ECLI:NL:RBZLY:2011:BW0512
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.M. van Vuure
- G. Blomsma
- R.F. van Aalst
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele misdrijven tegen minderjarigen
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 10 november 2011, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van seksuele misdrijven tegen minderjarigen. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die in verschillende periodes en locaties zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank diende te beoordelen of de verklaringen van de aangeefsters voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals vereist door artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2011, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, werd de eis van de officier van justitie besproken. Deze had een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, geëist. De rechtbank onderzocht de verklaringen van de slachtoffers en de ondersteunende getuigenissen, maar concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De rechtbank merkte op dat de getuigenissen van de zus van [slachtoffer 1] en een vriendin niet specifiek genoeg waren en dat de verklaringen van de aangeefsters niet voldoende door andere bewijsmiddelen werden ondersteund.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. Dit vonnis benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsbeoordeling in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals seksuele misdrijven tegen minderjarigen.