ECLI:NL:RBZLY:2011:BU9377

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660104-10(P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en wederspannigheid tijdens aanhouding door politieambtenaren

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 december 2011 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belediging van politieambtenaren, wederspannigheid en het bezit van GHB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, tussen november 2009 en november 2010, zich verzet heeft tegen politieambtenaren die hem aanhielden. Dit verzet omvatte onder andere het spugen in de richting van de ambtenaren, het trappen tegen de politieauto en het bedreigen van de ambtenaren met de dood. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten beledigende en kwetsende opmerkingen heeft gemaakt richting de politie, waaronder het gebruik van scheldwoorden. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van een persoon door deze een kopstoot te geven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die de rechtmatige uitoefening van de politieambtenaren belemmerden. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die tot een andere straf zouden moeten leiden. De onder verdachte in beslag genomen GHB en een mes zijn onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660104-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 05 december 2011 te Lelystad. De verdachte is niet verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere, die verklaarde uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.M. van der Burg, en de standpunten door de raadsvrouw naar voren gebracht.
DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2009 in de gemeente Almere, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door
- te spugen in de richting van het gezicht van die ambtenaar en/of
- (met kracht) te trappen tegen de (achter)ruit van de politie-auto en/of
- te trachten het dienstwapen van die ambtenaar vast te pakken, althans door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden; (690068-11)
2.
hij op of omstreeks 15 december 2009 te Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 1]), (met kracht) een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (690071-11)
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Almere opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant], brigadier van politie Flevoland en/of [verbalisant] en/of [verbalisant], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, algemeen toezicht in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Blijf van mij af, vuile homo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; (690069-11)
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Almere, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd strafba(a)re feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, heeft verzet door
- met zijn armen te zwaaien en/of
- zijn armen los te rukken, althans door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden; (690069-11)
5.
hij op of omstreeks 23 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 90 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal 4-hydroxyboterzuur, zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (690068-11)
6.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Almere, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambten(a)ar(en) ([verbalisant], aspirant van politie Flevoland en/of [verbalisant], hoofdagent van politie Flevoland) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/ haar/hun bediening, heeft verzet door te trachten die [verbalisant] in de hand te bijten en/of door te trachten die [verbalisant] en/of die [verbalisant] te bespugen en/of door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden; (690070-11)
7.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)portierlijst, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie Flevoland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (690070-11)
8.
hij op of omstreeks 29 maart 2010 in de gemeente Almere [verbalisant] (brigadier van politie, werkzaam bij de politie Flevoland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd dat zij (zijnde [verbalisant] en/of (een) andere politieambtena(a)r(en)) kankerlijers waren en dat hij hen zou gaan vermoorden en/of "ik maak jullie allemaal af, homo's kankerlijers ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (660104-10)
9.
hij op of omstreeks 29 maart 2010 in de gemeente Almere, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te schoppen in de richting van die politieambtena(a)r(en), althans te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden; (660104-10)
10.
hij op of omstreeks 29 maart 2010 in de gemeente Almere opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant], brigadier van politie Flevoland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, surveillance in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ik maak jullie allemaal af, homo's, kankerlijers, ik maak je af", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; (660104-10)
11.
hij op of omstreeks 29 maart 2010 in de gemeente Almere, terwijl hij in staat van openbare dronkenschap verkeerde, op de openbare weg, [straat], althans op een openbare weg, in elk geval in het openbaar de orde heeft verstoord, door zich toen aldaar, schreeuwend op te houden en/of tegen een fiets en/of een auto aan te schoppen; (660104-10)
12.
