RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.662164-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende [woonplaats].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren op 8 december 2011 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Lucas, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [benadeelde partij] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en), schriftelijk en/of onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd
- met het plegen van geweld openlijk in vereniging tegen personen of goederen en/of
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of
- met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of brandstichting,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (op 12 oktober 2010, na het doen van een valse 112-melding, inzake een overval door drie gemaskerde mannen in een woning gelegen aan de [adres 1], een brief bij de voordeur van die woning gelegen aan de [adres 1] achtergelaten, en/of in die brief onder andere) die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:
- "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en/of
- "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en/of
- "Lijst meest gezochte:... [benadeelde partij]." en/of
- "Bij het typen van deze brief ontstaat er nog meer haat.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 16 oktober 2010 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
4.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2011 tot en met 18 oktober 2010 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [benadeelde partij] en/of familieleden van die [benadeelde partij], schriftelijk en/of onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (op 16 oktober 2010 en/of 17 oktober 2010, na het doen van een valse 112-melding, inzake een moord op twee mensen in een woning gelegen aan de [adres 2], een brief in de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres 2] achtergelaten, en/of in die brief onder andere) die [benadeelde partij] en/of familieleden van die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:
- "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en/of
- "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en/of
- "voor mij ben en blijf je een kleine jongen die ik zo neer haal zonder moeite te doen. Adres is bekent in [wijk] dus wees gewaarschuwd want ik eet je leeft op en maak je dood niet alleen jou maar ook je familieleden!" en/of
- "Lijst meest gezochte: ... [benadeelde partij]." en/of
- "Dood aan [benadeelde partij]",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de eerste regel van het onder 4 ten laste gelegde "2011" in plaats van "2010". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 12 oktober 2010 te 20.09 uur ontvangt de meldkamer van de Politie Flevoland een melding dat er een overval wordt gepleegd op de [adres 1] te Almere. Deze melding is ingekomen als een 112-melding bij de landelijke meldkamer van het KLPD te Driebergen. Ter plaatse blijkt de melding vals te zijn. De politie treft bij de voordeur een enveloppe aan gericht aan de politie. De enveloppe bleek een brief te bevatten met als aanhef: “Aan de Politie” en voorts onder meer de tekst: "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en "Lijst meest gezochte:... [benadeelde partij]." en "Bij het typen van deze brief ontstaat er nog meer haat.".
Op 17 oktober 2010 te 00.30 uur treft [getuige], medewerker van de Politie Flevoland, een brief in zijn brievenbus bevattende onder meer de tekst: "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en "voor mij ben en blijf je een kleine jongen die ik zo neer haal zonder moeite te doen. Adres is bekent in [wijk] dus wees gewaarschuwd want ik eet je leeft op en maak je dood niet alleen jou maar ook je familieleden!" en "Lijst meest gezochte: ... [benadeelde partij]." en "Dood aan [benadeelde partij]".
Bij navraag bij de centrale meldkamer van de Politie Flevoland blijkt dat er op 16 oktober 2010 te 19.57 uur een (valse) melding is gedaan voor het adres [adres 2] te Almere, zijnde het adres van [getuige].
Naar aanleiding van de door de politie ontvangen brieven doet [benadeelde partij] op 18 oktober 2010 aangifte van bedreiging .
Nader onderzoek heeft geleidt tot de aanhouding van verdachte en de doorzoeking van zijn woning.
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 3.
