ECLI:NL:RBZLY:2011:BZ6314

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 december 2011
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 11/1739
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen bouwvergunning vereist voor de bouw van een carport bij een recreatiewoning op bungalowpark Parc Salland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Alkmaar, en het college van burgemeester en wethouders van Raalte. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, waarin werd medegedeeld dat voor de bouw van een carport bij zijn recreatiewoning op bungalowpark Parc Salland geen omgevingsvergunning vereist was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 november 2011, waarbij zowel de eiser als de belanghebbende aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning vereist is voor het bouwen van een bouwwerk, maar dat er uitzonderingen zijn, zoals voor bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied.

De rechtbank concludeerde dat de carport, die slechts één wand heeft en geen zolderverdieping, als een ander bouwwerk kan worden aangemerkt en dus niet onder de vergunningplicht valt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geconcludeerd dat de carport binnen de geldende bestemming van het bestemmingsplan viel en dat er geen strijd was met de statuten van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van verweerder om geen omgevingsvergunning te vereisen, werd bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder bouwwerken kunnen worden geplaatst zonder dat een vergunning nodig is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/1739
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser]
wonende te Alkmaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
gevestigd te Raalte, verweerder
[belanghebbende], wonende te Hazerswoude-dorp, belanghebbende.
Procesverloop
Op 26 februari 2011 heeft [belanghebbende] (hierna ook: belanghebbende) bij verweerder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een carport bij zijn recreatiewoning op bungalowpark “Parc Salland” te Heeten.
Hierop heeft verweerder bij besluit van 5 april 2011 aan [belanghebbende]elanghebbende medegedeeld dat voor de bouw van een carport als hiervoor bedoeld geen bouwvergunning is vereist.
Het door eiser daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 6 juli 2011 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 9 november 2011 behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.B.M. Droste. Daarnaast is belanghebbende verschenen.
Overwegingen
1. In geschil is of verweerder terecht aan belanghebbende, op zijn verzoek om een bouwvergunning voor het plaatsen van een carport bij zijn recreatiewoning op “Parc Salland”, heeft medegedeeld dat daarvoor geen omgevingsvergunning vereist is.
Volgens eiser mag verweerder, gelet op de statuten van de Vereniging van Eigenaren
Bungalowpark Parc Salland (hierna: VvE) en de onderlinge afspraken tussen de eigenaren van de recreatiewoningen, niet aan een individuele eigenaar een overkapping toestaan zonder omgevingsvergunning, maar dient verweerder zich daarvoor te wenden tot de VvE.
Daarnaast is eiser van mening dat de bouw van de carport door [belanghebbende] in strijd is met het bestemmingsplan, nu het niet de bedoeling van het bestemmingsplan is geweest dat er wordt bijgebouwd op het bewoonde gedeelte van het bestemmingsplan. Volgens eiser mag er slechts worden bijgebouwd op het resterende gedeelte.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1 Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geen omgevingsvergunning vereist voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, indien deze activiteit betrekking heeft op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits niet hoger dan 5 meter.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor wordt onder achtererfgebied verstaan: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
Tussen partijen is niet in geschil dat het betreffende perceel ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied Raalte” de bestemming “terrein voor verblijfs- en dagrecreatie” heeft.
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan bepaalt dat de gronden met voornoemde bestemming in de bestemmingscategorie V (verblijfsrecreatie) bestemd zijn voor het recreatief verblijf in zomerhuizen, sta- en toercaravans en overige kampeermiddelen.
Uit het tweede lid, aanhef en onder A, sub c, van voornoemd artikel – voor zover hier van belang – leidt de rechtbank af dat binnen de bestemmingscategorie V in de deelgebieden
1 tot en met 4 andere bouwwerken mogen worden gebouwd met een maximale hoogte van
6 meter.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van het bestemmingsplan wordt onder ander bouwwerk verstaan: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Onder gebouw wordt ingevolge datzelfde artikel verstaan: elk bouwwerk, dat (een) voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte(n) vormt.
2.2 In het onderhavige geval heeft belanghebbende, als individuele eigenaar van een recreatiewoning, een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een carport. Vervolgens is het aan verweerder om op een dergelijke aanvraag te beslissen, hetgeen verweerder met het besluit van 5 april 2011 ook heeft gedaan. Daarbij is verweerder, anders dan door eiser betoogd, niet gehouden aan de statuten van de VvE of de afspraken die de individuele eigenaren onderling met elkaar hebben gemaakt. Overigens merkt de rechtbank op dat, blijkens de in het verweerschrift opgenomen passage uit de oprichtingsakte van de VvE, niet blijkt dat belanghebbende met zijn aanvraag voor de carport daarmee in strijd heeft gehandeld. In die passage wordt, ten aanzien van de verplichtingen van de individuele eigenaren, namelijk onder meer het volgende gezegd: “bij de bouw en naderhand eventueel uit te voeren verbouwingen op het verkochte dienen de bebouwingsvoorschriften behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan te worden nageleefd.” Eiser heeft geen bepalingen overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende als individueel eigenaar niet bevoegd was om voor een bouwplan een vergunning te vragen.
De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn eerste beroepsgrond.
2.3 De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat de bouw van de carport in strijd is met het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de uitleg van het bestemmingsplan te worden gekeken naar de bewoordingen van de daarin opgenomen bepalingen, waarbij de rechtbank artikel 10 van het bestemmingsplan aldus uitlegt dat bij elke recreatiewoning een ander bouwwerk mag worden geplaatst. Voor de door eiser gegeven uitleg dat slechts op het onbewoonde gedeelte mag worden gebouwd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen plaats. Zo dit aanvankelijk al de bedoeling van het bestemmingsplan zou zijn geweest, zoals door eiser aangevoerd, kan dat aan het vorenstaande niet afdoen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de carport een ander bouwwerk is als bedoeld in artikel 1 van het bestemmingsplan en dat deze is toegestaan binnen de geldende bestemming. De carport heeft immers slechts één wand (aan de achterkant) en de aanvraag is zodanig aangepast dat daarin geen zolderverdieping meer is opgenomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder, met inachtneming van de hierboven genoemde regelgeving, terecht heeft geconcludeerd dat voor het plaatsen van de carport op de huidige locatie geen omgevingsvergunning vereist is.
3 Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden tot het thans bestreden besluit is gekomen. De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, en door hem en
mr. M.D. Moeke als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag