Aorta heeft aan haar stelling dat [A] c.s. tekort zijn geschoten ten grondslag gelegd dat zij - bij herhaling - in gebreke zijn gebleven informatie / “een helder overzicht van de stand van zaken” te geven over de bij [A] B.V. in behandeling zijnde incassozaken. Een andere feitelijke grondslag heeft de kantonrechter niet in de reconventionele stellingen van Aorta kunnen lezen. [A] c.s. hebben daartegen aangevoerd dat zij telkens - uit eigener beweging en op verzoek - informatie hebben verschaft over de in behandeling zijnde zaken, in welk kader zij zich hebben beroepen op gehouden besprekingen, mailverkeer en overgelegde overzichten.
7.1
Partijen hebben gesteld en dit is evenmin anderszins gebleken dat de incasso-overeenkomst - de volgens [A] c.s. toepasselijke algemene voorwaarden daaronder begrepen - voorzien in een regeling omtrent de wijze waarop en met welke inhoud [A] c.s. Aorta op de hoogte zouden houden omtrent de in de individuele dossiers ondernomen activiteiten en de ontwikkelingen daarin, eventuele ontvangsten daaronder begrepen. In de brief van 19 september 2007, zoals weergegeven in sub d. van de vaststaande feiten, is niet meer te lezen dan dat [A] B.V. Aorta in beginsel eens per kwartaal zou informeren.
Dit heeft tot gevolg dat [A] c.s. als opdrachtnemers gehouden zijn om op de voet van het bepaalde in artikel 7:403 BW Aorta te informeren over de uitvoering en de voltooiing van de opdracht, waarbij zij tevens nauwkeurig rekening dienen af te leggen van de inkomsten en de uitgaven/kosten en overigens hun handelen in de dossiers dienen te verantwoorden.
7.2
[A] c.s. hebben bij hun conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat zij Aorta periodiek op de hoogte heeft gehouden van de voortgang in de dossiers via toezending per mail van Excel-bestanden, een ‘stand van zaken’-lijst en toegepaste coderingen. Ter onderbouwing daarvan hebben [A] c.s. - als voorbeeld - verwezen naar een overgelegd mailbericht van 12 oktober 2009 met als bijlage een dossieroverzicht ‘12 oktober 2009’. Dat overzicht telt slechts 1 pagina en betreft een algemene opstelling van het aantal zaken, de gemiddelde looptijd daarvan, de in behandeling zijnde hoofdsom in totaal, de totale kosten, het totaal aan betalingen, het bedrag aan tussentijdse verrekening en het gemiddelde bedrag aan hoofdsom, betalingen, en kosten. Het begeleidend mailbericht bevat geen andere, zelfstandige informatie.
7.3
[A] c.s. hebben geen andere stukken overgelegd waaruit kan blijken dat zij wezenlijk op een andere wijze informatie hebben verschaft, dan hiervoor weergegeven. [A] c.s. hebben bij conclusie van dupliek in reconventie nog wel in algemene bewoordingen gesteld dat zij op alle dossiers waarin werd gewerkt, Aorta op dossierniveau en portefeuilleniveau op de hoogte heeft gehouden doch dat ‘het hen te ver gaat om al die honderden brieven en rapportages over te leggen. Nu [A] c.s. geen inzicht hebben gegeven in wat die brieven en rapportages zouden bevatten, zij die brieven en rapportages evenmin anderszins hebben toegelicht en evenmin - als voorbeeld - enige brieven en/of rapportages ter onderbouwing van haar stelling hebben overgelegd, gaat de kantonrechter voorbij aan die weinig concrete stellingname. Er is daardoor evenmin aanleiding om [A] c.s. alsnog in de gelegenheid dergelijke brieven en rapportages in het geding te brengen, zoals zij hebben aangeboden.
7.4
Aorta heeft bij haar eis in reconventie nog van [A] c.s. verkregen overzichten (‘Mutaties Kas Bank Giro’) overgelegd doch daaruit kan de kantonrechter zonder nadere toelichting die ontbreekt, niets ter zake dienend opmaken. Hetzelfde geldt voor de door Aorta van [A] c.s. verkregen debiteurenlijsten. Tot slot heeft Aorta nog in het geding gebracht de door haar van [A] c.s. verkregen opgaven van tussentijdse afdrachten d.d. 27 en 31 december 2010. In die opgaven wordt weliswaar per met naam genoemd dossier opgegeven welk bedrag zal worden gestort doch de opbouw van dat bedrag per dossier is niet gespecificeerd of anderszins toegelicht.
