vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 189994 / KG ZA 11-417
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2011
1. naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. H. Elmas te Zaandam, gemeente Zaanstad,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DRONTEN,
zetelend te Dronten,
gedaagde,
advocaat mr. R. Snel te Groningen.
Eisers zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als ING en als [eiser sub 2] en gezamenlijk als ING c.s. Gedaagde zal hierna de Gemeente worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij dertien producties;
- de brief van 21 oktober 2011 van de zijde van de Gemeente met daarbij productie 14 tot en met 28;
- de mondelinge behandeling op 24 oktober 2011;
- de pleitnota van de Gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen de Postbank N.V. (waarvan ING de rechtsopvolgster is) en [eiser sub 2] is een hypothecaire geldlening tot stand gekomen met betrekking tot een bedrag van EUR 725.000,-. Ter zekerheid van verhaal heeft [eiser sub 2] aan de Postbank N.V. (thans ING) een recht van eerste hypotheek verleend op het perceel inclusief alle opstallen op het [adres] te [woonplaats].
2.2. In verband met ontstane achterstanden in de betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst van hypothecaire geldlening, heeft ING in 2010 besloten gebruik te maken van haar recht van parate executie.
2.3. In een e-mailbericht van 20 juli 2010 heeft de Gemeente het volgende aan de ING geschreven:
"Het geldende bestemmingsplan is bestemmingsplan "Buitengebied (9010)". Het perceel heeft de bestemming woondoeleinden. Binnen deze bestemming is 1 woning per bouwperceel toegestaan. U bent namens de bank bezig met de verkoop van een van de twee woningen en de voormalige agrarische schuren.
In het verleden is bouwvergunning afgegeven voor het verbouwen van de bestaande woning. Hiermee is er vergunning voor 1 woning en staat de tweede woning er illegaal. De gemeente beschouwt de oorspronkelijke dienstwoning als de legale woning en het later aangebouwde en in gebruik zijnde 2e woning als illegaal."
2.4. Naar aanleiding van voormeld standpunt van de Gemeente heeft ING de openbare verkoop opgeschort.
2.5. Tussen partijen heeft op 20 januari 2011 (telefoongesprek) en op 8 februari 2011 een bespreking plaatsgevonden. Onderwerp van gesprek was het verschil van mening tussen partijen over de status van de bewoning van de opstallen op het perceel [adres].
2.6. In een e-mailbericht van 9 februari 2011 van (de advocaat van) ING c.s., gericht aan de Gemeente, is een verslag van de bespreking van een dag eerder weergegeven. Onder meer is het volgende geschreven:
"In de bespreking heb ik u wederom opmerkzaam gemaakt op de financiele schade die cliënt en de bank lijden, doordat de woning op de [adres] A naar aanleiding van de e-mail van 20 juli 2010 van mevrouw B.van den Heuvel niet actief op de verkoopmarkt wordt gebracht.
Hiermede is het belang van mijn cliënten gegeven.
Zoals verwoord in mijn onderstaand e-mail, alsook in de bespreking, wordt er van B&W geen besluit in de zin van Awb gevraagd. Wat u concreet wordt gevraagd is om potentiële kopers geen mededeling te doen dat het i.c. een illegale woning zou betreffen. Daarmede belemmert u de verkoop, ook kan dat leiden tot een lager verkoopopbrengst. (Daardoor ongewenst tot aansprakelijkstelling en schadeclaim)
In de bespreking heeft mevrouw Van Ark, indachtig het vorennoemd belang, te kennen gegeven op korte termijn te zullen reageren. Ofschoon er hiervoor geen datum is afgesproken, wordt u vriendelijk verzocht dit binnen één week te doen, zodat de verkoop weer kan worden geactiveerd."
2.7. In haar e-mailbericht van 1 maart 2011 heeft de Gemeente als volgt gereageerd:
"Wij zullen potentiële kopers die informatie verstrekken die conform het betreffende bestemmingsplan en de regelgeving juist is."
2.8. ING heeft vervolgens de veilingverkoop weer in gang gezet.
2.9. Naar aanleiding van de nieuwe veilingadvertenties heeft de Gemeente bij brief van 22 juli 2011, gericht aan de veilingmakelaar van ING, het volgende geschreven:
"Wij hebben op internet geconstateerd dat u [adres] te [woonplaats] te koop heeft staan als woning.
Dit is niet correct. Wij willen u er nadrukkelijk op wijzen dat het bewonen van dit pand in strijd is met het bestemmingsplan. Zodra er sprake is van bewoning zullen wij dan ook handhavend optreden.
In het verleden hebben wij reeds contact gehad. Hierbij hebben wij overduidelijk aangegeven dat wij niet van plan zijn om voor dit plan een bestemming te wijzigen. Dit omdat dit in strijd is met het geldende bestemmingsplan, de kaderstellende notitie buitengebied en het provinciaal beleid."
2.10. Bij brief van 1 augustus 2011 heeft (de advocaat van) ING c.s. aan de Gemeente laten weten het niet eens te zijn met dit standpunt en dat met de verkondiging van dit standpunt door de Gemeente schade wordt veroorzaakt aan de zijde van ING c.s.
2.11. Bij brief van 11 augustus 2011 heeft de Gemeente in reactie op de brief van ING c.s. van 1 augustus 2011 onder meer het volgende geschreven:
"Naar onze mening is aanpassing van de informatie genoemd in bovengenoemd schrijven gewenst. Om deze reden treft u hierbij de gerectificeerde versie (kenmerk U11.015030) van ons schrijven van 22 juli jl. aan."
