor hem van tevoren duidelijk was dat er seks zou plaatsvinden, maar dat hij niet weet of dit ook voor [slachtoffer] duidelijk was. Verdachte heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] per sms bericht had aangegeven dat zij voor seks € 15,-- wilde hebben. Verdachte heeft dit vervolgens aan [medeverdachte B] verteld, die aangaf dit wel te willen. Verdachte is daarop samen met [slachtoffer] en [getuige A] naar [medeverdachte B] gegaan. Nadat [slachtoffer] en [medeverdachte B] seks hadden gehad, heeft [slachtoffer] van [medeverdachte B] € 20,-- gekregen. Aangezien [slachtoffer] geen € 5,-- had om [medeverdachte B] terug te betalen, heeft ze seks met verdachte gehad .
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verschillende jongens had geregeld die – tegen betaling – seks wilden hebben. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij aan deze seks zelf ook wilde verdienen. Verdachte heeft meerdere SMS-berichten verstuurd aan [slachtoffer] om haar er toe aan te zetten seks tegen betaling te hebben. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat zowel de jongens die seks met [slachtoffer] zouden hebben, alsook [slachtoffer] zelf “klaar” waren om dit te laten plaatsvinden.
Dat de seks niet in alle gevallen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af nu voor de bewezenverklaring van het voltooide delict mensenhandel niet is vereist dat het beoogde gevolg waarop het oogmerk is gericht, daadwerkelijk is ingetreden.
Voor wat betreft het ten laste gelegde medeplegen geldt hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen eveneens.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende feiten.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte C] en verdachte haar vaak belden. Ze vroegen dan of [slachtoffer] en [getuige A] wilden komen. Volgens [slachtoffer] bleven [medeverdachte C] en verdachte net zo lang bellen totdat [slachtoffer] ja zei . [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar berichten stuurde waarin hij tegen [slachtoffer] zei dat hij wel jongens kon sturen voor geld. In die berichten stond volgens [slachtoffer]: “ik heb jongens voor je geregeld. Zullen we afspreken”. Verdachte heeft ook tegen [slachtoffer] gezegd dat hoe ouder de jongen was hoe meer geld zij zou krijgen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar bijna elke avond SMS’te en ook wanneer zij op school was .
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte haar een sms heeft gestuurd, waarin stond dat hij veel mensen had die het met haar wilden doen voor geld. Er stond tevens bij dat hij het serieus meende .
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat op 30 mei 2011 een jongen genaamd Ismael telefonisch contact had gezocht met [slachtoffer] en dat [slachtoffer] daarna een SMS bericht heeft gekregen met de tekst: “wil je nu geld verdienen 30 euro ik meen het echt”. Na raadpleging van de politiesystemen is gebleken dat dit SMS bericht afkomstig was van een telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was .
[getuige A] heeft verklaard dat zij er bij was toen verdachte met [slachtoffer] belde en dat [slachtoffer] haar telefoon op de luidspreker had staan zodat [getuige A] het gesprek kon horen. [getuige A] heeft toen gehoord dat verdachte aan [slachtoffer] vroeg of zij er geld voor wilde. Verdachte was aan het zeuren dat hij klanten voor [slachtoffer] had. Volgens [getuige A] heeft zij op de telefoon van [slachtoffer] gezien dat [slachtoffer] daarna allemaal SMS berichten van verdachte ontving waarin stond dat hij klanten had .
Uit analyse van de printgegevens van het telefoonnummer van [slachtoffer] is voorts gebleken dat [slachtoffer] in de periode van 25 maart tot en met 9 april 2011 veel contacten (sommige dagen enkele tientallen keren per dag) heeft gehad met (onder meer) het telefoonnummer van verdachte .
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen verschillende jongens heeft gezegd dat [slachtoffer] tegen betaling seks wilde hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij hier zelf geld aan wilde verdienen. Volgens verdachte had hij tegen de betreffende jongens ook bedragen genoemd, ongeveer € 40,--. Volgens verdachte waren zowel de jongens als [slachtoffer] en [getuige A] er klaar voor om seks tegen betaling te hebben. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] hem de avond voordat dit zou plaatsvinden gebeld en heeft verdachte toen gezegd dat het niet doorging .
Feit 3
De raadsman heeft er op gewezen dat het ontuchtige karakter aan de seksuele handelingen ontbreekt omdat [slachtoffer] er ouder uitziet dan zij is, er slechts sprake is van een gering leeftijdsverschil tussen [slachtoffer] en verdachte, en het verder zo is dat meisjes steeds jonger zijn als zij seksuele handelingen verrichten. In dat verband heeft hij geconcludeerd tot vrijspraak
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Aangezien de leeftijd van het minderjarige slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is, is het voor de bewezenverklaring niet van belang hoe oud [slachtoffer] er uit ziet of hoe oud verdachte dacht dat [slachtoffer] was. Verdachte heeft overigens bekend dat hij wist dat [slachtoffer] minderjarig was.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Daarbij is de maatstaf of de desbetreffende seksuele handeling als sociaal-ethisch is aanvaard. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met meisjes onder de 16 jaar het ontuchtig karakter komen te ontvallen, bijvoorbeeld als de handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen.
