4.3.Witwassen van € 106.775,00 (feit 2)
Het standpunt van het openbaar ministerieDe officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 2 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden. Naar aanleiding van het verweer van verdachte dat hij € 100.000 van zijn schoonmoeder heeft geleend is nader onderzoek gedaan waaruit blijkt dat de schoonmoeder niet over een dergelijk bedrag heeft kunnen beschikken. Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat verdachte niet op reguliere wijze over een dergelijk bedrag kon beschikken. Dat het geld van misdrijf afkomstig is kan worden afgeleid uit de hoogte van het totaalbedrag, dat hoofdzakelijk bestaat uit briefjes van € 500,- en de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat deze biljetten nagenoeg alleen in het criminele circuit worden gebruikt. Verder is sprake van een aantal typologieën op grond waarvan een vermoeden van witwassen kan worden ontleend, te weten dat verdachte weigert een verklaring af te leggen omtrent de herkomst van het geld, het feit dat handel in verdovende middelen veel opbrengsten oplevert en er in de woning van verdachte 9 kilo hennep is aangetroffen en daarmee handel in verdovende middelen aannemelijk is geworden.
Het standpunt van de verdedigingVerdachte heeft bij de politie verklaard niet te weten dat er veel (meer) geld is aangetroffen, niet te weten van wie het geld is, niet te weten waarom er zoveel contant geld in huis was en verdachte zwijgt wanneer wordt gevraagd wat verdachte met het geld zou doen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat hij € 100.000 had geleend van zijn schoonmoeder [naam 5] in verband met het overnemen van een zaak in Dalfsen, dat hij dat bedrag contant moest betalen omdat dat zo was afgesproken, dat hij het geld nog niet zo lang vóór de inval door de politie in huis had, dat hij het contante geldbedrag in 2010 bij zijn schoonmoeder heeft opgehaald in Turkije, dat hij niet weet waar zijn schoonmoeder dat geld toen in Turkije bewaarde, dat het klopt dat zijn schoonmoeder daar toen nog niet definitief gevestigd was, en dat het geld niet is overgemaakt via de bank omdat dat in Turkije niet kan en dat het geld niet via een money transfer is overgemaakt omdat daaraan kosten verbonden zijn.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter onderbouwing van de verklaring van verdachte dat hij € 100.000,- had geleend verwezen naar de (reeds in een eerder stadium overgelegde) ongedateerde brief van de schoonmoeder van verdachte. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte daarmee een concrete, min of meer verifieerbare, en afdoende verklaring heeft gegeven voor de legale herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Voor het geval de rechtbank die mening niet is toegedaan doet de raadsvrouwe het (voorwaardelijk) verzoek om [naam 5] en [naam 9] getuigen te horen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop, dat uit de financiële situatie van verdachte en zijn vrouw [naam 3] , zoals dat naar voren komt uit de hieronder vermelde gegevens van de belastingdienst, geen verklaring kan worden gevonden voor de herkomst van het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag.
Aangifte jaaroverzicht belastingjaar 2008 van [naam 3] :
Totaal loon tegenwoordige arbeid € 28.356,=.
Aangifte jaaroverzicht belastingjaar 2009 van [naam 3] :
Totaal loon tegenwoordige arbeid € 28.432,=.
Aangifte jaaroverzicht belastingjaar 2009 van [naam 4] :
Verzamelinkomen: € 0,00
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2012:
Echtgenote [naam 3] :Belastingjaar 2008: geen inkomstenBelastingjaar 2009: geen inkomstenBelastingjaar 2010: (nog) geen gegevens bekend
In de door de verdediging overgelegde brief van de schoonmoeder van verdachte [naam 5] staat geschreven dat het bij verdachte aangetroffen geld van haar is, dat zij haar zaak in 2003 heeft verkocht voor € 69.000, dat zij in 2002 een VW Golf had gekocht voor € 30.000 die zij in 2003 voor € 19.000 heeft verkocht, en dat zij van 2003 tot en met 2005 € 12.000 heeft gespaard. Verder staat er geschreven dat [naam 5] verdachte in 2010 geld heeft geleend in verband met het kopen van een zaak van [naam 6] en dat verdachte in 2010 naar Turkije is gegaan om het geld met haar toestemming op te halen. In de brief is verder geschreven dat [naam 5] de bewijsmiddelen bij de hand heeft en dat die als bijlagen worden gevoegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat bij de brief geen bijlagen of bewijsmiddelen zijn gevoegd en dat die ook nadien niet zijn overgelegd.
Door de recherche is nader onderzoek gedaan. Op 31 januari 2012 is getracht om [naam 5] te horen. Verdachte heeft toen – zoals hij ook ter terechtzitting heeft erkend – de politie medegedeeld dat zijn schoonmoeder [naam 5] sinds 24 november 2011 voorgoed naar Turkije is vertrokken. Verbalisanten hebben voorts de financiële situatie van [naam 5] onderzocht. In het hierover opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, hieronder verkort weergegeven, is door verbalisanten geconcludeerd dat mevrouw [naam 5] niet over voldoende vermogen beschikte om verdachte een lening van € 100.000,00 te kunnen verstrekken.
