ECLI:NL:RBZLY:2012:2170
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over omgangsregeling tussen ouders na beëindiging van affectieve relatie
In deze zaak, die op 17 december 2012 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, vorderde de man, eiser, omgang met zijn kinderen na de beëindiging van zijn relatie met de vrouw, gedaagde. De partijen, die in 2009 hun affectieve relatie beëindigden, hebben samen twee minderjarige kinderen. De man heeft een verzoekschrift ingediend om gezamenlijk gezag over het jongste kind te verkrijgen, terwijl de vrouw alleen belast is met het gezag over het oudste kind. De man vorderde een omgangsregeling die inhield dat hij zijn kinderen elk weekend en de helft van de schoolvakanties zou zien, met specifieke afspraken over verjaardagen en Moeder- en Vaderdag.
De vrouw voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vordering, alsook het bestaan van een overeenkomst over de omgang. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor de door hem gestelde omgangsregeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen voldoende spoedeisend belang was voor de gevorderde omgangsregeling, aangezien de man de kinderen al regelmatig ziet. De rechtbank benadrukte dat in kort geding geen definitieve regeling kan worden vastgesteld, maar enkel een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De vordering van de man werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzieningenrechter, mr. F.G. van Arem.