ECLI:NL:RBZLY:2012:2173

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
20491 1 1 KL ZA 12-3 86
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van executie van een vonnis in kort geding tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [naam] Beheer B.V. en Royal Living B.V. [naam] Beheer vorderde een verbod voor Royal Living om over te gaan tot executie van een eerder vonnis van 8 augustus 2012, waarin [naam] Beheer was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 42.253,84 aan Royal Living. De achtergrond van het geschil ligt in een bouwopdracht die [naam] Beheer aan Royal Living had gegeven voor de bouw van een bedrijfshal, waarvoor onenigheid was ontstaan over onbetaalde facturen en de uitvoering van de werkzaamheden. Royal Living had executoriaal beslag gelegd op de bedrijfshal en de aandelen van [naam] Beheer in dochtervennootschappen, en had een executieveiling aangekondigd voor 19 december 2012.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [naam] Beheer afgewezen. De rechter oordeelde dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de executie door Royal Living misbruik van recht zou opleveren. De voorzieningenrechter overwoog dat Royal Living een executoriale titel had en dat de stelling van [naam] Beheer dat de veiling weinig zou opleveren, niet voldoende onderbouwd was. Ook de argumenten van [naam] Beheer over de gevolgen van de executie voor de nutsvoorzieningen en de betrokkenheid van derden werden door de rechter niet overtuigend geacht. De rechter concludeerde dat Royal Living haar recht om te executeren mocht uitoefenen en dat er geen reden was om de executie te schorsen.

De kosten van de procedure werden aan [naam] Beheer opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De rechter bepaalde dat [naam] Beheer de proceskosten van Royal Living diende te vergoeden, inclusief griffierecht en salaris advocaat, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer 1 rolnummer: 20491 1 1 KL ZA 12-3 86
Vonnis in kort geding van 14 december 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL LWING B.V.,
gevestigd te Urk,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna [naam] Beheer en Royal Living genoemd worden.

1.De procedure

1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • - de dagvaarding met 1 1 producties
  • - de brief van 7 december 2012 van Royal Living met 4 producties
  • - de mondelinge behandeling
  • - de pleitnota van [naam] Beheer
  • - de pleitnota van Royal Living.
1. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2. 1 . In oktober 2010 heeft [naam] Beheer Royal Living opdracht gegeven voor de bouw
van een bedrijfshal te [vestigingsplaats]. Bestuurder van [naam] Beheer is de heer [A] (hierna:
[A]). De bedrijfshal is gebouwd op een stuk grond dat in eigendom toebehoort aan
mevrouw [X] (hierna: [X]). [X] is de echtgenote van [A].
Eveneens in oktober 201 0 heeft [X] Royal Living opdracht gegeven voor de bouw van
een woning bij de bedrijfshal, op hetzelfde stuk grond.
2.2.
Op 14 maart 201 1 hebben [X] en [naam] Beheer een overeenkomst tot
vestiging van een zelfstandig recht van opstal gesloten voor de bedrijfshal op de grond die
in eigendom toebehoort aan [X]. Bij notariële akte van 21 april 2012 is het recht van
opstal gevestigd.
2.3.
Tijdens de bouw van de bedrijfshal is onenigheid ontstaan tussen [naam] Beheer en
Royal Living. Tussen [X] en Royal Living is onenigheid ontstaan over de bouw van de
bedrijfswoning.
2.4.
[naam] Beheer heeft diverse facturen van Royal Living onbetaald gelaten.
2.5.
In januari 2012 heeft Royal Living hekken rondom de bedrijfshal geplaatst en zich
beroepen op haar retentierecht.
2.6.
Bij vonnis van 8 augustus 2012 heeft deze rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad
verklaard vonnis [naam] Beheer veroordeeld om aan Royal Living te betalen een bedrag van
€ 42.253,84, vermeerderd met rente en kosten. Tegen dit vonnis heeft [naam] Beheer bij
Appèl dagvaarding van 2 november 2012 hoger beroep ingesteld.
2.7.
Bij deurwaardersexploot van 21 september 2012 heeft Royal Living executoriaal
beslag laten leggen op het recht van opstal. Daarnaast heeft Royal Living executoriaal
beslag laten leggen op de aandelen die [naam] Beheer in twee van haar
dochtervennootschappen houdt.
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 8 november 2012 heeft Royal Living de
voorgenomen executoriale veiling van de bedrijfshal op 19 december 2012 aan [naam]
Beheer laten aanzeggen.
2.9.
Op 30 november 2012 heeft [X] conservatoir derdenbeslag onder [naam]
Beheer, ten laste van Royal Living, laten leggen.
2. 10. [naam] Beheer heeft tot op heden niet voldaan aan het vonnis van 8 augustus 2012.