In het onderhavige geval is er sprake van seksueel binnendringen van een meisje van 13 jaar, waarbij tussen haar en verdachte sprake is van een niet gering leeftijdsverschil (de verdachte is bijna 9 jaar ouder dan [slachtoffer]).
Ook als er van wordt uitgegaan dat de seksuele moraal onder jongeren de afgelopen jaren is verschoven, in die zin dat jeugdigen op steeds jongere leeftijd seksuele handelingen verrichten, dan nog is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een zodanig veranderde seksuele norm dat seks met een meisje van 13 jaar - juist onder bovengenoemde omstandigheden - algemeen sociaal-ethisch is aanvaard. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het dossier niet is gebleken van een affectieve relatie tussen [slachtoffer] en verdachte.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman gevoerde verweren geen doel treffen en dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op de in de bewezenverklaring omschreven wijze ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer].
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende feiten.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte met twee vingers in haar vagina ging . Volgens [slachtoffer] heeft verdachte vervolgens de kleren van [slachtoffer] uitgedaan, zijn eigen kleding uitgetrokken en [slachtoffer] opgetild en op bed gelegd. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte daarop zijn piemel, zonder gebruik te maken van een condoom, in haar vagina heeft gebracht . [slachtoffer] heeft verklaard dat ze tevens op een andere dag met verdachte heeft geneukt .
Verdachte heeft verklaard dat hij in januari, februari of maart 2011 twee maal seks heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij daarbij geen condoom heeft gebruikt .
Voor wat betreft het ten laste gelegde medeplegen geldt ook hier hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 en 2 is overwogen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2011 te Hardenberg en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft geworven, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die ander, te weten die [slachtoffer] enige handelingen, heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
immers heeft verdachte toen aldaar onder meer:
- die [slachtoffer] opgebeld en/of aangesproken en (vervolgens) meegenomen/geleid naar een woning;
- tegen die [slachtoffer] gezegd (onder vier ogen) met die [slachtoffer] te willen spreken;
- die [slachtoffer] (vervolgens) meegenomen naar een (slaap)kamer;
- aan die [slachtoffer] gevraagd haar kleding uit te trekken, althans de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken;
- seks gehad met [slachtoffer];
- er bij die [slachtoffer] op heeft aangedrongen dat zij (ook) seks zou hebben met [medeverdachte B];
- die [slachtoffer] beloofd dat zij een geldbedrag, te weten 20 euro, van hem, verdachte , kreeg als zij seksuele handelingen zou verrichten met verdachte en/of [medeverdachte B]; en/of
- nadat die [slachtoffer] seks had gehad met verdachte en/of [medeverdachte B] aan die [slachtoffer] en/of [getuige A] 20 euro gegeven,
terwijl deze feiten zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 mei 2011 te Hardenberg en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft geworven, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) onder meer:
- die [slachtoffer] SMS-berichten gestuurd met als inhoud dat jongens konden worden gestuurd voor geld en/of dat jongens voor haar waren geregeld en/of een voorstel voor een afspraak werd gedaan en/of dat hoe ouder een jongen was hoe meer geld [slachtoffer] zou krijgen en/of dat [slachtoffer] nu geld kon verdienen, 30 euro.
terwijl deze feiten zijn gepleegd ten aanzien van [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2011 te Hardenberg, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1997), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte zijn vingers en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/ bewogen/gehouden.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1
Mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook inhoudende een meldingsgebod en een psychologisch onderzoek en een eventuele daaruit voortvloeiende poliklinische behandeling.
Met betrekking tot de benadeelde partij heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 4.499,20 voor de geleden materiële en immateriële schade;
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer] er voor haar leeftijd ouder uitzag. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat veel 14-jarige meisjes seks hebben en dat deze niet allemaal bij een psychiater terecht komen. Hij heeft aangevoerd dat de rechtbank er rekening mee moet houden dat deze zaak onder invloed van de ouders van [slachtoffer] bij [slachtoffer] zo emotioneel is aangekomen dat ze hiervoor in therapie is gegaan.
