ECLI:NL:RBZLY:2012:2178

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 september 2012
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
201205 / KL ZA 12-255
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning in kort geding wegens handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 september 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Centrada en een gedaagde huurder. Centrada vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die verdacht werd van het handelen in verdovende middelen vanuit de woning. De procedure begon met een dagvaarding en verschillende correspondentie tussen de partijen, waarin Centrada de gedaagde had gesommeerd de huur te beëindigen na het ontvangen van informatie over de aanhouding van de gedaagde door de politie. De gedaagde had geen gehoor gegeven aan deze sommatie en Centrada besloot daarop een kort geding aan te spannen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor Centrada, gezien de lange wachtlijsten voor huurwoningen in de gemeente en het risico op schade en kraken van de woning. De rechter overwoog dat Centrada voldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter de huurovereenkomst zou ontbinden, gezien de strafrechtelijke veroordeling van de gedaagde voor het handelen in strijd met de Opiumwet. De gedaagde voerde verweer, maar de voorzieningenrechter ging hier niet in mee, onder andere omdat de gedaagde niet had aangetoond dat hij niet vanuit zijn woning handelde.

Uiteindelijk werd de vordering van Centrada tot ontruiming toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.A.M. Peper.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 201205/ KL ZA 12-255
Vonnis in kort geding van 10 september 2012
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTIG CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
advocaat mr. T. Mulder te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Lucas te Lelystad.
Partijen zullen hierna Centrada en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties
- de brief van 23 augustus 2012 van de zijde van [gedaagde]
- de brief van 24 augustus 2012 met 2 producties van de zijde van [gedaagde]
- de brief van 24 augustus 2012 met productie 9 van de zijde van Centrada
- de mondelinge behandeling op 27 augustus 2012
- de pleitnota van Centrada
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Centrada verhuurt aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats].
2.2.
Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Centrada van toepassing.
2.3.
Eind april 2012 ontving Centrada informatie waaruit bleek dat [gedaagde] was
aangehouden door de politie op verdenking van handel in verdovende middelen vanuit de
[adres]. [gedaagde] zou in maart 2012 zijn aangehouden en op dat moment nog steeds in
voorarrest zitten.
2.4.
Bij brief van 26 april 2012 heeft Centrada [gedaagde] het navolgende bericht:
"Op13
maart 2012 heeft de politie u aangehouden in verband met de handel in harddrugs onder andere vanuit uw woning, [adres]te [woonplaats]
Dit woongedrag tolereren wij niet.
Wij verwijzen naar ons huurreglement artikel6.12
"Het is huurder niet toegestaan in het
gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. "
Op grond hiervan sommeren wij u de huur met onmiddellijke ingang te beëindigen. U kunt dit doen door het bijgevoegde huuropzeggingsformulier geheel ingevuld en ondertekend aan ons te retourneren.
Indien u aan deze sommatie geen gehoor geeft zullen wij via een gerechtelijke procedure
beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming afdwingen. Volledigheidshalve
wijzen wij u erop dat de kosten van een dergelijke procedure u uiteraard in rekening
gebracht zullen worden. "
2.5.
Omdat een reactie uitbleef, heeft Centrada [gedaagde] bij brief van 7 juni 2012 opnieuw
aangeschreven.
2.6.
Bij brief van 21 juni 2012 heeft mr. M.J. Jongste Centrada bericht dat hij voor
[gedaagde] optreedt en heeft mr. Jongste verzocht om een kopie van de huurovereenkomst het huurreglement.
2.7.
Bij brief van 16 juni 2012 heeft Centrada de verzochte informatie toegestuurd.
2.8.
Eind juni 2012 heeft mr. Lucas zich telefonisch bij Centrada gemeld als de nieuwe
advocaat van [gedaagde].
2.9.
Op 28 juni 2012 heeft de meervoudige strafkamer [gedaagde] een gevangenisstraf voor
de duur van 30 maanden opgelegd waarvan 6 maanden voorwaardelijk in verband met het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet.\
2.10.
Bij brief van 2juli 2012 heeft Centrada haar standpunt nogmaals kenbaar gemaakt
en een termijn voor 5 dagen gegeven voor een reactie. Naar aanleiding van deze brief heeft mr. Lucas telefonisch om uitstel van de termijn verzocht opdat overleg met [gedaagde] kon plaatsvinden. Nadat medio juli 2012 geen reactie was ontvangen, heeft Centrada opnieuw een termijn gesteld, echter nimmer een reactie van [gedaagde] ontvangen.
2.11.
Op 12 juli 2012 heeft Centrada van de politie Flevoland een rapport t.b.v. derden
ontvangen. In dit rapport staat:
"Door de Politie [woonplaats] werd onder de onderzoeksnaam 25Tijger een onderzoek
opgestart naar een manspersoon genaamd:
[gedaagde]
Geboren te Curacao op 22 juni 1980
Wonende te [adres], 8224
EB [woonplaats]
Het onderzoek had betrekking op het dealen en het bezit van harddrugs.
Tijdens dit onderzoek werden diverse personen gehoord als verdachte.
Een persoon is als verdachte gehoord op21
maart 2012 te 16:00 uur. Deze persoon
verklaarde naar de woning van de verdachte te gaan, zowel [adres] als [adres]om drugs te kopen.
Een persoon is als verdachte gehoord op22
maart 2012 te 20:00 uur. Deze persoon
verklaarde [gedaagde] te bellen voor drugs en dat [gedaagde] dan aangaf naar 'hoog' of 'laag' te
komen. Met 'hoog' wordt bedoeld de woning op het [adres] en met 'laag' wordt
bedoeld de woning op het [adres]. "