3.Het geschil

3 . 1 . [naam] Beheer vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, Royal Living verbiedt om over te gaan tot executie van het vonnis van
8 augustus 2012 in het algemeen, en in het bijzonder dat de voorzieningenrechter Royal
Living verbiedt om de executieveiling van de bedrijfshal op 19 december 2012 door te laten
gaan, totdat door het Gerechtshof in Arnhem in het door [naam] Beheer ingestelde hoger
beroep tegen het vonnis van 8 augustus 2012 definitief zal zijn beslist. Het voorgaande op
straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,00 voor iedere overtreding van dit
verbod en met veroordeling van Royal Living in de proceskosten.
3.2.
Royal Living voert verweer.
3 .3 . op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het standpunt van [naam] Beheer

4. 1 . [naam] Beheer grondt haar vorderingen op misbruik van recht door Royal Living.
Hiertoe voert zij het volgende aan.
4.2.
[naam] Beheer stelt dat de executoriale verkoop weinig tot niets zal opleveren. Zij
baseert deze stelling op de navolgende omstandigheden. De bedrijfshal is op grond van een
recht van opstal op een stuk grond van [X] gebouwd. Voor het recht van opstal betaalt
[naam] Beheer een maandelijkse retributie van € 300,00 aan [X]. Bovendien is de duur
van het recht van opstal beperkt in tijd, zodat de eigendom van de bedrijfshall op termijn zal
eindigen en aan de eigenaar van de grond zal toevallen. De veilingkoper is aan deze met het
recht van opstal verbonden voorwaarden gebonden, aldus [naam] Beheer. De bedrijfshall is
niet afgebouwd, zodat slechts een casco bedrijfshall zal worden geveild. Voorts rust op de
bedrijfshall een hypotheekrecht, welk recht in rang véér gaat op het retentierecht van Royal
Living. Ten slotte, zo stelt [naam] Beheer, heeft de gemeente Urk in haar bestemmingsplan
bepaald dat de bedrijfshall en de bedrijfswoning gezamenlijk een eenheid vormen. Door deze
gewenste eenheid zal de verkoop van enkel de bedrijfshall onaantrekkelijk zijn voor
potentiële kopers.
4.3 .
[naam] Beheer stelt voorts dat Royal Living de executoriale verkoop enkel wenst
uit te voeren met het doel om [naam] Beheer, [A] en [X] te schaden. Daartoe
voert [naam] Beheer aan dat Royal Living, hoewel zij weet dat de executieveiling haar niets
zal opleveren, deze toch door wil laten gaan. Voorts stelt [naam] Beheer dat Royal Living
haar in de voor Urk karakteristieke hechte gemeenschap bewust in een kwaad daglicht stelt
door haar afte schilderen als wanbetaler. Daarnaast heeft Royal Living buitensporig veel
aandacht gevestigd op het geschil tussen partijen door een grote reclamezuil aan het begin
van het dorp te plaatsen en door in social media als Facebook en Twitter onnodige
ruchtbaarheid aan het geschil te geven. Ten slotte wijst [naam] Beheer op het executoriale
beslag op haar aandelen in twee van haar dochtervennootschappen. Door dit beslag heeft
Royal Living volgens [naam] Beheer de keuze voor een voor [naam] Beheer minder
bezwarende wijze om haar vordering voldaan te krijgen. Nu zij een voor [naam] Beheer juist
zeer bezwarende wijze kiest maakt Royal Living misbruik van haar recht.
4.4.
De aansluitingen van de nutsvoorzieningen van de woning van [X] zijn in de
bedrijfshall gesitueerd, zodat verkoop van de bedrijfshall tot het bezwaarljke gevolg leidt dat
[X] enkel met toestemming van de nieuwe eigenaar deze aansluiting kan bereiken.
4.5.
Ten slotte heeft [X] (in het kader van de procedure die aanhangig is tussen De
Boer en Royal Living over de bedrijfswoning) een conservatoir derdenbeslag ten laste van
Royal Living onder [naam] Beheer gelegd, uit hoofde van een vordering die [X] op
Royal Living pretendeert te hebben. [naam] Beheer stelt dat zij als gevolg van dit beslag niet
meer bevrijdend aan Royal Living kan betalen. Hierdoor is het voor [naam] Beheer
onmogelijk om aan haar betalingsverplichting jegens Royal Living uit hoofde van het te
executeren vonnis te voldoen.

