ECLI:NL:RBZLY:2012:2187

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
187712/ HL ZA 11-830
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door de gemeente Almere met betrekking tot de verkoop van woonwagenstandplaats

In deze zaak vorderde eiser, die een woonwagenstandplaats huurt van de gemeente Almere, dat de gemeente hem de standplaats voor een symbolisch bedrag van 1 euro zou aanbieden. Eiser stelde dat de gemeente onrechtmatig handelde door deze aanbieding te weigeren, terwijl andere bewoners van het woonwagencentrum wel de mogelijkheid kregen om hun standplaats voor hetzelfde bedrag te kopen. De gemeente voerde aan dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de aankoop, omdat hij zijn woonwagen niet zelf had verplaatst, wat volgens de gemeente een vereiste was voor de aankoop voor 1 euro. De rechtbank oordeelde echter dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd dat eiser niet in aanmerking kwam voor de aanbieding. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de standplaats aan eiser moest aanbieden en dat zij een dwangsom moest betalen voor elke dag dat zij hieraan niet voldeed. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis werd uitgesproken op 22 februari 2012.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 187712/ HL ZA 11-830
Vonnis van 22 februari 2012
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. SJ.M. Jaasma te Amsterdam,
tegen
de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid
DE GEMEENTE ALMERE ,
gevestigd te Almere ,
gedaagde,
advocaat mr. T.C. Boer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het tussenvonnis van 12 oktober 2011
-de voorafgaand aan de comparitie van partijen door de gemeente aan de rechtbank en [eiser] toegezonden producties 6 en 7
-het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] huurt van de ( rechtsvoorganger van de ) gemeente een woonwagenstandplaats aan de [adres 1] te [woonplaats] . De moeder van [eiser] , mevrouw [moeder] (hierna te noemen: [moeder] ), huurt een woonwagenstandplaats van de (rechtsvoorganger van de) gemeente aan de [adres 2] te [woonplaats] . De gemeente is (thans) eigenaar van de percelen [adressen] .
2.2.
In verband met de ouderdom van de standplaatsen en de brandveiligheid heeft de gemeente enige jaren geleden besloten het woonwagencentrum waarin zich de woonwagenstandplaats van [eiser] bevindt (hierna te noemen: het woonwagencentrum), te renoveren en uit te breiden. Om de renovatie-en uitbreidingswerkzaamheden te kunnen laten plaatsvinden was het nodig dat de woonwagens (tijdelijk) van de respectievelijke standplaatsen werden gehaald. Sommige woonwagens zijn na het uitvoeren van de werkzaamheden teruggekeerd naar dezelfde standplaats terwijl anderen op een nieuwe standplaats zijn geplaatst.
2.3.
In een verslag van een op 13 september 2004 gehouden gesprek tussen de
gemeente, [eiser] en [moeder] staat onder meer vermeld:
"Verplaatsing -Zowel mevr. [moeder] als dhr. [eiser] zullen moeten opschuiven om een brandveilige situatie te doen ontstaan op deze strook bewoning en om voldoende ruimte te creëren voor de twee boventallige families. Mevr. [moeder] is bereid op te schuiven, mits zij voldoende compensatie (een hoog bedrag!) krijgt voor het te lijden leed en geheel nieuwe buitenbeplating. Als de wagen verplaatst wordt, dient dit sowieso door [naam] Transport BV te gebeuren. Bij deze verplaatsing willen zij de garantie, zwart op wit, dat de gevolgschade (verzakkingen, lekkages, e.d.), ook al is die wellicht pas na drie jaar zichtbaar, door de gemeente of de corporatie zal worden vergoed. [ .. . ] Kopen van de standplaats -De beide bewoners zijn bereid de standplaats na aanleg c.q. herinrichting te kopen mits er een reële marktconforme prijs voor wordt gevraagd. [ ... ]"
2.4.
In een brief van de gemeente aan [moeder] en [eiser] , gedateerd 14 mei 2009,
staat:
"Afspraken afwerken reconstructie percelen [adressen]
Geachte heer [eiser] en mevr. [moeder] ,
In afwachting van onderzoek naar mogelijkheden tot verkrijging en/of andere eigendomsconstructie wordt het volgende afgesproken:
1. De reconstructie wordt afgerond, de woonwagen van mevr. [moeder] wordt verplaatst en de reeds eerder gemaakte afspraken over hekwerken, beplatingen en verzekeringen worden door de gemeente gegarandeerd. De uitvoerend hoofdaannemer is RvB, onderaannemer voor de verplaatsing is [A] , conform eerder opgemaakte offerte.
2 Totdat er andere afspraken worden gemaakt blijft de huur, zoals die nu is, betaald worden aan [X] en blijft de huurovereenkomst met alle daarbij behorende rechten en plichten van kracht.
