ECLI:NL:RBZLY:2012:2176

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
200012 / KL ZA 12-221
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van executiemaatregelen in alimentatiekwestie na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde eiser, na beëindiging van zijn geregistreerd partnerschap met gedaagde, de staking van executiemaatregelen met betrekking tot partneralimentatie. Eiser had op 1 januari 2012 de betaling van de alimentatie stopgezet, na een sms-bericht van gedaagde waarin zij aangaf dat hij kon stoppen met betalen. Gedaagde had eerder, bij beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage op 8 oktober 2008, alimentatie vastgesteld op € 418,- per maand. Eiser stelde dat er een overeenkomst tot beëindiging van de alimentatie was ontstaan door het sms-bericht van gedaagde, dat hij had geaccepteerd. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij door omstandigheden gedwongen was om terug te komen op haar eerdere beslissing om af te zien van alimentatie.

De voorzieningenrechter overwoog dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst indien er een juridische of feitelijke misslag is. De rechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat partijen waren overeengekomen dat eiser niet meer hoefde te voldoen aan zijn alimentatieverplichtingen. De vordering van eiser tot staking van de executie werd toegewezen, terwijl de vordering tot terugbetaling van reeds geïncasseerde bedragen werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 1 augustus 2012.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 200012/ KL ZA 12-221
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. I.M.G. Maste te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

l.I. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Op 16 mei 2002 hebben partijen hun huwelijk laten
omzetten in een geregistreerd partnerschap. Op 31 juli 2002 hebben zij hun geregistreerd partnerschap beëindigd.
2.2.
Bij beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 oktober 2008 is de
partneralimentatie met ingang van 4 oktober 2008 bepaald op € 418,- per maand.
2.3.
Op 4 november 2011 heeft [gedaagde] het navolgende sms-bericht aan [eiser]
gestuurd:
"per1
januari kan je stoppen met de alimentatie de drie maanden die ik nog tegoed heb
moet je nog voldoen en dan ben je van mij af'.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens nog drie maanden partneralimentatie voldaan en is met
ingang van 1 januari 2012 gestopt met betalen.
2.5.
Bij exploot van 22 mei 2012 heeft [gedaagde] de grosse van de beschikking van het
gerechtshof van 8 oktober 2008 aan [eiser] betekend en bevel gedaan om binnen twee
dagen een bedrag van € 2.378,84 te voldoen in verband met achterstallige
partneralimentatie.
2.6.
Op 23 mei 2012 heeft [eiser] per e-mail aan de deurwaarder bezwaar gemaakt
tegen de invordering van de alimentatie. Voorts heeft [eiser] de deurwaarder op de
hoogte gesteld van de sms van [gedaagde] van 4 november 2011.
2.7.
Per brief van 1 juni 2012 schrijft de deurwaarder aan [eiser]:
"Ingevolge uw e-mailbericht van23
mei 2012 delen wij u mede dat onze opdrachtgever niet meer afziet van partneralimentatie.(. . .)".

3.Het geschil

3 .1. [eiser] vordert:
Primair:
1. [gedaagde] te veroordelen tot het staken van de executie van de beschikking van de
rechtbank (de rechtbank begrijpt het gerechtshof) 's-Gravenhage van 8 oktober 2008.
Subsidiair:
2. [gedaagde] te bevelen de executie te schorsen totdat in de bodemprocedure het bedrag van de alimentatie is vastgesteld.
Zowel primair als subsidiair:
3. a. zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] nalatig blijft om aan dit vonnis te voldoen
b. voor zover [eiser] op de datum van de uitspraak al middels beslag alimentatie zou
hebben voldaan voor het tijdsbestek na 1 januari 2012, [gedaagde] te veroordelen tot het
terugbetalen van de teveel geïnde bedragen
4. dan wel een andere beslissing door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen
5. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering aangevoerd dat hij het smsbericht van [gedaagde] van 4 november 20 II heeft opgevat als een aanbod tot beëindiging van de alimentatie. [eiser] is van mening dat nu hij het aanbod van [gedaagde] heeft geaccepteerd en aan de overige vereisten voor het tot stand komen van de overeenkomst heeft voldaan, er een alimentatieovereenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] kan niet eenzijdig op deze afspraak terugkomen, aldus [eiser].
4.2.
[gedaagde] heeft ter zitting erkend dat zij het sms-bericht van 4 november 2011
heeft verzonden en dat haar bedoeling van het versturen daarvan was om de alimentatie te beëindigen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] de alimentatie niet altijd tijdig
voldeed en dat zij het zat was om er steeds om te moeten vragen. Voorts was [gedaagde] van mening dat zij in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. Toen zij later echter haar baan verloor, een lage werkeloosheidsuitkering kreeg en de gemeente geen aanvullende bijstand bleek te verstrekken omdat [gedaagde] volgens de gemeente recht heeft op partneralimentatie, had zij geen andere keuze dan terug te komen op haar besluit om af te zien van verdere alimentatie aanspraken, dit alles aldus [gedaagde].
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In een executiegeschil kan de
voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde
tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.4.
De vraag die thans aan de voorzieningenrechter voorligt, is of voorshands
voldoende aannemelijk is geworden dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] niet
meer hoeft te voldoen aan zijn verplichting alimentatie te betalen voor het door het
gerechtshof bij beschikking bepaalde bedrag.
Partijen kunnen ingevolge artikel 1: 157 BW bij overeenkomst afstand doen van de
onderhoudsbijdrage die de een aan de ander na de echtscheiding verschuldigd is. Op een
dergelijke overeenkomst zijn de gewone regels met betrekking tot overeenkomsten van
toepassing. Dat betekent dat de overeenkomst in beginsel vormvrij is en tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Nu tussen partijen vaststaat dat [gedaagde] het in r.o. 2.3 geciteerde sms-bericht heeft verstuurd met de bedoeling de partneralimentatie te beëindigen en [eiser] dit aanbod heeft aanvaard, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] niet meer hoeft te voldoen aan zijn verplichting alimentatie te betalen voor het door het gerechtshof bij beschikking bepaalde bedrag. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiser] tot staking van de executie van de beschikking van 8 oktober 2008 dan ook toewijzen.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een
dwangsom te verbinden. [eiser] heeft niet gesteld dat gevreesd moet worden dat [gedaagde]
dit vonnis niet zal naleven of dat de deurwaarder ondanks dit vonnis de bedoelde
executie zal voortzetten.
4.6.
De vordering tot terugbetaling van reeds geïncasseerde bedragen zal de
voorzieningenrechter afwijzen. Niet gesteld of gebleken is dat er reeds bedragen zijn
geïncasseerd.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden
gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [gedaagde] de tenuitvoerlegging van de beschikking van het gerechtshof' s-
Gravenhage van 8 oktober 2008, voor zover het de opgelegde partneralimentatie betreft, te staken,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere
partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op
1 augustus 2012.