5.Het standpunt van Royal Living

5. 1 . Royal Living betwist dat sprake is van misbruik van recht. Zij wenst de
openstaande facturen betaald te krijgen. [naam] Beheer heeft tot op heden niet uit eigen
beweging betaald. Het vonnis van 8 augustus 2012 heeft niet tot betaling geleid, evenmin als
het door Royal Living gelegde executoriaal beslag op de bedrijfshall en de aandelen.
Hierdoor ziet Royal Living thans geen andere mogelijkheid dan tot executoriale verkoop
over te gaan.
5.2.
Anders dan [naam] Beheer, verwacht Royal Living een reële opbrengst van de
executoriale verkoop. Volgens Royal Living is er volop belangstelling voor de veiling.
Bovendien vertegenwoordigt de bedrijfshall een behoorlijke waarde, mede gelet op de
(bouw)materialen waarvan de hal is vervaardigd. Royal Living overweegt daarom ook zelf
op de hal te bieden. Voorts stelt [naam] Beheer zelf dat de bank de bedrijfshall als zekerheid
heeft aanvaard voor een hypothecaire lening aan [naam] Beheer van € 120.000,00. Anders
dan [naam] Beheer meent, stelt Royal Living dat zij haar retentierecht wel jegens de
hypotheekverstrekker kan tegenwerpen. In dat kader beroept zij zich op de artikelen 3:291
en 3:292 BW.
5.3.
Royal Living betwist voorts dat zij [naam] Beheer met de voorgenomen executie
bewust tracht te schaden. Met de ruchtbaarheid die zij op advies van de veilingnotaris aan de
verkoop heeft gegeven heeft Royal Living enkel beoogd een goede opbrengst te realiseren.
Dit is ook in het belang van [naam] Beheer. Ten aanzien van het beslag op de aandelen voert
Royal Living aan dat haar als schuldeiser van [naam] Beheer het recht toekomt zelf te
bepalen op welke vermogensbestanddelen van [naam] Beheer zij haar vordering verhaalt.
5.4.
Dat de aansluiting van de nutsvoorzieningen zich in de bedrijfshall bevindt, kan
volgens Royal Living niet aan tenuitvoerlegging van het vonnis in de weg staan. Dit
probleem is eenvoudig op te lossen door in overleg met de nieuwe eigenaar de aansluitingen
naar de bedrijfswoning te verplaatsen.
5.5.
Ten aanzien van het door [X] onder [naam] Beheer gelegde conservatoir
derdenbeslag voert Royal Living het volgende aan. Op [naam] Beheer rust ingevolge een
uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis een betalingsverplichting jegens Royal Living.
Hierdoor is volgens Royal Living geen sprake van een vrijwillige nakoming maar van een
verplichting tot betaling onder dwang van de door Royal Living voorgenomen executie.
Daardoor komt [naam] Beheer, anders dan zij zelf stelt, geen beroep op een
opschortingsrecht op grond van het bepaalde in artikel 475h Rv toe. Ten slotte heeft Royal
Living aangevoerd dat de conservatoir beslaglegger [X] is. Zij is geen partij bij de
onderhavige procedure. Of betaling door [naam] Beheer een onrechtmatige daad jegens De
Boer oplevert doet in dit kort geding niet ter zake. Bovendien zijn [A] en [X]
echtgenoten en kunnen [naam] Beheer en [X] daarom in dit geval materieel
vereenzelvigd worden, aldus Royal Living.

