ECLI:NL:RBZLY:2011:BV9362

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
191854 / KL ZA 11-1051
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsgeschil tussen [A] en Provincie Flevoland c.s. over gunning van wegenzoutlevering

In deze zaak gaat het om een aanbestedingsgeschil tussen de besloten vennootschap [A] en de Provincie Flevoland en de Gemeente Almere. [A] heeft deelgenomen aan een openbare Europese aanbesteding voor de levering van wegenzout en (natte) oplossing ten behoeve van gladheidbestrijding voor de Provincie Flevoland en de Gemeente Almere voor de periode 2011-2015. De Provincie Flevoland c.s. hebben in het aanbestedingsdocument specifieke eisen gesteld aan de inschrijvers, waaronder een minimale omzet van € 1.000.000 per jaar over de afgelopen drie boekjaren en referenties van vergelijkbare opdrachten. Akzo Nobel, een concurrent van [A], heeft een kort geding aangespannen omdat zij van mening is dat [A] niet voldoet aan de gestelde eisen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [A] afgewezen, omdat zij niet aan de geschiktheidseisen voldeed. De rechter oordeelde dat de zinsnede 'bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan' letterlijk moet worden genomen en dat [A] niet kan worden beschouwd als een nieuw toetredende partij op de markt van zoutlevering. De Provincie Flevoland c.s. hebben de voorlopige gunning aan [A] ingetrokken, omdat zij niet voldeed aan de eisen. De rechter heeft geoordeeld dat de motivering van de intrekking voldoende was en dat [A] terecht was uitgesloten van de aanbestedingsprocedure. De vorderingen van Akzo Nobel om de opdracht definitief aan hen te gunnen zijn eveneens afgewezen, omdat de aanbesteder geen verplichting heeft om een overeenkomst te sluiten. De proceskosten zijn voor rekening van [A].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 191854 / KL ZA 11-1051
Vonnis in kort geding van 13 december 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] GROND EN STRAATWERK B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. Vis Azn te Utrecht,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE FLEVOLAND,
zetelend te Lelystad,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
gedaagden,
verweerders in het incident,
advocaat mr. B. van der Zijpp te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AKZO NOBEL INDUSTRIAL CHEMICALS B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. van Wijk.
Partijen zullen hierna [A], Provincie Flevoland c.s. en Akzo Nobel genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties
- de brief van 30 november 2011 met productie 9 t/m 11 van de zijde van [A]
- de brief van 1 december 2011 met 1 productie van de zijde van Provincie Flevoland c.s.
- de incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [A]
- de pleitnota van Provincie Flevoland c.s.
- de pleitnota van Akzo Nobel.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De incidentele vordering tot tussenkomst
2.1. Akzo Nobel heeft gevorderd tussen te komen in het geschil tussen [A] en Provincie Flevoland c.s.
2.2. Zowel de [A] als Provincie Flevoland c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen de tussenkomst. Nu voldoende is gebleken dat Akzo Nobel een belang heeft om benadeling of verlies van een recht te voorkomen en niet is gebleken dat het verzoek tot tussenkomst aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen in de weg staat, zal de voorzieningenrechter Akzo Nobel toestaan tussen te komen.
3. De feiten
3.1. De Provincie Flevoland c.s. hebben een openbare Europese aanbesteding uitgeschreven "Voor de levering van wegenzout en (natte) oplossing ten behoeve van de gladheidbestrijding voor de Provincie Flevoland en de gemeente Almere 2011 - 2015".
3.2. In het aanbestedingsdocument staat in hoofdstuk 5 Gegevens, minimumeisen en bewijsstukken, artikel 5.5.2. Financiële en economische draagkracht staat:
"Omzet
De specifieke omzet van de inschrijver dient m.b.t. het leveren van wegenzout, over de drie laatste, afgesloten, boekjaren gemiddeld minimaal € 1.000.000,-- per jaar excl. BTW te zijn geweest. Bij een voorgenomen gunning kan een accountantsverklaring met betrekking tot deze gegevens worden gevraagd. (...)"
