ECLI:NL:RBZLY:2011:BV7538

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.653189-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 november 2011, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder poging tot oplichting en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het gebruik van valse betaalpassen en het doen van bestellingen met deze kaarten in verschillende hotels en restaurants in Nederland tussen 21 en 26 mei 2011. Tijdens de zitting op 14 november 2011 was de verdachte niet verschenen, en werd er verstek verleend. De officier van justitie, mr. R. Verheul, vorderde vrijspraak voor het eerste feit, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit, en sprak de verdachte vrij. Voor feit 2a, de poging tot oplichting, en feit 3, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, achtte de rechtbank het bewijs wel voldoende. De verdachte had op 26 mei 2011 een iPhone besteld met een frauduleuze creditcard en probeerde deze op te halen, maar werd door de winkelmedewerker niet geholpen. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien eerdere problemen met de aangeboden creditcards.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 80 uur, en gelastte de teruggave van een in beslag genomen notebook. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de dagvaarding voor feit 2 nietig was verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653189-11 (P)
Uitspraak: 28 november 2011
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2011. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2011 tot en met 26 mei 2011 in de gemeente(n) Zwolle en/of Raalte en/of Olst-Wijhe en/of Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse of vervalste betaalpas(sen), waardekaart(en) of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en), bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als
ware deze pas(sen) of kaart(en) echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) met één of meerdere creditcards (VISA-card(s) en/of Mastercard(s) en/of American Express), te weten:
- Mastercard voorzien van het (mastercard nummer)en/of
- American Express (creditcardnummer), (rechtmatig uitgegeven
aan (benadeelde 1), (geboortejaar), wonende (adres) en/of
- American Express (creditcardnummer), (rechtmatig uitgegeven
aan (benadeelde 2) uit de (land)) en/of
- (creditcardnummer) (rechtmatig uitgegeven aan (benadeelde 3)) en/of
- (creditcardnummer), (rechtmatig uitgegeven aan (benadeelde 4)),
bestellingen heeft/hebben geplaatst en/of betalingen heeft/hebben verricht en/of die creditcard(s) heeft/hebben aangeboden bij één of meerdere hotel(s) en/of (internet) bedrijf/bedrijven en/of winkel(s) en/of restaurant(s) te weten:
1. (hotel 1)Zwolle, (adres) te Zwolle en/of
2. (hotel 2), (adres) te Zwolle en/of
3. (hotel 3), (adres) te Zwolle en/of
4.(hotel 4), (adres) te Zwolle en/of
5. (hotel 5), (adres) te Rotterdam en/of
6. (hotel 6)te Rotterdam en/of
7. (benadeelde 6) en/of
8. (restaurant),
en/of één of meerdere tot nu toe onbekend gebleven (internet) bedrijven/winkels en/of restaurants en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de na(a)m(en) vermeld op de/die creditcard(s) niet overeenkomt/overeenkomen met de gebruiker(s) van de/die creditcard(s);
art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2011 tot en met 26 mei 2011 in de gemeente(n) Zwolle en/of Raalte en/of Olst-Wijhe en/of Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
1. (hotel 2), (adres) te Zwolle en/of
2.(hotel 4), (adres) te Zwolle en/of
3. (hotel 5), (adres) te Rotterdam
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van etens- en drinkwaren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in of omstreeks de periode van 20 mei 2011 tot en met 22 mei 2011 met een Mastercard met het (cardnummer) en/of één of meerdere creditcard(s) een telefonische reservering gedaan en/of één of meerdere betalingen verricht bij (hotel 2), gevestigd aan de (adres) te Zwolle en/of op het registerformulier een emailadres ingevuld (emaildres), terwijl de na(a)m(en) vermeld op de/die creditcard(s) niet overeenkomt/overeenkomen met de gebruiker(s) van de/die creditcard(s) en/of
- in of omstreeks de periode van 24 mei 2011 tot en met 25 mei 2011 een creditcard van American Express met nummer (cardnummer) en/of een creditcard van American Express met nummer (cardnummer) (tnv (benadeelde 2)) aangeboden en/of opgegeven voor een betaling aan het(hotel 4), gevestigd aan (adres) te Zwolle, terwijl de na(a)m(en) vermeld op de/die creditcard(s) niet overeenkomt/overeenkomen met de gebruiker(s) van de/die creditcard(s) en/of
- op of omstreeks 25 mei 2011 met een creditcard van American Express met nummer (cardnummer) een telefonische reservering gedaan en/of een betaling verricht bij (hotel 5), gevestigd aan de (adres) te Rotterdam, terwijl de na(a)m(en) vermeld op de/die creditcard(s) niet overeenkomt/overeenkomen met de gebruiker(s) van de/die creditcard(s) en/of
- op of omstreeks 26 mei 2011 met een creditcard van American Express met nummer (cardnummer) en/of een creditcard van Mastercard/Visacard (cardnummer), tnv (benadeelde 5), wonende te (woonplaats) online bestelling(en) (via emailadres: , geplaatst onder de naam (Valse naam 1), adres (adres), telefoonnummer en/of emailadres: (benadeelde 5), IP adres (nummer), geplaatst onder de naam (benadeelde 5), (adres+woonplaats) geplaatst en/of (een) betaling(en) verricht bij het bedrijf Salland Automatisering, gevestigd aan de (adres) te Raalte, terwijl de na(a)m(en) vermeld op de/die creditcard(s) niet overeenkomt/overeenkomen met de gebruiker(s) van de/die creditcard(s) en/of
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2a.