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Almere opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisanten], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, noodhulpsurveillance in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Kankerlijers, jullie zijn kankerlijers”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of die [verbalisanten] door een feitelijkheid heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, in (de richting van) hun gelaat gespuugd, althans een feitelijkheid van gelijke beledigende aard of strekking; (690136-11)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting als het navolgende vast.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Op 12 november 2009 waren surveillan[naam verbalisant]en verbalisanten] belast met algemene surveillance. Via de meldkamer kregen zijn opdracht om naar de [straat] in Almere te gaan. Aldaar hielden de surveillanten [naam verdachte] aan ter zake van openbare dronkenschap. Verdachte is op de achterbank van het dienstvoertuig geplaatst met verbalisant [naam verbalisant] naast hem. Verdachte was erg agressief en verzette zich door in de richting van verbalisant te spugen, met zijn bovenlichaam wilde bewegingen te maken en met zijn voeten tegen de achterruit van de politieauto te trappen.
Verdachte ontkent het aan hem ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Op 16 december 2009 doet [aangever 1] aangifte van mishandeling gepleegd op
15 december 2009. Hij verklaarde als beveiliger tijdens een ruzie in de Albert Heijn in het winkelcentrum in Almere een kopstoot te hebben gekregen van een man. Hierdoor voelde aangever hevige pijn op zijn neus en linkerkaak. Verbalisant [naam verbalisant] constateerde tijdens het opnemen van de aangifte dat de neus en de linkerkant van aangevers wang opgezwollen waren.
De heer [naam getuige] was getuige van het voorval en heeft een verklaring afgelegd.
Verdachte is naar aanleiding van het voorgaande aangehouden.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
Op 18 januari 2010 kregen verbalisanten [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant] de opdracht om naar het busstation in Almere te gaan. Aldaar zou zich een man achter in een bus ophouden die agressief was en mogelijk onder invloed van een stof. Eenmaal uit de bus gekomen. riep verdachte in de richting van de verbalisanten: “Vieze homo’s, blijf van mij af, stelletje homo’s”. Tijdens de identiteitsfouillering riep verdachte tegen de verbalisanten: “Jullie moeten van mijn tepel afblijven, stelletje vieze homo’s”. Verbalisanten [namen verbalisanten] voelden zich hierdoor beledigd. Verbalisanten [namen verbalisanten] hielden verdachte aan een arm vast en hebben verdachte aangehouden. Verdachte probeerde zich te bevrijden door het maken van armbewegingen.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Op 23 januari 2010 wordt verdachte in de Albert Heijn in Almere aangehouden op grond van verdenking van lokaalvredebreuk. Tijdens de insluitingsfouillering wordt bij verdachte een wit flesje aangetroffen. Het flesje wordt aangeboden aan de Unit Forensische Opsporing. Uit onderzoek blijkt dat er 90 cc heldere en kleurloze vloeistof in het flesje zit. Deze vloeistof is getest en gaf een positieve reactie voor GHB, een stof die een verboden middel is, genoemd op lijst II, behorend bij de Opiumwet.
Verdachte verklaart bij de politie op 23 januari 2010 dat hij zeker weet dat er GHB in het flesje zit.
Ten aanzien van het onder 6. en 7. ten laste gelegde
Op 25 januari 2010 krijgen verbalisanten de melding dat er een man op het treinstation Almere Buiten zou liggen schreeuwen. Eenmaal ter plaatse zagen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op het station een man staan die met zijn armen zwaaide en een verwarde indruk maakte. Deze man maakte zich kenbaar als [naam verdachte]. Via de meldkamer werd duidelijk dat [naam verdachte] vrijwel altijd in het bezit is van GHB. Hierop is [naam verdachte] gefouilleerd op grond van de Opiumwet. In zijn linkermouw had [naam verdachte] een doorzichtig flesje met daarin vloeistof zitten. [naam verdachte] is aangehouden als verdachte op verdenking van het bezit van harddrugs.
Verdachte wilde niet meewerken, liet zich opzettelijk op de grond zakken en probeerde verbalisant [verbalisant] in zijn hand te bijten. Nadat verdachte in het dienstvoertuig was gezet en verdachte met zijn hoofd tegen het raam aan werd geplaatst, beet verdachte met zijn tanden in de rechterdeurstijl. Hierdoor ontstond schade aan de portierlijst van de politieauto.