6.De beoordeling

6. 1 . In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een
vonnis slechts schorsen, indien zij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de
belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad -
geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot
tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis
klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging
op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan
de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een
onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
6.2.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Royal Living acht de
voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de veiling van de bedrijfshall een
dusdanig lage opbrengst zal opleveren dat voortzetting daarvan misbruik van recht aan de
zijde van Royal Living oplevert. Royal Living heeft onweersproken gesteld dat er veel
belangstelling is voor de veiling en volgens de eigen stelling van [naam] Beheer heeft de
bank in ruil voor een hypothecaire lening van € 120.000,00 een recht van hypotheek op de
bedrijfshall heeft aanvaard.
Met de stelling dat het hypotheekrecht van de bank vóór het retentierecht gaat, miskent
[naam] Beheer dat Royal Living al beschikt over een executoriale titel en de
hypotheekhoudster(s) blijkens het als productie 2 door [naam] Beheer overgelegde exploot
heeft/hebben verzuimd de executie over te nemen.
Bovendien is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Royal Living, anders dan
[naam] Beheer heeft gesteld, ingevolge artikel 3 :29 1 lid 2 BW haar retentierecht jegens de
hypotheekverstrekker kan inroepen. De vordering van Royal Living op [naam] Beheer komt
voort uit de overeenkomst van opdracht tot bouw van de bedrijfshall en onweersproken is
door Royal Living gesteld dat [naam] Beheer bevoegd was deze overeenkomst met Royal
Living te sluiten omdat de bank de financiering nu juist met het oog op de bouw van de
bedrijfshall heeft verstrekt.
6.3.
Royal Living heeft gemotiveerd betwist dat zij de executieverkoop wenst voort te
zetten met het enkele oogmerk om [naam] Beheer te schaden. Gelet hierop acht de
voorzieningenrechter hetgeen [naam] Beheer dienaangaande heeft gesteld onvoldoende om
dit oogmerk aan te nemen. De stelling dat de veiling niets zal opleveren is hiervoor
beoordeeld. De stelling van [naam] Beheer dat Royal Living haar via Twitter en Facebook
zwart maakt is niet geconcretiseerd en op geen enkele wijze onderbouwd. Het enkele feit dat
een bord geplaatst is waarop de veiling wordt aangekondigd is een niet ongebruikelijke
wijze om zoveel mogelijk potentiële kopers te attenderen op de voorgenomen veiling.
6.4.
Het enkele feit dat de aansluitingen van de nutsvoorzieningen van de
bedrijfswoning in de bedrijfshall zijn aangelegd, acht de voorzieningenrechter onvoldoende
om tot misbruik van recht te komen. Deze situatie leidt niet tot een noodtoestand aan de
zijde van [naam] Beheer.
[A] en [X] hebben zelf(om hen moverende redenen) gekozen voor een
constructie waarin de eigendom van de bedrijfshall en de bedrijfswoning niet bij dezelfde
(rechts)persoon ligt. Deze omstandigheid kan [naam] Beheer dan ook niet in het kader van
een executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis aan Royal Living
tegenwerpen. Hetzelfde geldt met betrekking tot de stelling — wat daar verder ook van zij —
dat de gemeente Urk niet akkoord gaat “met het verkopen van de bedrijfshal zonder dat de
bedrijfswoning daarbij wordt betrokken.” De voorzieningenrechter kan [naam] Beheer in dit
verband niet volgen in haar standpunt dat door toedoen van Royal Living “de
bedrijfswoning en de bedrijfshall nu uit elkaar [wordt] gehaald.” [naam] Beheer en [X]
hadden dat immers zelf al door middel van het vestigen van het recht van opstal
bewerkstelligd.
6.5.
Het op verzoek van [X] op 30 november 2012 ten laste van Royal Living
onder [naam] Beheer gelegde derdenbeslag betreft een conservatoir beslag (en niet een
executoriaal beslag zoals [naam] Beheer in punt 71 van de dagvaarding heeft gesteld). Dit
beslag kan dan ook niet aan de executie van het uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in
de weg staan. Niet valt in te zien waarom dit conservatoir derdenbeslag de voortzetting van
de executie in dit geval onrechtmatig jegens [naam] Beheer zou doen zijn.
6.6.
Nu bovendien gesteld noch gebleken is dat het te executeren vonnis op een
juridische of feitelijke misslag berust of dat sprake is van een noodtoestand aan de zijde van
[naam] Beheer, is ook op dit punt niet vast komen te staan dat Royal Living misbruik van
haar recht maakt. Het is aan Royal Living om afte wegen of zij het risico wil nemen van
een eventueel (deels) andersluidende beslissing in hoger beroep.
6.7.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [naam]
Beheer afwijzen.
6.8.
[naam] Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van Royal Living worden begroot op:
-griffierecht € 575,00
- salaris advocaat € 904,00
Totaal € 1.479,00

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
7. 1 . wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [naam] Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Royal Living tot op
heden begroot op € 1 .479,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6: 1 19 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit
vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3 .
veroordeelt [naam] Beheer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00
aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam] Beheer niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de
uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de
explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente
als bedoeld in art. 6: 1 19 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de
betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op
14 december 2012