3.3. In hoofdstuk 7 Geschiktheidseisen, artikel 7.1 Referenties staat:
"De inschrijver dient aan te tonen dat hij tenminste drie vergelijkbare opdrachten betreffende leveringen van wegenzout en (natte) oplossing ten behoeve van gladheidbestrijding in de afgelopen drie jaar heeft verricht. Een opdracht is vergelijkbaar indien deze een omvang heeft minimaal 3.000 ton per jaar.(...)"
3.4. In de Nota van Inlichtingen (hierna NvI) is als vraag 6 opgenomen:
"Vraag 6:
Omzeteis: U stelt dat over de laatste 3 afgesloten boekjaren een omzeteis van Euro 1.000.000 per jaar excl. BTW noodzakelijk is. Voor nieuwe toetreders op de markt is dit een onhaalbare eis. Terwijl het toch de bedoeling van de overheid is om nieuwe toetreders een kans te geven zeker gezien de krapte op de zoutmarkt in de afgelopen 2 winters.
Als voorbeeld van een betere omschrijving waarbij ook nieuwe toetreders op de markt een reële kans krijgen is als volgt (tekst uit aanbesteding provincie Zuid-Holland 2011):
"De omzet op het gebied van levering dooimiddelen van de Inschrijver moet voor de afgelopen drie afgesloten boekjaren (of indien uw bedrijf korter bestaat het (de) beschikbare boekja(a)r(en) gemiddeld Euro 800.00,-- (excl. BTW) per jaar zijn.
Te overleggen bewijsmiddel:
U dient een eigen verklaring af te geven ondertekend door de tekenbevoegde van uw organisatie. Graag wijzigen.
Dit geldt idem voor "Overige jaarcijfers". Ons bedrijf is opgericht in 2010 en heeft dus geen bedrijfsresultaten over de voorgaande jaren. Graag aanpassen.
Antwoord:
Voor bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan, geldt als omzeteis een minimale specifieke omzet van € 800.000 voor het strooiseizoen 15 mei 2010 en 15 mei 2011.
Voor de bedrijven die langer dan 3 jaar bestaan geldt eveneens een omzeteis van € 800.000 per jaar specifieke omzet i.p.v. de in de offerteaanvraag genoemde € 1.000.000 per jaar.
3.5. Als vraag 10 is opgenomen:
"Vraag 10:
Kunt u bevestigen dat de omzet eis betrekking heeft op de levering van wegenzout "an sich" zonder dat wegenzout onderdeel uitmaakt van een groter geheel aan omzet, zoals bijvoorbeeld de dienstverlening "gladheidbestrijding", waarbij wegenzout slechts een onderdeel van de totale omzet is?
Antwoord:
Ja, het heeft betrekking op de levering van wegenzout "an sich".
3.6. Als vraag 11 is opgenomen:
"Vraag 11:
De inschrijver dient aan te tonen dat hij tenminste drie vergelijkbare opdrachten betreffende leveringen van wegenzout en (natte) oplossing t.b.v. gladheidbestrijding in de afgelopen 3 jaar heeft verricht. Een opdracht is vergelijkbaar indien deze een omvang heeft van minimaal 3.000 ton per jaar. Voor nieuwe toetreders op de zoutmarkt een onhaalbare eis. Zo beperkt u de concurrentie totaal en blijven alleen de gevestigde zoutleveranciers over. En deze eis heeft afgelopen 2 jaar geen enkele toegevoegde waarde gehad omdat ook deze bedrijven geheel zonder zout zaten (ook zonder dat de contractuele verplichting voldaan was).
Nieuwe toetreders hebben vaak nog een kleine orderportefeuille en zullen dus minstens zo goed in staat zijn de door u gestelde volumes te leveren. Een betere garantie zou zijn de opslagcapaciteit (eventueel te relateren aan de contractuele verplichting) van een bedrijf. Bijvoorbeeld een minimale fysieke winteropslagcapaciteit van 10.000 ton vanaf 01 november voor elk jaar.
Antwoord:
Voor bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan, geldt als referentie eis twee referenties van minimaal 2.500 ton voor het strooiseizoen 15 mei 2010 - 15 mei 2011."