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de processen-verbaal en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2 en 4.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde – met uitzondering van het derde gedachtenstreepje – en het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht de hierna volgende bewijsmiddelen redengevend. De aangifte van [benadeelde partij], de processen-verbaal met betrekking tot de 112-meldingen en de gevonden dreigbrieven, de bekennende verklaring van verdachte omtrent het doen van de 112-meldingen, de in de 112-meldingen genoemde adressen die overeenkomen met de adressen waar de dreigbrieven zijn aangetroffen, de overeenkomende inhoud van beide dreigbrieven, de modus operandi van de 112-meldingen die tot doel hebben de politie te leiden naar de plaats waar de dreigbrieven worden aangetroffen, de USB-stick van verdachte met daarop de tekst van de tweede dreigbrief, de telefoon van verdachte met een in de tweede dreigbrief gebruikte foto van [benadeelde partij] en de ping-gesprekken.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 3.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Feit 2 en 4.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Het verband tussen deze ten laste gelegde feiten en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten is te ver verwijderd, waardoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring.
Op de bij de verdachte in het bezit zijnde USB-stick staat een dreigbrief, maar die is aangemaakt op 3 oktober 2010 en eerst op de USB-stick opgeslagen op 14 oktober 2010, dus, zo stelt de raadsvrouw, op een later moment dan het moment van aantreffen van de dreigbrief door [getuige]. Hieruit dient geconcludeerd te worden dat de dreigbrief niet is geredigeerd op de USB-stick. Derhalve is de dreigbrief niet geredigeerd door verdachte.
Gelet op de gewoonte van jongeren om allerlei goederen onderling uit te lenen kan niet worden uitgesloten dat de op de simkaart van verdachte aangetroffen foto’s van [benadeelde partij] door een ander zijn gemaakt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat overtuigend bewijs ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en 3.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op het proces-verbaal en de bekennende verklaring van verdachte .
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen, gelet op het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte .
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 2 en 4.
Tijdens de 112-melding op respectievelijk 12 oktober 2010 en 16 oktober 2010 zijn de adressen, te weten respectievelijk [adres 1] en [adres 2], genoemd waar later de dreigbrieven zijn aangetroffen. De eerste dreigbrief d.d. 12 oktober 2010 bevat tevens de tekst “Bedankt voor het snelle optreden na deze valsmelding.” De rechtbank concludeert dat de 112-meldingen de politie dienden te leiden naar de dreigbrieven en derhalve onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft de verdachte bekend dat hij op 14 oktober 2010 en 16 oktober 2010 de valse meldingen heeft begaan. Verdachte ontkent echter de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
Op de USB-stick – in gebruik bij verdachte – is de tekst van de tweede dreigbrief aangetroffen. De tekst van de eerste en de tweede dreigbrief is op grote onderdelen gelijkluidend en bevat dezelfde taal- en grammatica fouten. De hierna volgende zinnen dan wel zinsdelen zijn gelijkluidend in beide dreigbrieven: “Geachte Politie Corps Almere Regio Flevoland 036”, “Racisme is het probleem in deze maatschappij komt door”, “[benadeelde partij] ,, ,, De opvolger van [persoon X] ,, ,,. [benadeelde partij] ,, ,, Probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken omdat wij van Antilliaanse Marokkaanse Surinaamse Turkse afkom zijn. Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden.” “[benadeelde partij] ,, ,, [benadeelde partij].” en “Bij het typen van deze brief ontstaat er nog meer haat. Met vriendelijke groet: Almere, [jeugdbende 1], [jeugdbende 2]! Free the soldiers die nog vast zitten, we vergeten jullie niet!”.
Het bestand genaamd Geachte Politie Corps Almere Regio Flevoland 036 is aangetroffen op een USB-stick in gebruik bij verdachte . Dit bestand is exact hetzelfde als de op 17 oktober 2010 door [getuige] aangetroffen brief, te weten de tweede dreigbrief. Nader onderzoek naar het bestand op de USB-stick leverde de volgende resultaten op. Het bestand is op 3 oktober 2010 aangemaakt, te weten voor 12 oktober 2010 en derhalve voor de eerste valse 112-melding en het vinden van de eerste dreigbrief door de politie op het adres [adres 1] te Almere. De laatste wijziging van het bestand dateert van 14 oktober 2010, te weten twee dagen voor het aantreffen van de tweede dreigbrief.