3 De verhuiskostenvergoedingen, mede bedoeld voor de in de destijds verstrekte brief aangegeven zaken, wordt uitgekeerd na reconstructie en instemming van de huurders met de reconstructie.
4 De huurders werken optimaal mee met de gemeente om de kosten voor de gemeente zo laag mogelijk te houden."
Deze brief is voor akkoord ondertekend door [eiser] , [moeder] en [M] , directeur stadsbeheer van de gemeente (hierna: [M] ).
2.5.
Van de twaalf standplaatsen in het woonwagencentrum zijn er tien voor het symbolische bedrag van 1 euro door de gemeente aan de respectieve bewoners verkocht. De gemeente heeft alleen nog de standplaatsen van [eiser] en [moeder] (de percelen [adressen] ) in eigendom.
2.6.
De gemeente heeft [eiser] de woonwagenstandplaats aan de [adres 1] te koop aangeboden voor een bedrag van € 25.626,00. [eiser] is niet op dit aanbod ingegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat de gemeente [woonplaats] de standplaats aan de [adres 1] binnen 1 week na betekening van dit vonnis voor een bedrag van 1 euro te koop aanbiedt aan [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.626,00 indien de gemeente dit nalaat, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2.
De gemeente voert verweer.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt als grondslag voor zijn vordering dat de gemeente onrechtmatig jegens hem handelt door te weigeren de standplaats aan hem te koop aan te bieden voor een bedrag van 1 euro, terwijl de gemeente de overige standplaatsen (met uitzondering van die van [moeder] ) wel allemaal voor 1 euro aan de respectievelijke bewoners heeft verkocht. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en daarmee onrechtmatig jegens hem, aldus [eiser] . [eiser] stelt als gevolg van het onrechtmatig handelen van de gemeente schade te lijden, omdat hem de eigendom van een standplaats voor een bedrag van 1 euro wordt onthouden.
4.2.
De gemeente heeft als verweer gevoerd dat er geen sprake is van gelijke gevallen en derhalve evenmin van schending van het gelijkheidsbeginsel. De gemeente heeft in dit verband gesteld dat als voorwaarde voor het verkrijgen van de standplaats voor 1 euro gold dat de bewoner zelf op eigen kosten zou zorgen voor verplaatsing van zijn woonwagen. Omdat [eiser] niet aan deze voorwaarde heeft willen voldoen en zijn woonwagen daarom op kosten van de gemeente is verplaatst, komt hij niet in aanmerking voor aankoop voor 1 euro, aldus de gemeente. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de gemeente gewezen op het hiervoor onder r.o. 2.3. deels geciteerde gespreksverslag van 13 september 2004.
4.3.
Met [eiser] is de rechtbank echter van oordeel dat dit gespreksverslag geen steun biedt voor de stelling van de gemeente dat [eiser] zijn woonwagen niet zelf wilde verplaatsen. Anders dan de gemeente ingang wil doen vinden valt in het verslag niet te lezen dat [eiser] destijds heeft gezegd dat hij zijn woonwagen niet zelf wil verplaatsen. Het gaat in de betreffende passage immers over de woonwagen van [moeder] . Bovendien was in 2004 nog geen sprake van de mogelijkheid dat bewoners onder bepaalde voorwaarden de standplaatsen voor 1 euro zouden kunnen kopen. [M] heeft desgevraagd tijdens de comparitie immers erkend dat de standplaatsen aanvankelijk aan de bewoners zijn aangeboden voor een bedrag van rond de € 25.000,00. Omdat daarna is gebleken dat de kosten van verplaatsing van de woonwagens en andere herinrichtingskosten veel hoger zouden uitkomen dan aanvankelijk was beraamd, heeft de gemeente vervolgens nieuwe overeenkomsten gemaakt waarbij de grond aan de bewoners voor 1 euro werd aangeboden op voorwaarde van zelfwerkzaamheid ten aanzien van verplaatsing van de woonwagens en overige werkzaamheden door de bewoners, aldus [M] . De aanbieding aan de bewoners voor 1 euro is eind 2008/begin 2009 of eind 2009/begin 2010 gedaan, aldus nog steeds [M] . De vermelding in een verslag uit 2004 dat ‘[...] beide bewoners [....] bereid [zijn] de standplaats na aanleg c.q. herinrichting te kopen mits er een reële marktconforme prijs voor wordt gevraagd' kan de gemeente dan ook niet baten.
4.4.