3.7. [A] en Akzo Nobel hebben, tezamen met twee andere partijen, ingeschreven.
3.8. Bij brief van 20 september 2011 heeft de Provincie Flevoland c.s. [A] bericht dat zij voornemens is om de opdracht aan [A] te gunnen.
3.9. Per e-mail van 30 september 2011 heeft de Provincie Flevoland c.s. [A] bericht dat de Alcatelperiode zal worden verlengd tot maandag 10 oktober 2011, 12.00 uur.
3.10. Per e-mail van 10 oktober 2011 heeft de Provincie Flevoland c.s. [A] bericht dat Akzo Nobel een kort geding aanhangig heeft gemaakt inzake de voorlopige gunning aan [A]. In deze e-mail schrijft de Provincie Flevoland c.s.:
"(...)
Akzo beroept zich met name op het feit dat [A] niet zou voldoen aan de in de offerteaanvraag gestelde minimale omzeteis en de minimaal gestelde referenties. Akzo hanteert de stelling dat [A] meer dan 3 jaar bestaat en dus dient te voldoen aan de desbetreffende gestelde minimum eisen.(...)"
3.11. Per aangetekende brief van 27 oktober 2011 heeft de Provincie Flevoland c.s. [A] bericht dat het voornemen tot gunning aan [A] wordt ingetrokken. De Provincie Flevoland c.s. schrijft:
"Aanvankelijk was aangenomen dat [A] B.V. kon worden gerekend tot de "bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan". Voor deze bedrijven was via de Nota van Inlichtingen, d.d. 24 augustus 2011, de omzet- en referentie-eis versoepeld.
Recentelijk is vastgesteld dat [A] B.V. niet kan aantonen korter dan drie te bestaan. [A] B.V. dient dan ook te voldoen aan de omzeteis en de referentie-eis zoals die gelden voor bedrijven die langer bestaan dan drie jaar.
Omdat [A] B.V. voorts niet heeft aangetoond te voldoen aan deze (minimum)eisen volgt hierbij, overeenkomstig het bepaalde paragraaf 5.1 van de offerteaanvraag, uitsluiting van verdere deelname in de procedure.
Met inachtneming van de uitsluiting van [A] B.V. en gelet op de uitslag van de onderhavige aanbesteding deel ik u mee dat de provincie Flevoland voornemens is deze levering conform het gunningscriterium op te dragen aan de inschrijver met de laagste prijs, te weten Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V.
(...)".
4. Het geschil
4.1. [A] vordert primair de Provincie Flevoland c.s. te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis:
1. de voorlopige gunning aan Akzo in te trekken
2. de intrekking van het voornemen tot gunning aan [A] in te trekken
3. te verbieden de opdracht te gunnen aan een ander dan [A].
4.1.1. Subsidiair vordert [A] elke andere voorziening te treffen die voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van [A].
4.1.2. Zowel primaire als subsidiair vordert [A] te bepalen dat de Provincie Flevoland c.s. een dwangsom verbeurt van € 100.000,- per overtreding bij overtreding van de hiervoor genoemde veroordeling, met een maximum van € 500.000,-.
4.2. Aan de vordering heeft [A] ten grondslag gelegd dat de Provincie Flevoland c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door in strijd met de toepasselijke algemene aanbestedingsbeginselen, zoals transparantie, objectiviteit en gelijkheid, althans de precontractuele eisen van redelijkheid en billijkheid, althans in strijd met het bepaals in artikel 6:162 BW, haar inschrijving uit te sluiten van de aanbestedingsprocedure. Voorts heeft de Provincie Flevoland c.s. onrechtmatig gehandeld doordat de afwijzing onvoldoende en in strijd met en in afwijking van het aanbestedingsdocument is gemotiveerd.
4.3. De Provincie Flevoland c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [A] en stelt dat [A] niet aan de - bij NvI gewijzigde - geschiktheideisen voldoet. Voorts betwist de Provincie Flevoland c.s. dat zij de intrekking van het eerste gunningsvoornemen aan [A] onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij stelt dat de motivering misschien kort was, maar wel duidelijk. [A] voldoet niet aan de gestelde geschiktheideisen.
