ECLI:NL:RBZLY:2011:BU8105

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.650093-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 13 december 2011 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 1994. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de veroordeling gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en deze werden ondersteund door verklaringen van medeverdachten en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich verwerpelijk heeft gedragen door meerdere keren ontuchtige handelingen te verrichten met de aangeefster, terwijl hij wist dat zij slechts 14 jaar oud was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling van de zaak, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 2.100,-- gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.650093-10
Uitspraak : 13 december 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [plaats],
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2010, 21 juli 2011 en 29 november 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 31 mei 2009 in de gemeente Hardenberg en/of in de gemeente Utrecht en/of in de gemeente De Bilt en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1994), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft/hebben gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens):
- met zijn vinger(s) de schaamlippen en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of laten nemen;
2.
hij op één of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en 31 mei 2009 in de gemeente Hardenberg en/of in de gemeente Utrecht en/of in de gemeente De Bilt en/of (elders) in Nederland, tezamen en/of in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft/hebben gepleegd, bestaande uit:
- het (telkens) opzettelijk ontuchtig betasten en/of vastpakken en/of strelen van de borsten en/of de vagina en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (telkens) opzettelijk ontuchtig door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes, penis;
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt vrijgesproken dient te worden omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hiertoe primair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, nu deze inconsistent zijn. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de verklaring van aangeefster onvoldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, terwijl het voor veroordeling noodzakelijk is dat de verklaring in haar geheel door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Meer subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat medeverdachte [medeverdachte A] is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Zijn cliënt kan dan niet als medepleger worden aangemerkt voor de onderhavige feiten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Feit 1
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte wist dat zij 14 jaar oud was. Zij heeft verklaard dat verdachte haar ongeveer een week voor 25 mei 2009 belde om te vragen of hij langs mocht komen en of hij zijn vriend “[naam 1]” (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte A]) mocht meenemen. Verdachte vroeg aangeefster of zij deze vriend wilde ontmaagden. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij die dag door verdachte werd gezoend en gevingerd en dat zij verdachte heeft gepijpt. Volgens aangeefster was haar tampon door het vingeren helemaal naar binnen geduwd. Deze tampon moest verwijderd worden alvorens zij met [medeverdachte A] wilde neuken. Volgens aangeefster heeft zij [medeverdachte A] gepijpt en heeft zij vervolgens met hem geneukt.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar op 25 mei 2009 belde met de vraag of hij die avond langs kon komen, of “[naam 1]” en “[naam 2]”(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte B]) mee mochten komen en of aangeefster “[naam 2]” wilde ontmaagden. Aangeefster heeft verklaard dat zij later op die avond in de auto bij verdachte zat en dat zij verdachte - op zijn initiatief - tijdens het rijden heeft gepijpt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 26 mei 2009 in de auto verdachte twee keer heeft gepijpt. Tijdens het rijden zag zij een sms van [medeverdachte A] aan verdachte waarin stond “laat er ook effen naar achteren komen”. Verdachte stopte daarop de auto en aangeefster is achterin gaan zitten. Volgens aangeefster heeft zij vervolgens [medeverdachte A] gepijpt.
Verdachte heeft verklaard dat hij het niet nodig vond dat aangeefster zijn werkelijke naam kende en dat hij [naam 3] genoemd werd, dat aangeefster volgens hem 14 was, dat hij meerdere keren bij aangeefster in de caravan is geweest, waarvan (minimaal) één keer samen met [medeverdachte A] en op 25 mei 2009 samen met [medeverdachte A] en [medeverdachte B]. Verdachte heeft voorts verklaard dat aangeefster op 25 mei 2009 in de auto van Hardenberg naar Utrecht voorin naast hem zat en dat hij haar op 26 mei 2009 samen met [medeverdachte A] met de auto terug heeft gebracht naar Hardenberg.
[medeverdachte A] heeft verklaard dat hij begin mei op initiatief van en samen met verdachte naar aangeefster is toegegaan. Volgens [medeverdachte A] ging verdachte aldaar even weg met aangeefster, waarna [medeverdachte A] met aangeefster naar de plek ging waar zij ook met verdachte was geweest. Volgens [medeverdachte A] heeft hij daar met aangeefster gezoend, zij heeft hem gepijpt en ze hebben geneukt. [medeverdachte A] heeft verklaard dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat [medeverdachte A] nog maagd was. [medeverdachte A] heeft tevens verklaard over de te verwijderen tampon. Voorts heeft [medeverdachte A] verklaard dat hij over zijn deel vertelt en niet over het deel van verdachte gaat praten, dat er tussen Melissa en Daniel op seksueel gebied misschien best wel wat gebeurd zal zijn en dat alles wat aangeefster beschrijft over zijn deel klopt.