7.5
Met Aorta is de kantonrechter van oordeel dat de mailberichten en overzichten als bedoeld in overweging 7.2 niet voldoen aan hetgeen van [A] c.s. op de voet van artikel 7:403 BW mocht worden gevergd. Dit geldt te meer indien daarbij betrokken wordt dat onduidelijk is gebleven hoe [A] c.s. - per dossier en in totaal - tot de door hen opgevoerde kosten zijn gekomen, hoeveel en welke dossiers nu zijn afgesloten, welk bedrag door [A] c.s. ten behoeve van Aorta is ontvangen, Aorta een bedrag van € 25.850,00 in totaal onder [A] B.V. heeft gestort ter delging van de te harer behoeve te maken kosten, [A] c.s. tot op heden nog geen afdracht aan Aorta heeft gedaan en [A] c.s. zich op het standpunt stellen dat Aorta desondanks tot en met 22 april 2010 een bedrag van € 18.118,98 exclusief rente en kosten aan [A] c.s. verschuldigd zou zijn.
7.6
Uit de onweersproken gebleven stukken blijkt dat Aorta [A] B.V. herhaaldelijk heeft aangesproken op het haars inziens uitblijven van ‘heldere informatie’ over de individuele dossiers. Doordat, zoals overwogen, [A] c.s. hebben nagelaten adequate informatie te verstrekken, is van een en ander de slotsom dat [A] c.s. tekort zijn geschoten in de dienaangaande uit de incasso-overeenkomst voortvloeiende verplichting. Aorta mocht dan ook de incasso-overeenkomst buitengerechtelijk ontbinden, zoals zij ook per brief van 8 september 2011 aan [A] c.s. heeft medegedeeld. Daardoor zijn de gevorderde verklaringen voor recht sub 1. en 2. toewijsbaar als nader in het dictum te melden.
8.
Aorta en YH hebben voorts aangevoerd dat [A] c.s. onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld. Dit onrechtmatig handelen bestaat volgens hen eruit ‘dat [A] B.V. een debiteurenportefeuille in beheer heeft gekregen en deze portefeuille ten eigen nutte heeft uitgewonnen, op een wijze die een deurwaarder onwaardig is.’
8.1
Volgens vaste jurisprudentie handelt een contractuele partij jegens zijn wederpartij slechts dan onrechtmatig indien de gedraging waarop het onrechtmatig handelen wordt gebaseerd onafhankelijk van de schending van een contractuele verbintenis een onrechtmatige daad oplevert, zoals bijvoorbeeld het geval is bij zaaksbeschadiging. Dergelijke gevallen zijn uitzonderingsgevallen.
8.2
Wat Aorta hier aan [A] c.s. verwijt, betreft in wezen een schending van een contractuele verplichting. Dat zulks, en op grond waarvan, tevens een onrechtmatige daad van [A] c.s. zou opleveren, is echter niet nader toegelicht, nog daargelaten dat Aorta de hierbedoelde stelling niet (mede) ten grondslag heeft gelegd aan haar op een toerekenbare tekortkoming gebaseerde gevorderde verklaring voor recht. De kantonrechter gaat daardoor aan die stelling en de daarop gebaseerde vordering als onvoldoende onderbouwd voorbij.
8.3
Volgens vaste jurisprudentie kan een handeling die wanprestatie oplevert jegens een contractspartij, onrechtmatig zijn jegens een derde. De kantonrechter vermag zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien dat voormelde schending van de op [A] c.s. rustende informatieplicht jegens Aorta tevens een onrechtmatige daad jegens YH zou opleveren. Voorts laat zich niet inzien dat de hiervoor in overweging 8. bedoelde handeling, die Aorta in haar contractuele verhouding tot [A] c.s. niet als een tekortkoming heeft aangemerkt, onrechtmatig zou zijn jegens YH. Voor beide conclusies heeft YH te weinig aangevoerd.