Op 6 april 2011 werd ter terechtzitting in de rechtbank te Zwolle, door de raadsheer van verdachte [naam 3] in zijn pleitnota beschreven dat de schoonmoeder van verdachte [naam 3] , mevrouw [naam 5] , een lening ten bedrage van € 100.000,00 had verstrekt aan verdachte [naam 3] . Dit geldbedrag zou deel uitmaken van het bij verdachte [naam 3] in beslaggenomen geldbedrag. In de pleitnota wordt vermeld dat het geldbedrag afkomstig is uit de verkoop van een zaak, een auto en spaargeld van mevrouw [naam 5] .
Uit het handelsregister historie van de Kamer van Koophandel blijkt dat mevrouw [naam 5] , geboren [geboortedatum 2] , blijkt dat zij in de periodes 16-12-2000 tot 23-05-2001 en 01-08-2001 tot 01-04-2003 ingeschreven heeft gestaan als onderneemster van “ [naam 7] ”met als bedrijfsomschrijving: “afhaalrestaurant pizza & shoarma”. Beide periodes betrof het de rechtsvorm eenmanszaak.
Op 2 mei 2011 werd middels een door de officier van justitie mr. M. van Dijck gedane vordering verstrekking gegeven, 126nd Wetboek van Strafvordering, belastinggegevens opgevraagd van de schoonouders van verdachte [naam 3] , te weten:
[naam 5] , geboren [geboortedatum 2] (V), wonende [adres 4] te Deventer en [naam 8] , geboren [geboortedatum 3] (M), wonende [adres 4] te Deventer. Op 3 mei werd van de belastingdienst de informatie ontvangen. Hieruit is mij het volgende gebleken:
[naam 5] , BSN [nummer]
Inhoudingsplichtige: Gemeente Deventer, soort inkomen WWB
Verzamelinkomen jaar 2005: € 13.661,- voordeel uit sparen/beleggen: € 00.00,-
2006: €9.565,- € 00.00,-
2007: €13.535,- € 00.00,-
2008: €12.996,- € 00.00,-
2009: €16.849,- € 00.00,-
2010: €18.510,- € 00.00,-
[naam 8] , BSN [nummer]
Inhoudingsplichtige: Werknemersver., soort inkomen WAO/AAW/NWW
Verzamelinkomen jaar 2005: € 20.592,- voordeel uit sparen/beleggen: € 00.00,-
2006: €20.423,- € 00.00,-
2007: €22.297,- € 00.00,-
2008: €5.594,- € 00.00,-
2009: €16.397,- € 00.00,-
2010: €20.102,- € 00.00,-
De rechtbank overweegt het volgende met betrekking tot de door verdachte gestelde lening van € 100.000,00 van zijn schoonmoeder [naam 5] .
Verdachte heeft aanvankelijk bij de politie verklaard niet te weten van wie het bij de doorzoeking in zijn woning aangetroffen geldbedrag is en heeft vervolgens niet willen verklaren over wat er met het geld zou worden gedaan. Eerst tijdens de raadkamerzitting is naar voren gebracht dat het geld zou zijn geleend van zijn schoonmoeder. Daarvan is geen overeenkomst opgesteld.
De rechtbank stelt verder vast, dat uit de belastinggegevens van [naam 5] en haar partner blijkt dat zij beiden een uitkering ontvingen en dat zij geen voordeel uit sparen/beleggen hadden opgegeven in de periode van 2005 tot en met 2010, zodat uit de financiële situatie van [naam 5] en haar partner, zoals dat naar voren komt uit de gegevens van de belastingdienst, geen verklaring kan worden gevonden voor de legale herkomst van het geld.
Daarnaast is tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte administratie in beslag genomen en werd in deze administratie een bankrekeningafschrift d.d. 3 december 2009 aangetroffen van de rabobank studentenrekening op naam van de vrouw van verdachte [naam 4] waarop is te zien dat op 24 november 2009 een bedrag van € 293,00 wordt bijgeschreven met als omschrijving “ [naam 5] aflossing aan mw [naam 4] aflossing privé schuld”.Desgevraagd heeft de verdachte hierover ter terechtzitting verklaard dat hij daar niets van weet, want het betreft zijn vrouw. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat zijn schoonmoeder eind 2009 blijkens voormeld bankafschrift kennelijk heeft afgelost op een privéschuld aan de vrouw van verdachte de stelling dat de schoonmoeder van verdachte hem vervolgens in 2010 een bedrag van € 100.000,00 heeft uitgeleend minder geloofwaardig.