De raadsman heeft voorts opgemerkt dat zijn cliënt thans veel religieuzer is gaan leven en zich verre wil houden van misdrijven. Hij wil een opleiding gaan volgen zodat hij aan het werk kan.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman aangevoerd dat deze vordering nader onderbouwd dient te worden door psychiatrische rapporten. Voorts heeft hij gesteld dat de benadeelde partij heeft verwezen naar een arrest van het hof waarin het ging om een veel zwaarder geval.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich - kort gezegd - heeft schuldig gemaakt aan 'mensenhandel'. Hij heeft een kwetsbaar meisje van 13 jaar geworven met het oogmerk om haar uit te buiten, hij heeft haar ertoe gebracht om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met een derde en heeft zelf ontuchtige handelingen met haar gepleegd die bestaan uit het binnendringen van haar lichaam. Door deze strafbare feiten is het slachtoffer in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit op een cruciaal moment in haar ontwikkeling tot volwassen vrouw. Dit klemt te meer nu het slachtoffer als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit zwanger is geworden en een abortus heeft moeten ondergaan, waarbij de kans dat verdachte de verwekker is geweest van de foetus – gezien het verrichte DNA-onderzoek – als zeer aanzienlijk moet worden aangemerkt. De rechtbank rekent dit verdachte in ernstige mate aan.
Bovendien is de rechtbank uit het dossier en hetgeen het slachtoffer daarover in haar slachtofferverklaring heeft verklaard gebleken dat zij nog steeds dagelijks met de gevolgen van het bewezen verklaarde wordt geconfronteerd en dat zij nog een lange weg te gaan heeft voordat zij weer - als dat al enigszins mogelijk is - normaal kan functioneren.
In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat weliswaar mensenhandel bewezen is verklaard, maar dat het hier niet gaat om uitbuiting op uitgebreide schaal doch om uitbuiting die in vorm en uitwerking beperkt is gebleven, hetgeen overigens de gevolgen voor [slachtoffer] [slachtoffer] niet minder maakt. De rechtbank heeft ook geen aanwijzingen dat verdachte van plan was een dergelijke wijze van uitbuiting op te zetten. Daarbij komt dat de uitbuitingssituatie beperkt is gebleven omdat verdachte op zeker moment zelf van verdere uitbuiting heeft afgezien.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf voorts rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit het reclasseringsrapport van 5 december 2011, opgemaakt door [naam], komt naar voren dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Volgens de reclassering is er bij verdachte sprake van een gering probleembesef.
De rechtbank is van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf als na te melden passend en geboden is. De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen teneinde verdachte een forse stok achter de deur te geven die hem ervan zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen welke hem door of namens de reclassering worden gegeven, ook als dit inhoudt een meldingsgebod of meewerken aan een psychologisch onderzoek en aan een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces”, gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen en gelet op het aandeel van de verdachte in het geheel, genoegzaam komen vast te staan tot tenminste een bedrag van € 2.999,47, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. Gelet op het aandeel van verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat tweederde van de door benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade aan verdachte is toe te rekenen. Het bedrag van € 2.999,47 bestaat dan ook uit tweederde van de gemaakte reiskosten van € 499,20 en tweederde van de geleden immateriële schade van € 4.000,--.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering, ook als deze inhouden dat verdachte zich moet melden bij de Reclassering en dat hij meewerkt aan een psychologisch onderzoek en aan een eventueel daaruit voortvloeiende poliklinische behandeling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van € 2.999,47 (zegge: tweeduizend negenhonderdnegenennegentig euro en zevenenveertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 31 mei 2011, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.999,47, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2012.
Mr. G.A. Versteeg is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer [nummer], opgemaakt op 24 oktober 2011 door [verbalisant A].
2 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.59, derde en twaalfde alinea.
3 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.60, vijfde alinea.
4 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.60, elfde en twaalfde alinea.
5 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.61, eerste, tweede en derde alinea.
6 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.61, negende, elfde en twaalfde alinea.
7 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.64, zesde en negende alinea.
8 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.65, zesde alinea.
9 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.65, zevende alinea.
10 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.66, tiende alinea.
11 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.66, achtste en tiende alinea.
12 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.115, tiende alinea.
13 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.116, eerste, zesde en tiende alinea.
14 Het proces-verbaal van verhoor van [naam] [medeverdachte B] d.d. 14 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant E] en [verbalisant B], pagina 4.5.336, twaalfde alinea en pagina 4.5.337, eerste, derde, tiende, elfde en veertiende alinea.
15 Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 20 december 2011.
16 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.64, achtste alinea.
17 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.71, tiende, elfde en twaalfde alinea.
18 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 29 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant C] en [verbalisant F], pagina 4.5.82, zesde alinea.
19 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], pagina 4.5.16.
20 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.130, tweede alinea.
21 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant E], pagina 4.5.135, zevende alinea.
22 Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 20 december 2011.
23 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], pagina 4.5.60, twaalfde alinea.
24 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], pagina 4.5.61, eerste, tweede en derde alinea.
25 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant C], pagina 4.5.66, tiende alinea.
26 Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 20 december 2011.