Over 26 mei 2009 heeft [medeverdachte A] verklaard dat aangeefster hem achter in de auto heeft gepijpt en dat aangeefster ook voorin de auto bij verdachte zat . [medeverdachte A] verklaarde voorts dat verdachte hem - bij de McDonalds vlak voordat de politie kwam - zei dat het voor [medeverdachte A] wel goed zat omdat hij maar 17 jaar was en ook minderjarig.
[getuige A] heeft verklaard dat aangeefster haar reeds vóór 25 mei 2009 had verteld dat ene [naam 3] (mogelijk) het vriendje van aangeefster was. [getuige A] heeft verder verklaard dat ze op 26 mei 2009 met aangeefster bij de Mac Donalds had afgesproken en dat ze van haar schrok, dat aangeefster onder de drugs zat en niet normaal kon kijken en lopen, trilde als een rietje, en raar en verward sprak. [getuige A] heeft verder verklaard dat aangeefster haar de volgende dag heeft verteld dat er meerdere seksuele handelingen met haar waren gepleegd. [getuige A] heeft ook verklaard dat ze weet dat aangeefster eerder gemeenschap heeft gehad met [naam 3] in de caravan.
Feit 2
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 25 mei 2009 in de auto van verdachte zat en dat verdachte haar al rijdend zoende en aan haar borsten zat.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster op 25 mei 2009 in de auto van Hardenberg naar Utrecht voorin naast hem zat.
Feit 1 en 2
Met betrekking tot het door de verdediging primair gestelde, te weten dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster in haar verklaringen tegenover de politie, voor zover ze zijn opgetekend, consistent heeft verklaard over de seksuele handelingen die tussen verdachte, [medeverdachte A] en haarzelf hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd tijdens de informatieve gesprekken van 26 mei 2009 , 13 augustus 2009 , bij haar aangifte op 29 september 2009 en bij de rechter-commissaris op 8 maart 2011, in grote lijnen overeen komen. De rechtbank overweegt voorts dat de verklaringen van aangeefster voor wat betreft de handelingen met [medeverdachte A] bijna geheel en op fundamentele punten overeenkomen met hetgeen [medeverdachte A] hierover zelf heeft verklaard. De verklaring van [medeverdachte A] ondersteunt tevens feitelijkheden die hij heeft kunnen waarnemen met betrekking tot het handelen van verdachte, zoals het terugtrekken achterin de caravan, dat een incident heeft plaatsgevonden met een tampon alsook dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat [medeverdachte A] nog maagd was.
Gezien het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet dermate inconsequent zijn dat aan de betrouwbaarheid van die verklaringen moet worden getwijfeld. De rechtbank verwerpt het verweer.
Het door de verdediging subsidiair gestelde dat verdachte vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken omdat het ondersteunend bewijs niet ziet op de gehele tenlastelegging, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt dat volgens de huidige stand van de rechtspraak onderdelen van de tenlastelegging slechts op een enkel bewijsmiddel mogen berusten zolang als voor de tenlastelegging als geheel tevens een ander bewijsmiddel aanwezig is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal - te weten de verklaringen van verdachte zelf, van [medeverdachte A] en van [getuige A] – terwijl, het geheel aan bewijsmiddelen overziende, moet worden gezegd dat daarmee de kern van het in de tenlastelegging verwoorde verwijt (kort gezegd: het plegen van seksuele handelingen met/bij een minderjarige – wordt geraakt. Het verweer wordt verworpen.
Met betrekking tot het meer subsidiair gevoerde verweerder ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster en [medeverdachte A] hebben verklaard dat [medeverdachte A] op initiatief van verdachte samen met verdachte naar de caravan van aangeefster is gekomen. Volgens aangeefster heeft verdachte haar gevraagd of zij [medeverdachte A] wilde ontmaagden en [medeverdachte A] heeft bevestigd dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat [medeverdachte A] nog maagd was en dat hij en verdachte daar verder op zijn door gegaan. Volgens aangeefster en [medeverdachte A] was verdachte in de caravan aanwezig terwijl de seksuele handelingen tussen aangeefster en [medeverdachte A] plaatsvonden. Voorts vonden er op 26 mei 2009 seksuele handelingen met aangeefster plaats in de auto waarin zowel verdachte als [medeverdachte A] zaten en stopte verdachte de auto - volgens aangeefster - naar aanleiding van een door [medeverdachte A] per sms verstuurd verzoek om aangeefster naar achteren te sturen. Gezien het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat verdachte een zodanig substantiële rol heeft vervuld bij de feitelijke seksuele handelingen tussen [medeverdachte A] en aangeefster zoals onder 1 ten laste gelegd, dat in casu sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Volgens het oordeel van de rechtbank kan het medeplegen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde dan ook bewezen worden verklaard. Dat [medeverdachte A] van het tenlastegelegde is vrijgesproken neemt niet weg dat uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen volgt dat verdachtes handelen gericht is geweest op het in gezamenlijkheid plegen van de ten laste gelegde feiten. Van belang hierbij is nog dat de rechtbank in de zaak tegen [medeverdachte A] ervan uitgegaan is dat er sexuele handelingen tussen [medeverdachte A] en aangeefster zijn verricht. De vrijspraak in die zaak is echter gebaseerd op het feit dat het ontuchtige karakter aan het tussen haar en [medeverdachte A] voorgevallene in verband met hun beider leeftijd ontbreekt, hetgeen ten aanzien van het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster overigens nadrukkelijk niet het geval is.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat hetgeen verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2009 tot en met 31 mei 2009 in de gemeente Hardenberg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1994), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte of zijn mededader toen aldaar (telkens):
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en bewogen en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of bewogen en/of laten nemen;
2.