4.4. Akzo Nobel concludeert eveneens tot afwijzing van de vorderingen van [A] en stelt eveneens dat [A] niet aan de gestelde eisen voldoet en derhalve ongeldig heeft ingeschreven. Voorts stelt Akzo Nobel dat [A] haar rechten heeft verwerkt door niet tijdig zijn bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure kenbaar te hebben gemaakt. Akzo Nobel is van mening dat nu [A] geen vragen heeft gesteld over de uitleg van de zinsnede "korter dan 3 jaar bestaan", zij haar rechten om te klagen in een later stadium heeft verwerkt.
4.5. Akzo Nobel vordert:
1. de Provincie Flevoland c.s. te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de litigieuze opdracht inzake de "levering van wegenzout en (natte) oplossing ten behoeve van gladheidbestrijding voor de Provincie Flevoland en de Gemeente Almere" definitief te gunnen aan Akzo Nobel, althans de Provincie Flevoland c.s. te verbieden de opdracht aan een ander te gunnen dan Akzo Nobel
2. [A] te veroordelen te hengen en te gedogen (behoudens het instellen van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geboden mogelijkheden tot het instellen van rechtsmiddelen en/of -maatregelen mits daarvan geen onrechtmatig gebruik wordt gemaakt) dat de Provincie Flevoland c.s. binnen 48 uur na datum van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de litigieuze opdracht inzake de "levering van wegenzout en (natte) oplossin ten behoeve van gladheidbestrijding voor de Provincie Flevoland en de Gemeente Almere" definitief aan Akzo Nobel gunt
3. [A] en/of de Provincie Flevoland c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede dat [A] dan wel de Provincie Flevoland c.s. verschuldigd zal/zullen zijn de wettelijke (handels)rente over de genoemde bedragen met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Van een spoedeisend belang is in voldoende mate gebleken.
5.2. Kernvraag van dit geschil is of [A] aan de geschiktheidseisen, zoals omschreven in artikel 5.5.2 van het Aanbestedingsdocument en gewijzigd bij NvI voldoet.
5.3. [A] stelt dat zij als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettende inschrijver uit de combinatie van de vragen en antwoorden 6 en 10 mocht afleidden dat met "een bedrijf dat korter dan drie jaar bestaat" werd bedoeld de toetreder op de markt van zoutlevering. Nu [A] niet eerder dan in 2010 was toegetreden tot de markt van zoutlevering, mocht zij er terecht van uitgaan dat zij aan de omzetvereisten voldeed door slechts de omzet van de afgelopen ja(a)ren ten aanzien van de zoutlevering op te geven. [A] stelt dat in vraag 6 NvI wordt gevraagd om aanpassing van de omzeteis voor 'nieuwe toetreders op de markt' zodat zij ook een reële kans krijgen. Deze vraag wordt door de Provincie Flevoland c.s. beantwoord met een verlaging van de omzeteis voor 'bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan'. Uit het antwoord op vraag 10 NvI volgt dat slechts die omzet die is behaald vanwege de levering van wegenzout 'an sich' van belang is. [A] stelt, als redelijk denkend en handelend inschrijver, dat de zinsnede 'korter dan 3 jaar bestaan' op basis van de vragen en antwoorden 6, 10 en 11 in de NvI slechts zo kan worden begrepen dat het moet gaan om de periode van levering van strooizout en niet de bestaansduur van een bedrijf.
5.4. De Provincie Flevoland c.s. betwist dat [A] aan de gestelde geschiktheideisen voldoet. Zij is van mening dat de aanbestedingsdocumenten vanwege het meerpartijen-karakter van een aanbesteding moeten worden uitgelegd aan de hand van de CAO-maatstaf. Wanneer de laatste zin van vraag 6 NvI, "Ons bedrijf is opgericht in 2010 en heeft dus geen bedrijfsresultaten over de voorafgaande jaren.", in samenhang wordt gelezen met het antwoord, is het zonneklaar dat de lichtste eis slechts geldt voor bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan en niet bedrijven die korter dan 3 jaar geleden tot de zoutleveringsmarkt zijn toegetreden, aldus de Provincie Flevoland c.s. Nu [A], blijkens het uittreksel uit het Handelsregister, reeds in 2002 is opgericht, voldoet [A] niet aan de gestelde eis. Voorts voldoet [A] evenmin aan de in artikel 7.1. van het Aanbestedingsdocument gestelde ervaringseis. Blijkens de door [A] overgelegde productie 10 kan zij niet bogen op drie referentieopdrachten met minimaal 3.000 ton per jaar aan levering van wegenzout en (natte) oplossing.
