ECLI:NL:RBZLY:2011:BU8836

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
561028 CV 11-4087
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag in verband met beëindiging huwelijk DGA

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 december 2011, gaat het om een arbeidsconflict tussen een werkneemster en de vennootschap waar zij in dienst was. De werkneemster, eiseres, vorderde een verklaring voor recht dat de opzegging van haar dienstverband kennelijk onredelijk was. De opzegging vond plaats na de ontbinding van haar huwelijk met de directeur/aandeelhouder van de vennootschap. De kantonrechter oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onlosmakelijk verbonden was met het stukgelopen huwelijk, wat leidde tot een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter stelde vast dat de werkneemster de gevolgen van deze beëindiging alleen droeg, terwijl de vennootschap geen financiële compensatie had geboden. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging kennelijk onredelijk was, omdat de werkneemster geen schuld droeg aan de situatie en de vennootschap geen inspanningen had geleverd om haar te herplaatsen of te compenseren. De kantonrechter kende de werkneemster een schadevergoeding toe van € 10.364,00 bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de opzegging. Beide partijen werden veroordeeld om hun eigen kosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 561028 CV EXPL 11-4087
Datum : 13 december 2011
Vonnis in de zaak van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eisende partij],
gemachtigde mr. W.M. Limberger,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen de vennootschap,
gemachtigde mr. O.C.A. Millaard.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
-dagvaarding van 9 juni 2011
-conclusie van antwoord
-conclusie van repliek
-conclusie van dupliek.
Het geschil
[eisende partij] vordert de verklaring voor recht dat de opzegging van haar dienstverband kenne-lijk onredelijk is, en de veroordeling van de vennootschap tot betaling aan haar van € 26.678,16 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2011 en de veroordeling van de ven-nootschap in de proceskosten.
De vennootschap heeft de vordering tegengesproken en geconcludeerd tot afwijzing ervan met veroordeling van [eisende partij], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
[eisende partij], geboren [datum], was gehuwd met de directeur/aandeelhouder van de vennootschap, de heer [B], verder te noemen [B]. Het huwelijk is door middel van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 30 december 2010 ontbonden, nadat het huwelijk in 2007 was stukgelopen.
[eisende partij] is op [datum] in loondienst getreden en wel in de functie van administratief medewerkster. Haar laatstelijk genoten salaris bedroeg € 537,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag bij een dienstverband van 12 uren per week.
[eisende partij] verrichtte haar werkzaamheden in de vestiging van de vennootschap aan de [adres] te [vestigingsplaats]. [B] was vanaf 2007 zo min mogelijk op deze vestiging aanwezig indien [eisende partij] aan het werk was. Per 1 maart 2011 heeft de vennootschap deze vestiging gesloten en haar activiteiten gecentraliseerd in de vestiging aan de [adres] te [vestigingsplaats].
De vennootschap heeft een ontslagvergunning aangevraagd wegens een verstoorde arbeidsverhouding, welke vergunning op 4 januari 2011 is verleend, waarna zij de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2011 heeft opgezegd.
2.
[eisende partij] is, kort samengevat, van oordeel dat de opzegging na toepassing van het zogeheten gevolgencriterium kennelijk onredelijk is. Het ontslag hangt samen met de verbreking van de huwelijkse relatie en, vervolgens, het afstoten van de vestiging aan de [adres]. Dat laatste komt geheel voor rekening en risico van de vennootschap. [eisende partij] stelt altijd goed te hebben gefunctioneerd. Feitelijk heeft zij vanaf haar 18e bij de makelaardij gewerkt, aanvankelijk voor de vader van [B]. Tussen 1978 en 1995 heeft [eisende partij] voor de beide kinderen gezorgd, maar zij verleende regelmatig bijstand bij drukte of ziekte. De vennootschap heeft geen enkele moeite gedaan om elders passend werk voor [eisende partij] te vinden, terwijl ook geen enkele financiële compensatie is aangeboden. Zij ontvangt geen alimentatie van [B]. Haar inkomen bestaat thans uit een pensioen van € 2.819,07 per maand. Op [datum] wordt [eisende partij] 65 jaar. Haar schade is gelijk aan het loon dat zij tot aan haar pensioenleeftijd (65) zou hebben ontvangen, te weten € 26.678,16 bruto inclusief vakantiegeld.
3.
De vennootschap stelt, kort samengevat, dat het volgens [eisende partij] onmogelijk was dat zij en de heer [B] in dezelfde vestiging werkzaam zouden zijn. De heer [B] zag dat wel zitten. In verband met de voorgenomen sluiting van de vestiging aan de [adres] en bedoeld standpunt van [eisende partij], is een ontslagvergunning aangevraagd. De sluiting van de vestiging houdt ver-band met de huidige crisis. [eisende partij] had gedurende 38 maanden een WW-uitkering kunnen genieten. Op [eisende partij] rust een schadebeperkingsplicht. Ook kan [eisende partij] best elders werk vinden, bijvoorbeeld via een uitzendbureau, omdat zij ervaren is. In het kader van de echtscheiding heeft zij wegens overbedeling € 900.000 ontvangen. De schade tot aan haar 65ste kan hooguit het nettoloon zijn, verminderd met het bedrag van de WW-uitkering. [eisende partij] geniet thans een pensioenuitkering.