Op de mobiele telefoon van verdachte is een foto van [benadeelde partij] aangetroffen . Dit betreft dezelfde foto als de in de tweede dreigbrief gebruikte foto van [benadeelde partij].
Gelet op de grote gelijkenis tussen beide brieven, het gebruik van een foto van de mobiele telefoon van verdachte in de tweede dreigbrief en hetgeen hiervoor over het aanmaken van de tekst en het daarna wijzigen daarvan is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat de eerste en de tweede dreigbrief zijn opgesteld door verdachte.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot medeplegen, daar uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer onbekend gebleven personen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er van moet worden uitgegaan dat verdachte de ten laste gelegde feiten alleen heeft begaan. De verklaring van verdachte – dat hij op verzoek van een persoon de 112-meldingen heeft gedaan en mogelijk door diezelfde persoon is geïnstrueerd omtrent het noemen van een adres, zonder van de achterliggende reden van die telefoontjes op de hoogte te zijn geweest– vindt geen steun in het dossier en acht de rechtbank dan ook onaannemelijk, te meer nu verdachte ter zitting geen enkele duidelijkheid heeft willen of kunnen verschaffen omtrent de identiteit van die persoon en desgevraagd verklaart heeft zich zelfs niet meer te kunnen herinneren of het bij beide keren dezelfde persoon betrof. Bovendien zijn op de telefoon van verdachte, naast de in de tweede dreigbrief gebruikte foto van [benadeelde partij], foto’s aangetroffen van graffiti met de tekst “[jeugdbende 1], alsmede foto’s waarop verdachte samen met een aantal leeftijdgenoten staat afgebeeld al poserend bij de in de openbare ruimte aangebrachte tekst “[jeugdbende 1]” . Ook dit legt, naast het aantreffen van de brief op zijn USB-stick, een onmiskenbaar verband tussen de beide dreigbrieven en verdachte. De dreigbrieven zijn immers namens het zogenoemde [jeugdbende 1] geschreven.
Daar waar in de dreigbrieven verwezen wordt naar “de onrust in Almere” wordt naar het oordeel van de rechtbank verwezen naar een ernstig geweldsincident dat op 22 september 2010, korte tijd voordat de brief op 3 oktober voor het eerst werd aangemaakt, heeft plaatsgevonden op het [plein] te Almere. Toen is door een groep personen openlijk geweld gepleegd, waarbij een bushokje is vernield, een auto in brand is gestoken, de ruiten van een andere auto zijn vernield en dreigende teksten op de muur zijn gespoten gericht tegen enkele agenten van politie waaronder [benadeelde partij] . Voor het verband tussen dit geweldsincident en de dreigbrieven acht de rechtbank redengevend dat zowel de brieven als het geweldsincident van 22 september 2010 (mede) tegen [benadeelde partij] gericht is geweest en dat in de brieven gesproken wordt over “the soldiers die nog vast zitten”, waarmee kennelijk gedoeld wordt op de vijf verdachten die naar aanleiding van de gebeurtenissen op 22 september 2010 waren aangehouden . Voorts acht de rechtbank dat verband aanwezig, gelet op de foto’s van perspublicaties en een opname van een uitzending van omroep Flevoland over die gebeurtenissen, die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen . Daar waar in de dreigbrieven dan ook gedreigd wordt dat “de onrust in Almere ernstiger zal worden” wordt naar het oordeel van de rechtbank dan ook gedreigd met openlijk geweld, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten én met brandstichting. Nu de rechtbank niet is gebleken dat bij het geweldsincident op 22 september 2010 sprake is geweest van zware mishandeling of van een misdrijf tegen het leven gericht, zal de rechtbank verdachte bij feit 2 vrijspreken van bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder vermeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 oktober 2010 in de gemeente Almere opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
2.