Verder is als bijlage bij eerder vermeld proces-verbaal van bevindingeneen lijst gevoegd “KTR kentekens op naam [naam 5] ” met een 12-tal kentekens die op naam hebben gestaan van [naam 5] in de periode van 28 mei 2001 tot en met 15 juni 2011. De rechtbank heeft door middel van raadpleging van openbare bronnen geconstateerd dat daarbij geen VW Golf is vermeld, en voorts blijkt uit dat overzicht ook overigens evenmin dat in 2003 enige wijziging in de kentekenregistratie op naam van [naam 5] heeft plaats gevonden, zodat er (ook) op dat punt twijfel is aangaande de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 5] .
Daarnaast blijkt uit een tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen bankboekje van de Halkbank te Gaziantep dat er op 30 juli 2010 een bedrag van 53.795,84 Turkse lira’s s oftewel (omgerekend naar de koers van 24 januari 2012) € 22.693,00 ten gunste van verdachte op een bankrekening stond.Verdachte heeft daarover ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij voormeld bedrag niet ten behoeve van de overname van de zaak in 2010 heeft opgenomen, omdat het niet genoeg was. Daarentegen heeft verdachte, aldus zijn verklaring ter terechtzitting, wel in 2010 het contante bedrag van € 100.000,00 van zijn schoonmoeder uit Turkije gehaald, wist hij niet waar zijn schoonmoeder voormeld bedrag in Turkije had laten bewaren/beheren en heeft hij vanwege de kosten geen gebruik willen maken van giraal verkeer. Een en ander wekt naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst bevreemding op.
Alles in ogenschouw nemende, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
Met betrekking tot het door de raadsvrouwe bij pleidooi gedane voorwaardelijke getuigenverzoek om [naam 5] en [naam 6] te horen overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd op welke punten [naam 5] en [naam 6] gehoord zouden moeten worden. Verder is het volgende van belang. Verdachte is geruime tijd uit de voorlopige hechtenis geschorst en heeft voldoende gelegenheid gehad zijn stellingen voor wat betreft de legale herkomst van het onder hem aangetroffen geldbedrag nader te onderbouwen. Hoewel de zaak van verdachte formeel niet is verwezen naar het kabinet RC voor het horen van getuigen, is de verdediging in het kader van het door de RC gedane onderzoek (waaronder het horen van getuigen in het buitenland) in de zaken van de medeverdachten uitgenodigd voor het stellen van vragen en opgeven van onderzoekswensen. Daarvan is door de verdediging in het geheel geen gebruik gemaakt. De verdachte heeft voorts geen verifieerbare gegevens verschaft op punten die eenvoudig te achterhalen moeten zijn geweest en van belang zijn om aan zijn stellingen een begin van geloofwaardigheid te verlenen, zoals bijvoorbeeld
- gegevens betreffende de overname door verdachte (en zijn vrouw) van een zaak van [naam 6] ad € 100.000,00 contant, zoals door verdachte is verklaard; maar vooral ook
- gegevens betreffende de herkomst van het geld van zijn schoonmoeder [naam 5] , zoals bijvoorbeeld stukken betreffende de overname van de zaak van [naam 5] ad € 69.000,00, stukken betreffende de koop en verkoop van de VW Golf door [naam 5] en stukken betreffende het sparen van een bedrag van € 12.000,00 door [naam 5] en voorts gegevens betreffende het bewaren/beheren van het geldbedrag van [naam 5] ad € 100.000,00 in Turkije.
Mede bezien in het licht van hetgeen hiervoor reeds is overwogen omtrent de geloofwaardigheid van de stelling van verdachte ten aanzien van de herkomt van het geld acht de rechtbank het niet noodzakelijk om alsnog [naam 5] en [naam 6] als getuigen te (doen) horen. Om die reden wordt het daartoe strekkende voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouwe afgewezen.
De rechtbank overweegt verder het volgende.
Uit het procesdossier is gebleken dat verdachte contacten heeft gehad met personen in het criminele circuit. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard contacten te hebben gehad met personen die er van zijn verdacht de Opiumwet te hebben overtreden. Verdachte zelf is reeds eerder veroordeeld voor een overtreding van de bepalingen van de Opiumwet. Daarnaast is in de woning van verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep (feit 3) en een vuurwapen met munitie (feit 4) aangetroffen. Er is aldus sprake van een witwastypologie en gelet op voormelde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en gelet voorts op de hoogte van het aangetroffen geldbedrag van € 106.775,00, de coupures waaruit dat geldbedrag grotendeels bestond - namelijk coupures die in het normale economische verkeer niet of nauwelijks worden gebruikt - is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van een misdrijf dat opzettelijk is begaan afkomstig is geweest en dat verdachte daar weet van heeft gehad. Verdachtes stelling dat hij het overgrote deel van het aangetroffen geldbedrag van zijn schoonmoeder had geleend en dat het geldbedrag een legale herkomst had is niet aannemelijk gemaakt, ondanks de gelegenheid die verdachte daartoe heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vorenbedoeld geldbedrag van € 106.775,00 heeft witgewassen.