In de rectificatie van de verstrekte informatie staat:
"Wij hebben op het internet geconstateerd dat door u of namens u een deel van de woning op het perceel [adres] te [woonplaats] te koop wordt aangeboden als afzonderlijke woning.
Wij geven u hierbij aan dat deze gegevens niet juist zijn en wij willen u er nadrukkelijk op wijzen dat het afzonderlijk en zelfstandig bewonen van het door u te koop aangeboden deel van de woning in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Op grond van het geldende bestemmingsplan is één woning toegestaan op het gehele perceel. Zodra wij constateren dat er sprake is van dergelijke bewoning, zijn wij voornemens om gebruik te maken van onze bevoegdheid om hiertegen handhavend op te treden."
2.12. De veiling is thans uitgesteld tot 23 november 2011.
3.1. ING c.s. vordert de Gemeente:
1. te verbieden om schriftelijk, dan wel mondeling uitlatingen te doen waarin wordt beweerd dat bewoning van het te veilen object, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats], in strijd is met het geldende bestemmingsplan en/of regelgeving;
2. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 50.000,- voor iedere keer dat de Gemeente (en aan haar gelieerden) na vonnis in strijd handelt met het verbod als genoemd onder sub 1;
3. te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de geleden schade ad EUR 25.000,-, en van de kosten van het geding.
3.2. De Gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen verschillen principieel van mening met elkaar over de vraag of het pand op het perceel [adres] als twee zelfstandige woningen of als één woning aangemerkt moet worden.
4.2. Volgens ING c.s. is, met een bouwvergunning van 4 februari 1965, op het perceel een pachterswoning gebouwd: de oorspronkelijke woning. Voor de tweede woning heeft de Gemeente, in de visie van ING c.s., op 18 december 2003 een bouwvergunning eerste fase verleend en per besluit van 18 mei 2004 een bouwvergunning tweede fase. Er zijn, aldus ING c.s., op het perceel twee woningen gebouwd en beiden zijn gebouwd met bouwvergunning. Daarnaast valt het bouwwerk en het gebruik ervan onder het overgangsrecht van het huidige bestemmingsplan dat conserverende werking heeft ten aanzien van reeds bestaande woningen. Hoe dan ook is er volgens ING c.s. geen sprake van een illegale woning of illegale bewoning. Het verkondigen van een andersluidend standpunt door de Gemeente is in de visie van ING c.s. onrechtmatig jegens haar, aangezien de verkondiging van dit volgens ING c.s. onjuiste standpunt grote negatieve gevolgen heeft voor de te verwachten verkoopopbrengst van het op de veiling te verkopen object. Daarmee wordt ING c.s. schade berokkend.
4.3. De Gemeente heeft zich thans op het standpunt gesteld dat er sprake is van één woning op het perceel: de oorspronkelijke pachterswoning die, met de bouwvergunningen van 18 december 2003 en 18 mei 2004 is vernieuwd en vergroot. Er is, aldus de Gemeente, nimmer een bouwvergunning verleend voor de bouw van een tweede woning op het perceel. De Gemeente heeft haar standpunt gebaseerd op het bouwdossier met daarin onder meer de bouwtekening, de bouwvergunningaanvraag eerste fase en de toelichting daarop waarin staat: "In het door ons bureau gemaakte ontwerpvoorstel wordt uitgegaan van een hergebruik van de bestaande woning en schuur" en "De ontworpen situatie heeft als doel het huisvesten van de familie [eiser sub 2], zonder dat hierbij delen van de woning zijn bestemd voor (commerciële) verhuur of exploitatie". Daarbij heeft de Gemeente gesteld herhaaldelijk uitdrukkelijk aangegeven te hebben dat op het perceel maar één woning mag staan.
4.4. Beoordeeld moet worden of de Gemeente onrechtmatig handelt jegens ING c.s. wanneer zij haar standpunt in deze kwestie mondeling dan wel schriftelijk op enigerlei wijze ventileert. Daarbij moet vooropgesteld worden dat de kwestie waar partijen van mening over verschillen bestuursrechtelijk van aard is en dat een inhoudelijk en definitief oordeel over de juistheid van de door partijen terzake ingenomen stellingen, is voorbehouden aan de bestuursrechter. Het is duidelijk dat partijen het met elkaar oneens zijn en lijnrecht tegenover elkaar staan. In tegenstelling tot ING c.s., komt het standpunt van de Gemeente de voorzieningenrechter echter voorshands niet onaannemelijk of zonder meer als onjuist voor. Gelet daarop kan dan ook niet met voldoende mate van zekerheid worden geoordeeld dat een bestuursrechter, oordelend in een bodemprocedure, tot de beslissing zal komen dat de Gemeente in deze kwestie een onjuist standpunt heeft ingenomen. Dat heeft tot gevolg dat in het kader van deze procedure ook niet voldoende aannemelijk is geworden dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens ING c.s. door dit standpunt te verkondigen.
4.5. Op grond van het voorgaande zal de vordering om de Gemeente te verbieden tot het doen van de beschreven uitlatingen worden afgewezen. Gelet op het afhankelijke karakter van de vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding deelt deze vordering hetzelfde lot.
Bovendien is, gelet op de eisen die volgens vaste jurisprudentie aan een geldvordering in kort geding worden gesteld om voor toewijzing in aanmerking te komen, zowel het bestaan als de omvang van deze vordering onvoldoende vast komen te staan, nog los van het aspect van de onverwijlde spoed en het restitutierisico.
4.6. ING c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht EUR 560,00
- salaris advocaat 1.158,00
Totaal EUR 1.718,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt ING c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.718,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.