hij op of omstreeks 26 mei 2011 in Raalte tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter uitvoering van zijn voornemen om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een medewerker van (benadeelde 6) te bewegen tot afgifte van één of meer mobiel(e) telefoontoestel(len) (type Apple Iphone), met vooromschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
- bij die (benadeelde 6) met gebruikmaking van een op naam van een zekere (benadeelde 5) gestelde creditcard via internet onder de naam (valse naam 2) één of meer bestelling(en) van vorenbedoelde telefoontoestel(len) heeft geplaatst en vervolgens
- zich in de winkel van die (benadeelde 6) bij het afhalen van de aldus bestelde telefoontoestel(len) heeft voorgedaan als die (benadeelde 5),
terwijl de uitvoering van dat voorgnomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 26 mei 2011 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 bolletjes cocaïne, totaal ongeveer 1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. DE VOORVRAGEN
De geldigheid van de dagvaarding
Op grond van art. 261 lid 1 Wetboek van Strafvordering behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het zou zijn begaan. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de uitleg van deze bepaling voortdurend in het oog moet worden gehouden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de zinsnede bij feit 2 derde aandachtsstreepje ‘een betaling verricht bij (hotel 5) onvoldoende duidelijk en begrijpelijk is. Uit deze zinsnede maakt de rechtbank op dat bedoeld is ten laste te leggen dat een betaling is verricht met een creditcard. Uit de aangifte van het (hotel 5) blijkt echter alleen dat een medewerker van het hotel door middel van een verifoon/ pinapparaat een autorisatie had aangevraagd voor een bedrag van € 530,00 per kamer op de aangeboden creditcard en dat deze autorisatie was goedgekeurd door de creditcardmaatschappij. Deze autorisatie hield blijkens de aangifte slechts in dat er tot het geautoriseerde bedrag betaald kon worden maar dit nog geen betaling was. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de zinsnede ‘een betaling verricht bij (hotel 5) en onbegrijpelijk is.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde onvolledig is. In de laatste zinsnede ‘(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte’ is niet nader geconcretiseerd op elke wijze het bewegen tot afgifte van eten en drinken zou hebben plaatsgevonden. De eerder, in de derde alinea van het onder 2 ten laste gelegde opgenomen zinsnede ‘heeft/hebben bewogen tot de afgifte van etens- en drinkwaren’ is immers niet concreet en evenmin toegesneden op de daarna, onder de gedachtestrepen beschreven, vermeend frauduleuze handelingen, welke – kortgezegd - enkel het op illegale wijze een hotelkamer reserveren omschrijven . Daardoor is onvoldoende duidelijk is welke handelingen verdachte precies worden verweten die hebben geleid tot de afgifte van de hiervoor bedoelde etens- en drinkwaren.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 aldus niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering stelt. De dagvaar¬ding zal voor wat betreft feit 2 nietig worden verklaard.
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrij te spreken. Het onder 2, voorzover dit ziet op het (hotel 5), 2a en 3 ten laste gelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht.
Feit 1
De rechtbank is – evenals de officier van justitie – van oordeel is dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2a
In het dossier bevindt zich een aangifte van (benadeelde 6) waaruit blijkt dat er op 26 mei 2011 omstreeks 14.51 uur via het internet op naam van (valse naam 2) een telefoontoestel is besteld van het merk Apple, type I-phone. Deze bestelling werd in eerste instantie betaald met een American Expresscard, maar American Express blokkeerde deze betaling. Om 16.00 uur werd de bestelling alsnog betaald met een Mastercard op naam van (benadeelde 5) met het nummer (cardnummer).