8.4
Het gevolg van het bovenstaande is dat de sub 3. gevorderde verklaring voor recht als onvoldoende onderbouwd niet voor toewijzing vatbaar is.
9.
Aorta en YH vorderen met hun vorderingen sub 4. en 5. een waardevergoeding als bedoeld in artikel 6:272 BW en de vergoeding van schade, een voorschot daarop daaronder begrepen.
9.1
In overweging 6. is al overwogen dat YH in de vordering sub 4., voor zover betreffende bedoelde waardevergoeding, niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.2
Zoals hiervoor is overwogen, kan niet worden vastgesteld dat [A] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld omdat daarvoor onvoldoende is aangevoerd. Aorta heeft voorts onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat voormelde schending van de op [A] c.s. rustende informatieplicht heeft geleid tot schade, ook indien deze schade zou bestaan uit gederfde rente. Dat heeft tot gevolg dat de daarop voortbouwende vordering tot vergoeding van schade als verwoord in de vorderingen sub 4. en 5. niet toewijsbaar is, daaronder begrepen een verwijzing naar een schadestaatprocedure als bedoeld in artikel 612 Rv e.v. Gelet op het toepassingsgebied van die procedure is die regeling niet van toepassing op een verplichting tot waardevergoeding als bedoeld in artikel 6:272 BW. Een en ander betekent dat vordering sub 6. evenmin voor toewijzing vatbaar is.
9.3
Uit de ontbinding vloeit ingevolge het bepaalde in artikel 6:271 BW voort dat partijen de reeds ontvangen prestaties ongedaan dienen te maken, waarbij artikel 6:272 BW bepaalt dat indien de prestatie naar haar aard onvatbaar is voor restitutie daarvoor in de plaats treedt een verbintenis tot waardevergoeding. Uitgangspunt is daarbij dat de economische waarde van de reeds verrichte prestatie wordt vergoed, tenzij de verrichte prestatie niet aan de oorspronkelijke verbintenis heeft beantwoord. In zo’n geval dient te worden vergoed de werkelijke waarde ofwel de subjectieve waarde die de prestatie voor de ontvanger heeft gehad.
9.4
Nu [A] c.s. voor Aorta incassowerkzaamheden hebben verricht en deze diensten naar hun aard niet vatbaar zijn voor ongedaanmaking dient daarvan de waarde te worden vergoed. In dit geval is de ontbinding gegrond op een toerekenbare tekortkoming in de verplichting tot het periodiek verschaffen van heldere informatie over de uitvoering van de opdracht en de mate waarin deze was voltooid. Een dergelijke schending betekent niet dat de incasso-werkzaamheden zelve niet aan de overeenkomst hebben beantwoord, zodat van die prestatie de economische waarde dient te worden vergoed.
9.5
Wat betreft voormelde waarde geldt het volgende.
9.5.1
Het staat vast dat Aorta ter bestrijding van de door [A] c.s. te maken kosten bij de
incassowerkzaamheden in totaal een bedrag van € 25.850,00 in depot aan [A] B.V. heeft betaald.
9.5.2
[A] B.V. heeft volgens haar eigen opgaaf d.d. 31 december 2010 voor Aorta in ieder geval tot dat moment een bedrag van € 23.479,95 geïnd. Die opgaaf is weliswaar gespecificeerd naar individueel dossier, maar onduidelijk is gebleven hoe die opgaaf zich verhoudt tot het bedrag van € 25.135,39, welk bedrag volgens de door [A] c.s. opgestelde ‘statistiek cliënt’ d.d. 12 oktober 2009 voor Aorta ontvangen zou zijn. [A] c.s. hebben in deze procedure geen informatie verstrekt over welk bedrag zij in totaal voor Aorta hebben ontvangen, ondanks daartoe expliciet aangevoerde stellingen van Aorta. [A] c.s. hebben ook niet weersproken dat zij buiten rechte die informatie evenmin hebben verschaft. Welk bedrag [A] c.s. op de door Aorta overgedragen dossiers heeft geïncasseerd, is dan ook onduidelijk gebleven. Die informatie dienen [A] c.s. alsnog te verschaffen.