[aangever 2] heeft op 26 januari 2010 namens de politie Flevoland aangifte gedaan van vernieling van de deurstijl van het rechterachterportier.
Ten aanzien van het onder 8, 9, 10. en 11. ten laste gelegde
Op 29 maart 2010 krijgen verbalisanten [verbalisant], [verbalisanten] de melding te gaan naar de [straat] in Almere alwaar de ambtshalve bekende [naam verdachte] een persoon zou hebben geslagen. Eenmaal ter plaatse constateren dat [naam verdachte] verdwaasd en onvast ter been rondliep. Hij zwaaide daarbij wild met zijn armen en liet zich op de grond vallen. Verdachte wordt vervolgens aangehouden. Hierbij schreeuwde hij meerdere keren: “Kankerlijers, ik ga jullie vermoorden” en verzette zich. Tijdens het transport verzette verdachte zich door onder meer te schoppen in de richting van verbalisant [naam verbalisant]. Verdachte schreeuwde dat tijdens de insluitingsfouillering tegen de verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] dat zij kankerlijers waren en dat hij hen zou vermoorden. Brigadier [verbalisant] verklaarde zich bedreigd en beledigd te voelen door de uitspraken van verdachte.
Ten aanzien van het onder 12. ten laste gelegde
Op 23 november 2010 krijgen verbalisanten [verbalisanten] de melding om naar de [straat] in Almere te gaan vanwege een man die vermoedelijk onder invloed van drugs was en voor de bussen zou zijn gevallen. Ter plaatse zien voornoemde verbalisanten tezamen met verbalisanten [verbalisanten] [naam verdachte]. Hij wordt aangehouden op verdenking van mishandeling. Tijdens deze aanhouding riep verdachte richting de verbalisanten: “Kankerlijers, jullie zijn kankerlijers” en spuugde hij in de richting van het gezicht van de voornoemde verbalisanten en verbalisant [verbalisant].
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld ter zake hetgeen aan hem onder 1 tot en met 12 is ten laste gelegd.
Zij heeft daartoe voor een bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11. en 12. ten laste gelegde verwezen naar de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal.
Ten aanzien van de onder 2. ten laste gelegde mishandeling heeft de officier van justitie voor een bewezenverklaring gewezen op de aangifte van [aangever 1], het geconstateerde letsel en de getuigenverklaring van de heer [getuige].
Het onder 5. ten laste gelegde aanwezig hebben van GHB kan bewezen worden op grond van het aantreffen van de vloeistof bij verdachte, de test uitgevoerd door de politie en het feit dat verdachte een reguliere GHB gebruiker is.
Met betrekking tot de onder 8. ten laste gelegde bedreiging van [verbalisant] heeft de officier van justitie voor een bewezenverklaring gewezen op de aangifte van [verbalisant] en het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2, 6, 7. en 11. ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3, 4, 8, 9, 10. en 12. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat de verboden van wederspannigheid, belediging en bedreiging hetzelfde belang beschermen en er zodoende sprake is van eendaadse samenloop, waardoor vrijspraak van het onder 3, 8 en 10 dient te volgen.
Met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte 90 milliliter GHB bij zich had en verdachte van het bezit van GHB dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde wederspannigheid wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering is het mogelijk dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, kan worden aangenomen op grond van enkel een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. De wetgever heeft aan ambtsedig opgemaakte processen-verbaal sterke bewijskracht toegekend, mede omdat verbalisanten er in het algemeen geen belang bij hebben om een voorstelling van zaken te geven die niet of niet volledig overeenstemt met de werkelijkheid.
Zoals hiervoor onder de Inleiding is beschreven, hebben verbalisanten [namen verbalisanten] tijdens hun surveillancedienst op 12 november 2009 in Almere verdachte aangehouden. Verdachte heeft zich in het de politieauto verzet door onder meer hard te trappen tegen de achterruit van de auto en te proberen het dienstwapen van [naam verbalisant] te pakken.