Diezelfde dag verscheen omstreeks 17.45 uur een auto met het Engelse (kentekennummer) bij de winkel van (benadeelde 6). Een man, één van de passagiers van deze auto, stapte uit en stelde zich in de winkel voor als (benadeelde 5). De man gaf aan dat hij een
I-phone wilde afhalen. Een medewerker van (benadeelde 6) heeft de telefoon niet afgegeven en heeft de politie gebeld.
Daarnaast volgt uit de aangifte van Equens Nederland BV dat de op 26 mei 2011 gebruikte creditcard met (mastercard)frauduleus was gebruikt.
Daar komt bij dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij op 26 mei 2011 in de winkel van (benadeelde 6) is geweest, dat hij in opdracht van (valse naam 2) een I-phone wilde ophalen die was besteld met gebruikmaking van een creditcard die op naam stond (benadeelde 5) en dat hij in de winkel de naam (benadeelde 5) heeft opgegeven.
De verklaring van verdachte bij de politie dat hij niet op de hoogte was van het feit dat de creditcard werd misbruikt, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verdachte immers verklaard dat hij op 24 mei 2011 samen met (medeverdachte) in het (hotel 4) in Zwolle wilde overnachten en dat zij er door de manager van het hotel tweemaal op zijn gewezen dat er een probleem was met de aangeboden creditcard. Hij had twee opties. Of hij betaalde cash, of hij moest met een andere credit¬card betalen. Hij heeft volgens zijn verklaring wel (medeverdachte) gebeld, maar is uiteindelijk het hotel uitgelopen zonder te betalen. Tevens heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij daarna op 25 mei 2011 met (medeverdachte)in het (hotel 6) in Rotterdam wilde overnachten maar dat deze boeking ook werd geannuleerd vanwege problemen met een creditcard. Kort daarna, op 26 mei 2011, werd verdachte volgens zijn verklaring benaderd door (medeverdachte) om de bestelling bij (benadeelde 6) af te halen onder de naam van (benadeelde 5), een persoon die verdachte geheel niet kende. Nu verdachte op de hoogte was van het feit dat er op 24 en 25 mei 2011 problemen waren geweest met de door (medeverdachte) aangeboden creditcards, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte niet heeft geweten dat de op 26 mei 2011 gebruikte creditcard werd misbruikt. Dat geldt temeer omdat verdachte bij het ophalen van de bestelling een naam heeft gebruikt van een voor hem onbekende persoon.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het onder 2a ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 3
De rechtbank acht, op grond van de bekennende verklaring van verdachte bij de politie , het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal inhoudende een expertiseverslag , wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 ten laste is gelegd, te weten het op 26 mei 2011 opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1 gram cocaïne.
Op grond van het bepaald in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
5. DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair onder 2a en 3 laste is gelegd, met dien verstande dat:
2a.
hij op 26 mei 2011 in Raalte tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van zijn voornemen om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels een medewerker van (benadeelde 6) te bewegen tot afgifte van één mobiel telefoontoestel (type Apple Iphone), met vooromschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- bij die (benadeelde 6) met gebruikmaking van een op naam van (benadeelde 5) gestelde creditcard via internet onder de naam (valse naam 2) één bestelling van vorenbedoelde telefoontoestel heeft geplaatst en vervolgens
- zich in de winkel van die (benadeelde 6) bij het afhalen van het aldus bestelde telefoontoestel heeft voorgedaan als die (benadeelde 5),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 26 mei 2011 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 bolletjes cocaïne, totaal ongeveer 1 gram, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten.
7. DE STRAFBAARHEID
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2a
Poging tot oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
8. DE STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.
9. DE STRAFOPLEGGING
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de hierna te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank acht een voorwaardelijke vrijheidsstraf niet aan de orde, aangezien verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en/of justitie.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 oktober 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport (beknopt) d.d. 31 mei 2011 uitgebracht door E. Vroegop, reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
10. HET BESLAG
Feit 2a
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen notebook terug te geven aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen notebook van het merk Packard Bell aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
11. DE BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij (hotel 4) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.171,25 gevoegd in het strafproces. Nu de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig zal worden verklaard en verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dient de vordering van (hotel 4) niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank zal bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden.
12. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 27, 45, 57, 91 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van de bewezenverklaring.
13. BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
Geldigheid van de dagvaarding
- verklaart de dagvaarding voor wat betreft feit 2 nietig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2a en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat hem onder 2a en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 2a en 3 bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Ten aanzien van het beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van een notebook van het merk Packard Bell;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Verheij-de Vries griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 november 2011.
Mr. Wijnands-Veninga en mr. Verheij- de Vries waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.