hij in de periode van 12 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010 in de gemeente Almere, een persoon genaamd [benadeelde partij], schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd
- met het plegen van geweld openlijk in vereniging tegen personen of goederen en
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en
- met brandstichting,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend (op 12 oktober 2010, na het doen van een valse 112-melding, inzake een overval door drie gemaskerde mannen in een woning gelegen aan de [adres 1], een brief bij de voordeur van die woning gelegen aan de [adres 1] achtergelaten, en in die brief onder andere) die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:
- "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en
- "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en
- "Lijst meest gezochte:... [benadeelde partij]." en
- "Bij het typen van deze brief ontstaat er nog meer haat.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op 16 oktober 2010 in de gemeente Almere opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
4.
hij in de periode van 16 oktober 2010 tot en met 18 oktober 2010 in de gemeente Almere, een persoon genaamd [benadeelde partij] en familieleden van die [benadeelde partij], schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op 16 oktober 2010 of 17 oktober 2010, na het doen van een valse 112-melding, inzake een moord op twee mensen in een woning gelegen aan de [adres 2], een brief in de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres 2] achtergelaten, en in die brief onder andere) die [benadeelde partij] en familieleden van die [benadeelde partij] de woorden toegevoegd:
- "[benadeelde partij] ... probeert zoveel mogelijk onze leven zuur te maken ..." en
- "Zodra dit veranderd zal de onrust in Almere stoppen, zo niet zal het niet stoppen en alleen maar erger worden." en
- "voor mij ben en blijf je een kleine jongen die ik zo neer haal zonder moeite te doen. Adres is bekent in [wijk] dus wees gewaarschuwd want ik eet je leeft op en maak je dood niet alleen jou maar ook je familieleden!" en
- "Lijst meest gezochte: ... [benadeelde partij]." en
- "Dood aan [benadeelde partij]",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1 en 3, telkens
Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.
Feit 2.
Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en met brandstichting, terwijl deze bedreigingen schriftelijk en onder bepaalde voorwaarde geschiedt.
Feit 4.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarde geschiedt.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede jeugddetentie voor de duur van een maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, enkel een werkstraf op te leggen, waarvan een groot deel voorwaardelijk. Gelet op het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld en zijn positieve ontwikkelingen acht de raadsvrouw een jeugddetentie – ook in voorwaardelijke vorm – niet geïndiceerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft tweemaal misbruik gemaakt van het publieke alarmnummer 112. Door een valse alarmmelding wordt de rust van de politie verstoord, maar ook personen ter plaatse waarheen de politie wordt gedirigeerd.
Tevens heeft verdachte zich tot tweemaal toe in een kort tijdbestek schuldig gemaakt aan schriftelijke bedreiging van [benadeelde partij] welke bedreiging onder bepaalde voorwaarden is geschied. Het handelen van verdachte vormt dan ook een ernstige inbreuk op de psychische integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben in het algemeen een grote impact op (het leven van) een slachtoffer, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid. Daarbij komt dat de gevoelens van angst en onveiligheid in Almere in de periode voorafgaand aan deze feiten al verhoogd waren vanwege eerdere incidenten met betrekking tot bedreigingen van politieagenten, waaronder ook het slachtoffer, vernielingen en brandstichtingen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke feiten ziet de rechtbank aanleiding de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen om zo verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het tevens passend en noodzakelijk een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 november 2011;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 25 november 2011 uitgebracht door S. Cruden, jeugdreclasseerder van Bureau Jeugdzorg Flevoland (Jeugdreclassering);
- een de verdachte betreffend rapport d.d. 30 november 2011 uitgebracht door W.M.M. Verberk, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] – daartoe vertegenwoordigd door mr. D.J.P. van Barneveld, advocaat te Arnhem – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.000,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel (bij wijze van voorschot) toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleitte vrijspraken ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 142 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 140 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], domicilie kiezende te Almere, van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Schroten en mr. M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2011.
Mrs. Engbers en Ferschtman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.