3.Het geschil

3.1.
Centrada vordert [gedaagde] te veroordelen
1. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen te [postcode]
[woonplaats] aan [adres] met al degenen die zich daar bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te
leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken c.q. te gebruiken, met machtiging van Centrada de ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie
2. in de kosten van de procedure, met bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente over de
proceskosten verschuldigd is vanaf acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Centrada heeft aangevoerd dat haar spoedeisend belang is gelegen in het feit dat er
binnen de Gemeente [woonplaats] sprake is van lange wachtlijsten, oplopend tot meer dan vijf jaar en Centrada niet aan haar wettelijke taak kan voldoen op het moment dat zij dit soort gedrag tolereert en toestaat dat woonruimten die zij verhuurt gedurende langere tijd ongebruikt leeg staan, zulks nog los van het risico op schade, kraken enzovoorts. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voeren van een bodemprocedure vele maanden (gemiddeld zes tot twaalf maanden voor een procedure in eerste aanleg) vergt. Gedurende deze periode komt de woning niet vrij en kan Centrada de woning ook niet aanbieden aan een nieuwe kandidaat-huurder.
4.2.
[gedaagde] stelt dat Centrada geen spoedeisend belang heeft omdat hij de huur netjes
betaalt en niemand last heeft van hem. Voorts stelt [gedaagde] dat het door Centrada
aangevoerde spoedeisend belang de huurovereenkomst met hem niet raakt.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals terecht door Centrada
aangevoerd kan tot toewijzing van een gevorderde ontruiming in kort geding worden
overgegaan indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering tot
ontbinding van de huurovereenkomst toewijst en van eiseres niet gevergd kan worden dat zij dit afwacht. Centrada heeft aangevoerd dat spoedeisend belang is gelegen in de lange wachtlijsten en de lange duur van een bodemprocedure. Hierdoor kan niet van haar gevergd worden dat zij een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een spoedeisend belang voldoende is gebleken.
Ontruiming
4.4.
Centrada heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat het op grond
van artikel 6.12 van het huurreglement niet is toegestaan om in het gehuurde hennep te
kweken dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Hoewel het vonnis van de strafrechter op dit moment nog niet onherroepelijk is, is Centrada van mening dat er voldoende bewijs is van het feit dat [gedaagde] vanuit het door hem gehuurde heeft gehandeld in verdovende middelen. De verklaring die de politie heeft afgelegd is op dat punt meer dan overtuigend en daarnaast blijkt uit de strafrechtelijke veroordeling in eerste aanleg in meer dan voldoende mate van betrokkenheid van [gedaagde] bij de gepleegde strafbare feiten. Centrada is dan ook van mening dat voldoende aannemelijk is geworden dat de kantonrechter de huurovereen- komst met [gedaagde] zal ontbinden, zodat hieropvooruitlopende de ontruiming kan worden bevolen.
4.5.
[gedaagde] is van mening dat het nog maar de vraag is of de huurovereenkomst zal
worden ontbonden door de kantonrechter. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat hij niet
onherroepelijk is veroordeeld wegens het handelen in strijd met de Opiumwet en de
Geneesmiddelenwet en dat niet vaststaat dat hij vanuit zijn woning heeft gehandeld. [gedaagde] stelt dat de door Centrada overgelegde verklaring van de wijkagent onrechtmatig is verkregen. De daarin bedoelde getuigen zijn opgeroepen om in het kader van een
behoorlijke hoor- en wederhoor in de strafzaak te worden gehoord als getuige. Een kort
geding als de onderhavige leent zich er niet voor die personen als getuigen te horen, hetgeen in een eventuele ontbindingsprocedure wel tot de mogelijkheden behoort.
4.6.
De stelling van [gedaagde], dat hij niet onherroepelijk is veroordeeld, kan hem niet
baten. Voor zover [gedaagde] daarmee beoogd te ontkennen dat hij de strafbare feiten, waarvoor hij door de rechtbank bij vonnis van 28 juni 2012 is veroordeeld, heeft gepleegd, gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij. Nu de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is, heeft de uitspraak weliswaar geen dwingende bewijskracht, maar wel vrije bewijskracht. Feiten of omstandigheden waaruit zou moeten volgen dat [gedaagde] zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan de bewezen verklaarde handel in verdovende middelen, zijn gesteld noch gebleken.
Daarnaast volgt uit de eigen stellingen van [gedaagde] dat hij wenst deel te nemen aan het TRtraject (Terugdringen Recidive-traject). Deze wens verhoudt zich slecht met een ontkenning van de hem te laste gelegde strafbare feiten.
4.7.
Ook de stelling van [gedaagde] dat niet vaststaat dat hij vanuit zijn woning heeft
gehandeld kan hem niet baten. Nu Centrada haar stelling heeft onderbouwd met het verslag van de wijkagent van 12juli 2012, is een enkele betwisting van [gedaagde] onvoldoende. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om aannemelijk te maken van waaruit hij dan wel handelde. Daar komt bij dat [gedaagde] de verklaringen uit het verslag van de wijkagent niet heeft weersproken.
De stelling van [gedaagde] dat de verklaring van de wijkagent onrechtmatig is verkregen kan