Verdachte ontkent weliswaar zich schuldig te hebben gemaakt aan wederspannigheid, doch de rechtbank hecht doorslaggevende waarde aan de verklaring zoals deze is afgelegd door de verbalisanten [namen verbalisanten]. De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van het onder het eerste gedachtenstreepje ten laste gelegde spugen. De rechtbank is van oordeel dat spugen niet gezien kan worden als verzet in de zin van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
De rechtbank acht de onder 2. ten laste gelegde mishandeling van [aangever 1] op
15 december 2009 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Gelet op de aangifte van [aangever 1], waarin hij verklaart een kopstoot te hebben gekregen van verdachte en daarvan letsel en pijn heeft ondervonden , en de verklaring van getuige [naam getuige], die verklaarde te hebben gezien dat verdachte een kopstoot aan aangever gaf , is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde:
De rechtbank acht de onder 3. en 4. ten laste gelegde belediging en wederspannigheid op
18 januari 2010 in Almere wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is beschreven hebben verbalisanten [verbalisant],
[verbalisant] en [verbalisant], nadat verdachte onder andere “Vieze homo’s” tegen hen had geroepen, verdachte aangehouden. Verdachte heeft zich tijdens deze aanhouding verzet door ongecontroleerde armbewegingen te maken.
De rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd, van oordeel dat hier geen sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank overweegt dat in casu verdachte de verbalisanten beledigd heeft en vervolgens zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet. Hierbij is er geen sprake van een gedraging die méér dan één delictsomschrijving vervult, zoals het eerste lid van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht verwoordt. Het tweede lid van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht is evenmin van toepassing. Het strafbare feit van belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van zijn uitoefening vormt niet een systematische specialis ten opzichte van het delict van wederspannigheid. Dit wordt eens temeer duidelijk nu de delictomschrijving van wederspannigheid in boek 2, Titel VIII, getiteld “Misdrijven tegen het openbaar gezag” valt en de delictsomschrijving van belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van zijn uitoefening in boek 2, Titel XVI, getiteld “Belediging” valt. Uit die rubricering blijkt bovendien dat de verboden van belediging en bedreiging verschillende belangen beogen te beschermen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, op grond van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal door verbalisanten [namen verbalisanten] bewezen kan worden dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet en voornoemde verbalisanten heeft beledigd.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 5. ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van GHB op 23 januari 2010 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Gelet op het aantreffen van een flesje vloeistof tijdens de insluitingsfouillering van verdachte, het onderzoek door de Unit Forensische Opsporing van 90 cc vloeistof en de bekennende verklaring van verdachte dat hij op 23 januari 2010 in Almere GHB bij zich had, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is om tot een bewezenverklaring van het onder 5. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 6. en 7. ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 6. en 7. ten laste gelegde wederspannigheid en beschadiging van een autoportierlijst op 25 januari 2010 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is beschreven hebben verbalisanten verdachte aangehouden op verdenking van bezit van harddrugs. Verdachte heeft zich tijdens deze aanhouding verzet door te proberen verbalisant [verbalisant] in zijn hand te bijten en door te rukken en te trekken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering op grond van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal door verbalisanten [verbalisant], [verbalisanten] en [verbalisant] bewezen kan worden dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet.
De rechtbank is tevens van oordeel dat er, gelet op de aangifte van [aangever 2] en het hiervoor genoemde proces-verbaal, voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de beschadiging van de autoportierlijst van de dienstauto van de politie Flevoland.
Ten aanzien van het onder 8, 9, 10. en 11. ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 8. en 10. ten laste gelegde bedreiging en belediging van brigadier [verbalisant], de onder 9. ten laste gelegde wederspannigheid en de onder 11. ten laste gelegde openbare dronkenschap wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de Inleiding is beschreven hebben verbalisanten [verbalisant], [verbalisanten] verdachte aangehouden op verdenking van, onder meer, het verstoren van de openbare orde. Verdachte heeft zich tijdens deze aanhouding verzet door zijn arm een andere kant op te bewegen dan de verbalisanten wilden. Verdachte riep naar de verbalisanten: “Kankerlijers, ik ga jullie vermoorden”. Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen verklaard dat hij zich beledigd en bedreigd voelde door deze uitlating van verdachte.
De rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd, van oordeel dat hier geen sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank overweegt dat in casu verdachte verbalisant [verbalisant] heeft beledigd en bedreigd en zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet. Hierbij is er geen sprake van een gedraging die méér dan één delictsomschrijving vervult, zoals het eerste lid van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht verwoordt. Het tweede lid van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht is evenmin van toepassing. Het strafbare feit belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van zijn uitoefening vormt niet een systematische specialis ten opzichte van het delict bedreiging of wederspannigheid. Dit wordt eens temeer duidelijk nu de delictsomschrijving van wederspannigheid in boek 2, Titel VIII, getiteld “Misdrijven tegen het openbaar gezag” valt, de delictsomschrijving van belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van zijn uitoefening in boek 2, Titel XVI, getiteld “Belediging” valt en de delictsomschrijving van bedreiging in boek 2, Titel XVIII, getiteld “Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid” valt. Uit die rubricering blijkt bovendien dat de verboden van wederspannigheid, belediging en bedreiging verschillende belangen beogen te beschermen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, op grond van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal door verbalisanten [verbalisant], [verbalisanten] bewezen kan worden dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet en [verbalisant] heeft beledigd en bedreigd.
Met betrekking tot het verstoren van de openbare orde terwijl verdachte dronken was, overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door brigadier [verbalisant] naar voren komt dat verbalisant naar aanleiding van een melding van ruzie nabij de [straat] de beschikbare camerabeelden van het cameratoezicht heeft bekeken en heeft geconstateerd dat verdachte de uiterlijke kenmerken vertoonde van alcoholgebruik. Verdachte was agressief, gooide met een fiets en liep wild zwaaiend rond.
De rechtbank is, gelet op voorgenoemd proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 30 maart 2010, inhoudende dat hij op 29 maart 2010 op het strand nabij de [straat] in Almere aan het drinken was en daarbij GHB heeft gebruikt en vervolgens “ out” is gegaan , van oordeel dat het onder 11. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 12. ten laste gelegde
De rechtbank acht de onder 12. ten laste gelegde belediging van verbalisanten [verbalisanten] op 23 november 2010 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding is beschreven hebben verbalisanten verdachte aangehouden op verdenking van mishandeling. Verdachte heeft zich tijdens deze aanhouding verzet en de verbalisanten beledigd door in hun richting te spugen en te roepen dat ze “Kankerlijers” waren. De verbalisanten verklaarden zich hierdoor beledigd te voelen. Van deze belediging was de heer [getuige] getuige. Hij verklaarde dat hij hoorde dat verdachte de verbalisanten uitschold voor “Kankerlijers”.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het proces-verbaal van bevindingen en de getuigenverklaring van [getuige], bewezen kan worden dat verdachte de in de hierna genoemde bewezenverklaring verbalisanten heeft beledigd.
DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
1.
op 12 november 2009 in de gemeente Almere, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door
- met kracht te trappen tegen de achterruit van de politieauto en
- te trachten het dienstwapen van die ambtenaar vast te pakken.
2.
op 15 december 2009 te Almere opzettelijk mishandelend een persoon te weten [aangever 1], een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
3.
op 18 januari 2010 te Almere opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant], brigadier van politie Flevoland en [verbalisant] en [verbalisant], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, algemeen toezicht in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Blijf van mij af, vuile homo's".
4.
op 18 januari 2010 te Almere, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd strafbaar feit, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
5.
op 23 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 90 milliliter, zijnde 4-hydroxyboterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
6.
op 25 januari 2010 in de gemeente Almere, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar [verbalisant], hoofdagent van politie Flevoland verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen genoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te trachten die [verbalisant] in de hand te bijten en door te rukken en/of te trekken.
7.
op 25 januari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk en wederrechtelijk een autoportierlijst, toebehorende aan politie Flevoland, heeft beschadigd.