[eiser] heeft de stelling van de gemeente dat ook aan hem het aanbod voor 1 euro is gedaan gemotiveerd betwist. Volgens [eiser] heeft de gemeente voor de beoordeling van zijn situatie steeds ten onrechte rekening gehouden met de situatie van [moeder] : de gemeente ziet hem en zijn moeder als "één pakket", aldus [eiser] . Om in aanmerking te komen voor een aanbod voor 1 euro moest [eiser] zowel de woonwagen van [moeder] als zijn eigen woonwagen op eigen kosten verplaatsen. Het verplaatsen van de grote woonwagen van [moeder] kostte ongeveer € 60.000,00 terwijl de caravan van [eiser] eenvoudig en zonder al te veel kosten verplaatst kon worden. [eiser] kon de hoge kosten van de verplaatsing van zijn moeders woonwagen niet betalen en de gemeente weigerde om [moeder] te verhuizen als [eiser] niet de brief van 14 mei 2009 (zie r.o. 2.4.) zou ondertekenen, aldus nog steeds [eiser] .
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze stelling van [eiser] steun in de betreffende brief van 14 mei 2009. Deze brief is immers aan [eiser] en [moeder] gezamenlijk gericht, terwijl daarin (enkel) specifiek de verplaatsing van de woonwagen van [moeder] wordt genoemd. Anders dan de gemeente kennelijk wil betogen, kan de enkele ondertekening van deze brief door [eiser] dan ook niet worden beschouwd als het verwerpen van een aan [eiser] gericht aanbod om, onder de eerder genoemde voorwaarde van zelfwerkzaamheid ten aanzien van zijn eigen woonwagen, zijn standplaats voor 1 euro te kopen.
4.6.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het in het licht van deze gemotiveerde betwisting op de weg van de gemeente had gelegen om haar stelling, dat zij aan [eiser] hetzelfde aanbod (op dezelfde voorwaarden) heeft gedaan als aan de overige bewoners, nader had moeten onderbouwen. De gemeente heeft dit echter nagelaten en heeft volstaan met de blote stelling dat de gemeente aan [eiser] en [moeder] afzonderlijk het aanbod van 1 euro voor hun afzonderlijke kavels heeft gedaan. Volgens de gemeente zijn alle 12 overeenkomsten met het oorspronkelijke bedrag van ongeveer € 25.000,00 veranderd in overeenkomsten voor 1 euro en zijn deze nieuwe contracten met daarin de bijpassende voorwaarden bijna allemaal persoonlijk overhandigd. Hoewel de gemeente aldus een beroep doet op een document heeft zij, in strijd met het bepaalde in artikel 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzuimd om een afschrift hiervan in het geding te brengen. De gemeente heeft evenmin aangeboden om dit alsnog te doen.
4.7.
Voorgaande overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat het verweer van de gemeente onvoldoende is onderbouwd en daarom niet kan slagen.
4.8.
De gemeente heeft ter gelegenheid van de comparitie nog het verweer gevoerd dat uit de producties 6 en 7 blijkt dat [eiser] al geruime tijd niet (meer) in het woonwagencentrum woont zodat achteraf wordt bevestigd dat geen sprake is geweest van gelijke gevallen. Een van de gedachten was destijds niet alleen zelfwerkzaamheid maar ook het creëren van meer betrokkenheid van de bewoners doordat ze eigenaar in plaats van huurder zouden worden. [eiser] woont niet op het perceel en bij hem gaat deze gedachte dus niet op, aldus de gemeente. Dit verweer treft, wat er ook zij van de -door [eiser] weersproken -stelling dat [eiser] niet meer in het woonwagencentrum woont, geen doel. Gesteld noch gebleken is dat aan [eiser] en de overige bewoners de voorwaarde is gesteld dat zij daadwerkelijk in het woonwagencentrum moesten blijven wonen om in aanmerking te komen voor de aankoop tegen het symbolische bedrag.
4.9.
Nu het verweer van de gemeente wordt verworpen, komt de vordering van [eiser] voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank overweegt hierbij dat de rechter op grond van artikel 6:103 van het Burgerlijk Wetboek desgevorderd schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom kan toekennen en dat de gemeente geen verweer heeft gevoerd tegen deze vorm van schadevergoeding.
4.10.
De rechtbank acht het redelijk om de gemeente een termijn van 1 maand na betekening van dit vonnis te gunnen om het aanbod aan [eiser] te doen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.11
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht € 71,00
- salaris advocaat € 1.158,00 ( 2,0 punten x tarief € 579,00)
----------------
Totaal € 1.319,81

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de gemeente gehouden is om binnen één maand na betekening van dit vonnis de standplaats aan de [adres 1] voor een bedrag van 1 euro te koop aan te bieden aan [eiser] ,
5.2.
veroordeelt de gemeente om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.319,81, waarvan € 90,81 aan in debet gestelde explootkosten moet worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 5699.90.734 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.