ECLI:NL:RBZLY:2012:2185

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
24 juli 2015
Zaaknummer
204253 / KL ZA 12-357
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 december 2012 een vonnis uitgesproken in kort geding, waarin de stichting Woonstichting Centrada als eiseres optreedt tegen een gedaagde die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding, vergezeld van meerdere producties, en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 17 december 2012. De eiseres vordert de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoet aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder het hoofdverblijf in de woning en het onderhoud van het gehuurde. De eiseres heeft aangevoerd dat de gedaagde de woning aan derden verhuurt en niet tijdig de huur betaalt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijkheid is dat de bodemrechter de vordering tot ontbinding zal toewijzen, en dat de eiseres niet kan worden gevergd om een bodemprocedure af te wachten gezien de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de gevorderde machtiging tot ontruiming met behulp van de sterke arm, welke wordt afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van achterstallige huur en proceskosten aan eiseres. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 204253 / KL ZA 12-357
Vonnis in kort geding van 21 december 2012
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
advocaat mr. T. Mulder te Almere,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 1] , gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding met 14 producties
-de brief van 12 december 2012 met productie 15 t/m 17 van de zijde van eiseres
-de brief van 13 december 2012 met productie 18 en 19 van de zijde van eiseres
-de mondelinge behandeling op 17 december 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht
genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
2.2.
Tot toewijzing van een gevorderde ontruiming in kort geding kan worden overgegaan indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toewijst en van eiseres niet gevergd kan worden dat zij dit afwacht.
2.3.
Ingevolge artikel 6.3 van het op de huurovereenkomst toepasselijk huurreglement dient de huurder het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouding te bewonen en er zijn hoofdverblijf te hebben. Ingevolge artikel 6.4
dient de huurder het gehuurde te gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder
betaamt. Voorts volgt uit artikel 6.5. dat het de huurder uitsluitend met voorafgaande
schriftelijke toestemming van eiseres is toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven. Vast staat dat eiseres deze toestemming nimmer heeft verleend. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat gedaagde niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft, de woning aan derden verhuurt dan wel in gebruik heeft gegeven, de woning niet goed onderhoudt en de huur niet dan wel niet tijdig voldoet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiermee voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter de vordering van eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. Gezien de lange wachtlijsten bij eiseres en de duur van een bodemprocedure, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet van eiseres gevergd kan worden dat zij een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van eiseres dan ook toewijzen.
2.4.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat nu gedaagde over twee koopwoningen beschikt die hij voor commerciële verhuur aanwendt, hij niet langer tot de doelgroep van eiseres kan worden gerekend en om die reden de woning dient te verlaten en te ontruimen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De voorzieningenrechter begrijpt het belang van eiseres bij onderhavige vordering. Immers, eiseres is een toegelaten instelling in de zin van artikel 70 e.v. Woningwet en dient op grond van de Woningwet bij voorrang personen te huisvesten die door persoonlijke, financiële of andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van woonruimte. Door het gedrag van gedaagde wordt eiseres in het uitvoeren van deze taak belemmerd. Echter, noch uit de huurovereenkomst noch uit het op de huurovereenkomst van toepassing zijnde huurreglement volgt dat het niet is toegestaan dat een huurder naast het gehuurde over koopwoningen beschikt. Dit betekent dat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst en niet aannemelijk is dat de kantonrechter in de bodemprocedure de huurovereenkomst gaat ontbinden. Een vordering tot ontruiming vooruitlopend op de beslissing van de kantonrechter in de bodemprocedure kan op de onderhavige grond dan ook niet worden toegewezen. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid maakt dit oordeel niet anders.
2.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid I en art. 557 Rv overbodig is.
2.6.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.7.
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [woonplaats 2] met al degenen die zich daarin bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van eiseres, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 571,67 (vijfhonderd eenenzeventig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de afzonderlijke huurtermijnen vanaf het moment dat met betaling daarvan in verzuim is tot aan de dag der algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres te betalen een voorschot op de huur c.q. gebruiksvergoeding van € 556,93 per maand met ingang van 1 januari 2013 tot de datum van ontruiming van de woning, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment dat gedaagde met betaling daarvan in verzuim is tot aan de dag der algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.185,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012.