5.5. Akzo Nobel betwist eveneens dat [A] aan de gestelde geschiktheideisen voldoet. Zij stelt dat uit de jurisprudentie volgt dat de referentie en/of omzeteisen conform de CAO-norm, dus taalkundig, uitgelegd dienen te worden. Akzo Nobel is van mening dat de aanpaste eis glashelder is en geen ruimte geeft om daarin "toetreders op de markt" te lezen. Akzo Nobel heeft voorts aangevoerd dat de vragensteller bij vraag 6 NvI zelf met een voorstel is gekomen om tegemoet te komen aan toetreders op de markt, namelijk een omzeteis van € 800.000,- ingeval een "bedrijf korter bestaat". De Provincie Flevoland c.s. heeft vervolgens de voorgestelde aanpassing overgenomen.
5.6. De vraag die voorligt, is hoe de zinsnede "bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan" in het antwoord op vraag 6 en vraag 10 in de NvI dient te worden uitgelegd.
Voorop wordt gesteld dat bij die beoordeling in ogenschouw dient te worden genomen hetgeen het Europese Hof van Justitie in de zaak "Succhi di Frutta" (HvJ EG 29 april 2004, zaak C-496/99 P) heeft overwogen en de Hoge Raad in zijn arrest van 4 november 2005, NJ 2006, 204, bij de vraag of sprake is van schending van het transparantiebeginsel, ook als uitgangspunt heeft gesteld. Het Europese Hof van Justitie overwoog: "Het beginsel van doorzichtigheid [...] heeft in essentie ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn."
5.7. Daarnaast is bij die beoordeling van belang dat de aanbestedingsstukken naar hun aard bestemd zijn om de rechtspositie van derden ((potentiële) inschrijvers) te beïnvloeden, zonder dat deze derden wezenlijke invloed hebben op de inhoud of de formulering van die stukken, zodat bij de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan de bewoordingen van die stukken, toepassing van de CAO-norm in de rede ligt (HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox). Die norm houdt in dat voor de uitleg van (in dat geval) bepalingen uit een CAO de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn (HR 17 september 1993, NJ 1994, 173).
5.8. Met inachtneming van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de zinsnede "bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan", gelet op de gehele vraagstelling in de NvI, aldus moet worden uitgelegd dat met de zinsnede slechts bedoeld is bedrijven die korter dan 3 jaar bestaan en niet, zoals door [A] betoogd, de toetreder op de markt van zoutlevering. De vraagsteller van vraag 6 NvI schrijft weliswaar in het eerste deel van zijn vraag: "Voor nieuwe toetreders op de markt is dit een onhaalbare eis. Terwijl het toch de bedoeling van de overheid is om nieuwe toetreders een kans te geven zeker gezien de krapte op de zoutmarkt in de afgelopen 2 winters." Echter, verderop specificeert de vraagsteller zijn vraag. Zo geeft de vraagsteller een voorbeeld voor aanpassing van de eis: "Als voorbeeld van een betere omschrijving waarbij ook nieuwe toetreders op de markt een reële kans krijgen is als volgt (tekst uit aanbesteding provincie Zuid-Holland 2011):
"De omzet op het gebied van levering dooimiddelen van de Inschrijver moet voor de afgelopen drie afgesloten boekjaren (of indien uw bedrijf korter bestaat het (de) beschikbare boekja(a)r(en) gemiddeld Euro 800.00,-- (excl. BTW) per jaar zijn." en schrijft de vraagsteller: "Ons bedrijf is opgericht in 2010 en heeft dus geen bedrijfsresultaten over de voorgaande jaren."