hij in de periode van 1 april 2009 tot en 31 mei 2009 in Nederland met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het opzettelijk ontuchtig betasten en/of vastpakken en/of strelen van de borsten van die [slachtoffer];
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
Het medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Het met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd de veroordeling van verdachte tot:
- een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis;
- een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - gezien de bepleite vrijspraak - geen standpunt ingenomen met betrekking tot de op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft meerdere keren met het slachtoffer ontuchtige handelingen gepleegd terwijl hij wist dat zij slechts 14 jaar oud was.Daarbij komt dat verdachte, [medeverdachte A] heeft meegenomen naar aangeefster met de bedoeling om beiden seks met haar te hebben. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en heeft uitsluitend gedacht aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en die van zijn vriend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich met deze handelwijze verwerpelijk heeft gedragen en rekent hem dit zwaar aan.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de pleegdatum van de feiten en de inhoudelijke behandeling hiervan door de rechtbank en het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 november 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd.
Benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft op 12 september 2010 een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 22.500,-- en op 16 juni 2011 een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.100,-- ingediend.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van €2.100,-- van de benadeelde partij [slachtoffer] van 16 juni 2011 in zijn geheel zal worden toegewezen, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] primair af te wijzen, subsidiair niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de indiening van de tweede vordering van 16 juni 2011 af, dat de eerste vordering van 12 september 2010 is komen te vervallen, temeer ook nu het de rechtbank is gebleken - zoals ook tijdens het onderhavige onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht - dat de wettelijk vertegenwoordigster van [slachtoffer] op de terechtzitting van de medeverdachte heeft verklaard de vordering van 12 september 2010 niet te handhaven. De rechtbank is bij haar oordeel dan ook uitgegaan van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.100,--.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is, gelet op het bijbehorende voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.100,-- vermeerderd met de kosten van tenuitvoerlegging die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 2.100,--, ten behoeve van de benadeelde partij, te weten [slachtoffer].
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van € 2.100 (zegge: eenentwintighonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 26 mei 2009, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.100,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011.
Mr. A.M. van der Pal is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie doorgenummerde dossierpagina’s/paragrafen, betreft dit als zodanig genummerde onderdelen van de stukken van het opsporingsonderzoek van Regiopolitie IJsselland, Tactische Recherche, dossiernummer 2009011154.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 17, pagina 2, negende alinea, pagina 3, elfde alinea, pagina 4, eerste alinea, pagina 5, derde tot en met vijfde alinea.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 17, pagina 5, eind van vijfde alinea en zesde alinea, pagina 6 eerste alinea.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 17, pagina 6 laatste alinea, pagina 7 eerste alinea, pagina 8, tweede alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 9 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 21, pagina 2, negende t/m twaalfde alinea,, pagina 3 eerste, derde, achttiende alinea en nummer 23, pagina 2 elfde en twaalfde alinea; proces-verbaal terechtzitting 29 november 2011.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 9 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 18, pagina 3, tweede tot en met zevende alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 10 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 19, pagina 5, tweede alinea en pagina 6, derde alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 10 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 19, pagina 3. tiende en twaalfde alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 10 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 19, pagina 5, negende alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 9 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 18, pagina 5 vierde en vijfde alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] d.d. 10 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant B], nummer 19, pagina 3 vijfde alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige N. [getuige A] d.d. 8 oktober 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A.A.F.smit-Stappenbeld, nummer 25, pagina 3 derde alinea.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 17, pagina’s 1 t/m 8.
Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 29 november 2011.
Het mutatierapport d.d. 27 mei 2009, nummer 4.
Het verslag d.d. 26 augustus 2009, nummer 5, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A].
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant A], nummer 17, pagina’s 1 t/m 8.
De verklaring afgelegd door [slachtoffer] d.d. 8 maart 2011 bij de rechter-commissaris in strafzaken rechtbank Zwolle-Lelystad.