8.
op 29 maart 2010 in de gemeente Almere [verbalisant] brigadier van politie, werkzaam bij de politie Flevoland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd dat hij zijnde [verbalisant] een kankerlijer was en dat hij hem zou gaan vermoorden en "ik maak jullie allemaal af, homo's kankerlijers ik maak je af".
9.
op 29 maart 2010 in de gemeente Almere, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit had aangehouden en had vastgegrepen, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te schoppen in de richting van die politieambtenaar.
10.
op 29 maart 2010 in de gemeente Almere opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[verbalisant], brigadier van politie Flevoland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, surveillance in diens tegenwoordigheid heeft toegevoegd de woorden "Homo's, kankerlijers, ik maak je af".
11.
op 29 maart 2010 in de gemeente Almere, terwijl hij in staat van openbare dronkenschap verkeerde, op de openbare weg, [straat], de orde heeft verstoord, door zich toen aldaar, schreeuwend op te houden.
12.
op 23 november 2010 in de gemeente Almere opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisanten], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, noodhulpsurveillance in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Kankerlijers, jullie zijn kankerlijers”, en die [verbalisant] en [verbalisanten] en [verbalisant] en [verbalisant] door een feitelijkheid heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, in de richting van hun gelaat gespuugd.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE KWALIFICATIE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
Onder 1, 4, 6 en 9, telkens:
Wederspannigheid.
Onder 2:
Mishandeling.
Onder 3, 10 en 12, telkens:
Eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Onder 5:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Onder 7:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen.
Onder 8:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Onder 11:
In staat van dronkenschap in het openbaar het verkeer belemmeren of de orde verstoren.
DE STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
DE STRAFOPLEGGING
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen verklaarde misdrijven zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maandenmet aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Voor de door de officier van jusititie bewezen geachte overtreding heeft zij gevorderd geen straf of maatregel op te leggen zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen passende straf is nu verdachte sinds kort verhuisd is naar [plaats], alwaar hij een nieuwe start probeert te maken. Daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat verdachte in 2011 slechts éénmaal is aangehouden en dus een relatief langere periode niet in aanmerking is gekomen met politie en justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het meerdere malen plegen van verzet tijdens zijn aanhoudingen. Verdachte heeft door op deze manier te handelen politieambtenaren belemmerd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Nadat de opsporingsambtenaren verdachte geboeid in hun dienstvoertuig hadden geplaatst, heeft hij hen veelvuldig beledigd, een verbalisant bedreigd en een politieauto beschadigd. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte uiterst verwerpelijk is. Uit de gedragingen van verdachte en de woorden die hij tegen politieambtenaren heeft geuit, komt het beeld naar voren dat verdachte weinig tot geen respect had, dan wel heeft, voor politieambtenaren en het gezag dat zij vertegenwoordigen. Ten onrechte meende verdachte het recht te hebben te mogen bepalen wat de gang van zaken zou zijn bij zijn aanhoudingen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezen verklaarde feiten, ook zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van middelen genoemd op lijst II, behorend bij de Opiumwet, huisvredebreuk, wederspannigheid en het verstoren van de openbare orde, zoals valt af te leiden uit het dossier. De rechtbank merkt op dat de raadsvrouw ter terechtzitting heeft verklaard akkoord te zijn met het ‘meenemen’ van de ad informandum gevoegde strafbare feiten 2 tot en met 8.
BESLAG
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen flesjes GHB en het rode Zwitserse mes aan het verkeer onttrokken dienen te worden, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of met het algemeen belang is.
TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 9a, 10, 27, 36b, 36c, 57, 62, 91, 180, 266, 267, 285, 300, 350 en 426 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder de bewezenverklaring is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ter zake de onder 11. bewezenverklaarde overtreding geen straf of maatregel zal worden opgelegd;
- veroordeelt verdachte ter zake het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. en 12. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen rode mes;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen flesjes met daarin GHB.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, mrs. H.H.J. Harmeijer en R.F. van Aalst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2011.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.