4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
De oorzaak van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met het stukgelopen huwelijk tussen [eisende partij] en [B]. De verstoorde huwelijksrelatie heeft tot een eveneens verstoorde arbeidsverhouding geleid. Aanvankelijk konden de gevolgen van de ver-stoorde verhouding worden opgevangen doordat [eisende partij] en [B] hoofdzakelijk op ver-schillende vestigingen werkzaam waren, maar na de sluiting van de vestiging aan de [adres] was dat niet langer mogelijk.
De kantonrechter passeert de stelling van de vennootschap dat het de keuze van [eisende partij] was [B] niet meer te willen zien en spreken waar [B] het werken in één vestiging wel voor haal-baar hield, zodat het ontslag het gevolg is van de opstelling van [eisende partij]. Gesteld noch gebleken is dat deze keuze van [eisende partij], ondanks de verstoorde relatie tussen haar en [B], op onredelijke gronden berust. [B] en met hem de vennootschap overvraagt [eisende partij] een scheiding aan te brengen tussen privé en zakelijk verkeer.
5.
Thans draagt uitsluitend [eisende partij] de gevolgen van het stuklopen van (ook) de arbeidsver-houding. Zij is na een langdurige periode waarin zij al dan niet krachtens een dienstverband betrokken was bij de makelaardij, werkloos geworden en zij derft inkomsten uit arbeid. Anders dan de vennootschap heeft betoogd is niet van belang dat het om een beperkt dienstverband en dito slaris gaat. [B] kan zijn werkzaamheden ten behoeve van de vennootschap daarentegen onverminderd voortzetten en nog steeds inkomsten genereren. De vennootschap heeft geen financiële compensatie geboden om deze gevolgen van de opzegging voor [eisende partij] ten minste te verzachten. Het fortuin van [eisende partij] neemt de kennelijke onredelijkheid van de opzegging niet weg en vloeit niet voort uit de opzegging, maar is het gevolg van de verdeling. Gesteld noch gebleken is dat er een verband bestaat tussen de opzegging en de door [eisende partij] thans genoten pensioenuitkering. Integendeel, de vennootschap heeft gesteld dat partijen in verband met de echtscheiding zijn overeengekomen dat [eisende partij] met pensioen zou gaan.
Het ontbreken van elke financiële compensatie maakt de opzegging, die op zichzelf op een ge-gronde reden berust, gelet op deze feiten en omstandigheden, kennelijk onredelijk. [eisende partij] heeft daarom recht op schadevergoeding.
6.
Bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding houdt de kantonrechter met name rekening met de volgende factoren:
-de duur van het dienstverband (vanaf 1995, maar ook daarvoor was [eisende partij] onweer-sproken ook al voor de makelaardij werkzaam),
-de leeftijd van [eisende partij] (op [datum] 61 jaar),
-haar geringe kansen op de arbeidsmarkt.
Weliswaar heeft de vennootschap gesteld dat [eisende partij] ‘behoorlijke arbeidsmarktkansen’ heeft, maar die stelling is niet met gegevens onderbouwd en toegelicht, hoewel de leeftijd van [eisende partij] en de huidige economische situatie eerder tot een tegengestelde conclusie leiden. De kantonrechter passeert daarom deze stelling van de vennootschap.
7.
De vennootschap heeft de omvang van de loonderving (46 maanden á € 537,00 bruto) in zoverre weersproken, dat die omvang op het netto loonbedrag moet worden gebaseerd. [eisende par-tij] heeft die stelling vervolgens niet weersproken, maar wel een bruto schadevergoeding gevor-derd. Nu de schadevergoeding onderworpen is aan de loon- en inkomstenbelasting zal de kan-tonrechter van een bruto schadebedrag uitgaan.
8.
Terecht heeft de vennootschap aangevoerd dat op het bedrag van de schade het bedrag van de WW-uitkering in mindering dient te worden gebracht. Niet in debat is dat [eisende partij], mits aangevraagd, een WW-uitkering had kunnen genieten. Het enkele feit dat daaraan een sollicita-tieplicht is gekoppeld bevrijdt [eisende partij] niet van haar verplichting de schadelijke gevolgen van de opzegging zoveel mogelijk te beperken. De vennootschap heeft onweersproken gesteld dat [eisende partij] gedurende 38 maanden een WW-uitkering had kunnen genieten. Gedurende de eerste twee maanden 75% en daarna 70%. Uitgaande van een brutoloon van € 537,00 exclu-sief vakantietoeslag bedraagt de totale WW-uitkering € 14.338,00 bruto eveneens exclusief vakantietoeslag. De bruto loonderving bedraagt dan 46 maanden x € 537,00 -
€ 14.338,00 = € 10.364,00. Dit bedrag zal ter zake van schadevergoeding worden toegewezen.
9.
Gegeven de relatie tussen de (feitelijke) partijen en [eisende partij] gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, zal worden bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
verklaart voor recht dat de opzegging van het dienstverband kennelijk onredelijk is;
2.
veroordeelt de vennootschap tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 10.364,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2011 tot de dag van algehele voldoening;
3.
bepaalt dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 december 2011.