9.5.3
Uit wat in conventie is overwogen, volgt dat tot zover niet duidelijk is geworden welk bedrag aan kosten [A] c.s. hebben gemaakt en aan de hand van welke maatstaf zij tot de door hen gestelde kosten zijn gekomen. Dat inzicht hebben [A] c.s. alsnog te geven, waarbij zij voor de tussen hen geldende tariefafspraken in de eerste plaats uit hebben te gaan van de inhoud van het gespreksverslag d.d. 4 mei 2007 als weergegeven in b. van de vaststaande feiten. Anders dan [A] c.s. menen, kan niet worden aangenomen dat de in sub d. van de vaststaande weergegeven brief van 19 september 2007 (de inhoud van) de incasso-overeenkomst van partijen belichaamt. Aorta heeft dat expliciet bestreden, waarbij opvalt - en door [A] c.s. onverklaard is gelaten - dat de brief van 19 september 2007 refereert aan slechts één dossier, te weten ‘Your Hosting B.V./[B]’ met dossiernummer ‘63228’, zodat zich al niet laat inzien dat die brief ook voor andere - overgedragen en nog over te dragen - dossiers zou gelden. Daarnaast volgt uit de overgelegde mailberichten van eind augustus 2007 dat toen al de eerste zaken aan [A] B.V. zijn overgedragen en dat de overdracht van meer dan 1.000 dossiers werd voorzien. In die mailberichten van eind augustus 2007 en begin september 2007 is geen aanwijzing te vinden dat Aorta de opdracht aan [A] c.s. heeft verleend op andere voorwaarden dan vastgelegd in voormeld verslag. Nu [A] c.s., anders dan ten aanzien van andere feitelijkheden, geen concreet bewijs hebben aangeboden van haar standpunt ter zake, zal daaraan voorbij worden gegaan en de inhoud van het gespreksverslag van 4 mei 2007 tot uitgangspunt worden genomen. Uit een en ander volgt dat evenmin kan worden aangenomen dat op de overeenkomst van partijen van toepassing zijn de door [A] c.s. gestelde algemene voorwaarden.
9.6
Partijen hebben naar het oordeel van de kantonrechter er thans vanuit te gaan dat voorts een onderzoek van de deskundige noodzakelijk is om duidelijkheid te verkrijgen over het totaalbedrag dat door [A] c.s. voor Aorta is geïncasseerd en de kosten die daar in mindering op mogen strekken. Of een deskundigenonderzoek zal worden gelast, hangt af van de beoordeling van de nader te verstrekken gegevens als hiervoor bedoeld.
9.6.1
Het deskundigenonderzoek zal zich daarbij hebben te richten op de dossiers van Aorta waarin door of namens [A] c.s. incassowerkzaamheden zijn verricht. Partijen dienen dan op te geven welke dossiers [A] c.s. onder zich hebben en welke dossiers (inmiddels) aan Aorta zijn teruggegeven. Het deskundigenonderzoek zal dan mede hebben te zien op de in de individuele dossiers ontvangen bedragen en de ter zake aan Aorta door te belasten kosten, rekening houdend met de door de betreffende debiteuren betaalde vergoedingen en met de tariefafspraken als vervat in het gespreksverslag van 4 april 2007.
9.6.2
De zaak zal dan ook uit proceseconomische redenen tevens naar de hierna te melden rolzitting worden verwezen voor uitlating door partijen over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) te stellen vragen.
9.6.3
Op grond van de omstandigheden van dit geding, in het bijzonder daaronder begrepen de omstandigheid dat [A] c.s. de op hen rustende informatieverplichting hebben geschonden, hebben [A] c.s. er thans vanuit te gaan dat zij de aangewezen partij zijn om een voorschot ter griffie te deponeren, zodat daaruit het loon en de kosten van de deskundige kunnen worden voldaan, en dat dit voorschot een aanmerkelijk bedrag zal zijn, nu, naast de administratie van [A] c.s., kennelijk meer dan 1.000 dossiers van Aorta aan een onderzoek onderworpen zullen moeten worden.
10.
De beslissing in conventie zal worden aangehouden totdat in de reconventie kan worden beslist. De kantonrechter acht daardoor voldoende aanleiding aanwezig om tussentijds hoger beroep toe te staan.
11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.