hem eveneens niet baten. Het strafvorderlijke leerstuk van het onrechtmatig verkregen
bewijs kan niet zonder meer naar het civiele geding worden overgeplaatst. Een algemene
regel dat onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal te allen tijde buiten beschouwing moet
blijven, kan niet in het civiele proces worden aanvaard. Een dergelijke verplichte
bewijsuitsluiting zou niet te verenigen zijn met het in de wet verankerde beginsel, dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd. In het civiele proces heeft de rechter een grote vrijheid waar het gaat om de toelating en waardering van het bewijs. Grote
terughoudendheid dient te worden betracht alvorens wordt beslist, dat bepaald
bewijsmateriaal bij voorbaat wordt uitgesloten. De rechter zou zich dan immers de
mogelijkheid ontnemen om recht te doen op basis van de werkelijkheid, waarmee niet alleen een zwaarwegend algemeen belang in het gedrang zou komen, maar ook een rechtens te respecteren privé belang. Een ieder die in een civiele procedure betrokken is, heeft er immers aanspraak op, dat hij/zij in staat wordt gesteld om de rechter van de waarheid van gestelde feiten te overtuigen, in het bijzonder indien het feiten betreft die bewijs behoeven. Het in strijd met deze belangen uitsluiten van bewijsmateriaal kan slechts gerechtvaardigd zijn, indien andere, gelet op de omstandigheden van het geval (nog) zwaarder wegende belangen door de bewijsvergaring zijn geschonden. Dergelijke bijzondere belangen aan de zijde van [gedaagde] zijn i.c. echter gesteld noch aannemelijk geworden.
4.8.
Ten slotte gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat het
door Centrada overgelegde huurreglement dateert van ná de datum waarop de
huurovereenkomst met [gedaagde] is aangegaan. Uit de huurovereenkomst volgt immers dat de verhuurder gerechtigd is eenzijdig naar redelijkheid wijzigingen in het huurreglement aan te brengen en Centrada heeft onweersproken gesteld dat dit in dit geval is gebeurd.
4.9.
[gedaagde] heeft in het kader van de belangenafweging aangevoerd dat hij in
aanmerking komt voor een zogenoemd TR-traject (Terugdringen Recidive). In dat kader
bestaat de mogelijkheid om zodra 6 maanden zijn uitgezeten, een traject te gaan doorlopen dat gericht is op een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Onderdeel van dit traject is dat er verloven naar de thuisbasis zijn. Toewijzing van de vordering zou betekenen dat [gedaagde] zijn thuisbasis zou kwijtraken. Daarnaast acht [gedaagde] van belang dat wanneer de vorderingen worden toegewezen hij geen plek meer heeft waar hij omgang kan hebben met zijn kinderen.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van Centrada bij het
handhaven van het in de huurovereenkomst opgenomen verbod om vanuit de huurwoning te handelen in verdovende middelen, mede gelet op de leefbaarheid in de wijk en het terugdringen van de wachtlijsten dienen te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij het hebben van een thuisbasis in het kader van het zogenoemde TR-traject. De
voorzieningenrechter gaat voorbij aan het belang van [gedaagde] (en zijn kinderen) om de
volgens [gedaagde] bestaande omgangsregeling te realiseren in de woning. Die belangen had
[gedaagde] moeten laten prevaleren voordat hij vanuit zijn woning in verdovende middelen
handelde. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat
voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zal toewijzen. De voorzieningenrechter zal de
vordering van Centrada tot ontruiming van de woning dan ook toewijzen.
4.11.
De mede gevorderde machtiging op Centrada om de ontruiming zo nodig zelf, met
inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, wordt afgewezen. Uit artikel 556 lid I Rv
volgt dat Centrada de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen en dat gedwongen
ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Op grond van de parlementaire
geschiedenis van artikel 3:297 BW heeft Centrada voldoende aan een ontruimingsvonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat.
Centrada heeft dus geen rechterlijke machtiging nodig om de hulp van de deurwaarder in te schakelen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan [gedaagde] wordt betekend en dat aan [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen te ontruimen. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen bij de ontruiming, dan kan hij op grond van artikel 2 Politiewet - zonder dat daartoe een machtiging van de rechter nodig is - bijstand van de politie inroepen.
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten
worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Centrada worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal € 1.555,17

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning
aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] te ontruimen met al degenen die zich daar in
bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt en in oorspronkelijke, onbeschadigde en
schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels ten kantore van Centrada, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken dan wel te gebruiken.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Centrada tot op heden
begroot op € 1.555,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na dagtekening dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op
10 september 2012.