De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat wanneer de vraag en het antwoord van vraag 6 in samenhang worden gelezen, niet valt in te zien dat met de zinsnede "bedrijven die korter van 3 jaar bestaan" iets anders kan worden bedoeld dan de letterlijke tekst.
Daar komt bij dat, zoals terecht door de Provincie Flevoland c.s. is bepleit, de door [A] gegeven uitleg juist een onwenselijke vaagheid in het leven zou roepen. Immers, het is niet makkelijk vast te stellen wanneer een bedrijf tot een bepaalde markt is toegetreden.
5.9. De stelling van [A] dat indien er toch een onduidelijkheid in de NvI zou zitten, deze onduidelijkheid niet ten nadele van [A] kan en mag worden uitgelegd omdat zulks in strijd is met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel, kan [A] niet baten. Immers, zoals hiervoor overwogen is de NvI niet onduidelijk. Het enkele feit dat [A] een andere interpretatie heeft gegeven aan de zinsnede "korter dan 3 jaar bestaan" is onvoldoende om aan te nemen dat de NvI onduidelijk is. Niet gebleken is dat de uitleg van deze zinsnede gedurende de procedure is gewijzigd dan wel dat de Provincie Flevoland c.s. hieraan een nadere uitleg heeft gegeven.
5.10. Ook de stelling van [A] dat de intrekking van de gunningbeslissing onvoldoende zou zijn gemotiveerd, kan [A] niet baten. Los van de vraag of het onvoldoende motiveren van een besluit tot intrekken van een voorlopige gunningbeslissing, er toe dient te leiden dat alsnog aan [A] gegund dient te worden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de motivering van de Provincie Flevoland c.s. voldoende is. De Provincie Flevoland c.s. geeft in haar brief de reden waarom zij haar beslissing intrekt en onderbouwd haar beslissing. Niet valt in te zien waarom de Provincie Flevoland c.s. [A] in de gelegenheid had moeten stellen om het gestelde vereiste aan te tonen aangezien voor de Provincie Flevoland c.s. vaststond dat [A] op basis van haar inschrijving niet voldeed. Dat de brief abusievelijk aan [A] B.V. is gericht doet daaraan niets af.
5.11. Gelet op het hiervoor overwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat [A] niet aan de gestelde omzet-eis en referentie-eis heeft voldaan en derhalve terecht is uitgesloten van de aanbestedingsprocedure. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [A] dan ook afwijzen.
5.12. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Provincie Flevoland c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal € 1.464,00
5.13. Ten aanzien van de vorderingen van Akzo Nobel overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Akzo Nobel vordert de Provincie Flevoland c.s. te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis de opdracht definitief te gunnen aan Akzo Nobel dan wel de Provincie Flevoland c.s. te verbieden de opdracht aan een ander te gunnen dan Akzo Nobel.
Ondanks dat de Provincie Flevoland c.s. ter zitting slechts verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde termijn van 48 uur, zal de voorzieningenrechter deze vordering van Akzo Nobel toch afwijzen. Immers, in zijn algemeenheid rust op de aanbesteder geen rechtsplicht tot het sluiten van een overeenkomst. De aanbesteder kan in ieder stadium van de procedure van opdrachtverlening afzien.
5.14. Ook de vordering van Akzo Nobel om [A] te veroordelen te hengen en te gedogen (behoudens het instellen van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geboden mogelijkheden tot het instellen van rechtsmiddelen en/of -maatregelen mits daarvan geen onrechtmatig gebruik wordt gemaakt) dat de Provincie Flevoland c.s. binnen 48 uur na dit vonnis de opdracht definitief aan Akzo Nobel gunt, zal de voorzieningenrechter afwijzen. Het is de voorzieningenrechter, zonder nadere toelichting - die ontbreekt - onduidelijk wat het belang van deze vordering is en wat de grondslag van deze vordering is.
5.15. Nu de voorzieningenrechter de vorderingen van Akzo Nobel heeft afgewezen, is geen plaats voor een proceskosten veroordeling.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Provincie Flevoland c.s. tot op heden begroot op € 1.464,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.