ECLI:NL:RBZLY:2011:BV7702

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/1997
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsgebrek bij projectplan Emmertochtsloot; beroep gegrond met instandlating rechtsgevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A en verweerder het dagelijks bestuur van het Waterschap Groot Salland. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 april 2010, waarbij het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland het projectplan Emmertochtsloot heeft vastgesteld. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit werd op 14 oktober 2010 ongegrond verklaard door het dagelijks bestuur. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 25 maart 2011 geoordeeld dat verweerder zijn bevoegdheid om te beslissen op het bezwaar van eiser ten onrechte heeft gebaseerd op een delegatiebesluit van het algemeen bestuur. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Op 18 april 2011 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat het algemeen bestuur op 7 april 2011 heeft besloten de beslissing van het dagelijks bestuur tot ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser voor zijn rekening te nemen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, maar dat het beroep gegrond is vanwege het eerder vastgestelde bevoegdheidsgebrek. De rechtbank heeft besloten de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat het beroep voor het overige ongegrond was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/1997
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
A te B,
eiser,
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Groot Salland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2010 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland het projectplan Emmertochtsloot vastgesteld.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 oktober 2010 door het dagelijks bestuur van het Waterschap Groot Salland ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 10 februari 2011 behandeld. Eiser is in het bijzijn van (…) ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Klooster en ing. W. Valk.
Bij tussenuitspraak van 25 maart 2011 heeft de rechtbank verweerder opgedragen om, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen, het bestreden besluit te herstellen en daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de rechtbank.
Op 18 april 2011 heeft verweerder de rechtbank een besluit van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland doen toekomen. Eiser heeft daar bij brief van 18 mei 2011 op gereageerd.
De rechtbank heeft daarop met toepassing van artikel 8:75, tweede lid, aanhef en onder c, en artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een nieuwe zitting achterwege kan blijven en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.1 De rechtbank heeft, bij tussenuitspraak van 25 maart 2011, geoordeeld dat verweerder zijn bevoegdheid te beslissen op het bewaar van eiser tegen projectplan Emmertochtsloot ten onrechte op het overgelegde delegatiebesluit van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland (algemeen bestuur) heeft gebaseerd. De rechtbank heeft verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Awb daarbij in de gelegenheid gesteld het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en te bewerkstelligen dat het algemeen bestuur het bestreden besluit, alsmede alle in onderhavige beroepsprocedure door verweerde verrichte handelingen, voor zijn rekening neemt.
1.2 Bij voornoemde tussenuitspraak heeft de rechtbank voorts geoordeeld dat het beroep ongegrond is voor zover dat zich richt tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan Emmertochtsloot.
2. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 18 april 2011 meegedeeld dat het algemeen bestuur op 7 april 2011 heeft besloten de beslissing van het dagelijks bestuur tot ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan Emmertochtsloot voor zijn rekening te nemen, evenals alle door het dagelijks bestuur verrichte handelingen in het kader van de beroepsprocedure tegen de beslissing op bezwaar.
3.1 Hiermee kan het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaan. Het beroep is gegrond vanwege het bevoegdheidsgebrek zoals aangegeven in overweging 1.1. Omdat het beroep voor het overige ongegrond is ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
3.2 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De echtbank:
-verklaart het beroep gegrond:
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
-gelast dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, ten bedrage van € 150, - vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, en door hem en mr. A. Landstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.