RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/653115-11(P)
Uitspraak: 18 oktober 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (Geboortedatum+Plaats)
wonende te (Woonplaats
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
Als officier van justitie was aanwezig mr. J.P. Scheffer.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (slachtoffer), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- (op een scooter) naar die (slachtoffer) is/zijn toegereden en/of
- vervolgens de vrije doorgang van die (slachtoffer) heeft/hebben belemmerd door voor/naast/dichtbij hem te gaan staan en/of
- die (slachtoffer) meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft/hebben gestompt en/of geslagen op/tegen zijn ogen en/of gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft/hebben geschopt/getrapt op/tegen de rib(ben) en/of de schouder en/of het lichaam en/of
- die (slachtoffer) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) over een reling/hek heeft/hebben gegooid (waardoor die (slachtoffer) op de grond en/of bijna in het water terecht is gekomen) en/of
- tegen die (slachtoffer) heeft/hebben gezegd: "Geef me honderd euro, dan laten we je gaan. en/of "Geef me jouw portemonnee.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te (plaats) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (slachtoffer) te dwingen tot de afgifte van zijn portemonnee en/of honderd euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader:
- (op een scooter) naar die (slachtoffer) toegereden en/of
- vervolgens de vrije doorgang van die (slachtoffer) belemmerd door voor/naast/dichtbij hem te gaan staan en/of
- die (slachtoffer) meermalen, althans éénmaal (met kracht) gestompt en/of geslagen op/tegen zijn ogen en/of gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of meermalen, althans éénmaal (met kracht) geschopt/getrapt op/tegen de rib(ben) en/of de schouder en/of het lichaam en/of
- die (slachtoffer) vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) over een reling/hek gegooid (waardoor die (slachtoffer) op de grond en/of bijna in het water terecht is gekomen) en/of
- tegen die (slachtoffer) gezegd: "Geef me honderd euro, dan laten we je gaan en/of "Geef me jouw portemonnee", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te (plaatsnaam) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (slachtoffer 2)te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben, is/zijn verdachte en/of zijn mededader
- (op een scooter) naar die (slachtoffer 2)toegereden en/of
- vervolgens de vrije doorgang van die (slachtoffer 2)belemmerd door voor/naast/dichtbij hem te gaan staan en/of
- die (slachtoffer 2)meermalen, althans éénmaal (met kracht) gestompt en/of geslagen op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of lichaam en/of
- meermalen, althans éénmaal trappende en/of schoppende en/of slaande bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer 2) en/of
- tegen die (slachtoffer 2)gezegd: "Geef me geld, anders krijg je nog meer klappen" en/of "Ik pak mijn mes en steek je neer" en/of
- meermalen, althans éénmaal achter die (slachtoffer 2)aangerend en/of aangereden en/of schoppende/trappende bewegingen gemaakt naar/tegen het lichaam van die (slachtoffer 2) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te (plaatsnaam) opzettelijk mishandelend tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een persoon (te weten (slachtoffer 2)), meermalen, althans éénmaal heeft/hebben gestompt en/of geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te (plaatsnaam) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (slachtoffer 2)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer 2)heeft/hebben gezegd: "Ik pak mijn mes en steek je neer".
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake een poging diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen dan wel poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen zoals onder 1 ten laste gelegd en van poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen, medeplegen van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht zoals onder 2 ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij feit 1 vrijspraak dient te volgen ter zake van poging tot diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen dan wel medeplegen van poging tot afpersing.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat bij feit 2 vrijspraak dient te volgen ter zake van de poging tot afpersing en de bedreiging. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde mishandeling.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Op 18 maart 2011 heeft (slachtoffer) aangifte van poging diefstal met geweld dan wel zware mishandeling gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op vrijdag 18 maart 2010 omstreeks 06:25 uur had ik mijn auto aan de (adres+woonplaats) geparkeerd. (…) Ik loop dan van daaruit naar de Bakkerij Ik liep ter hoogte van het park (…) Ik hoorde achter mij een scooter onder de spoorbrug door rijden en mijn richting opkomen. (…) Ik zag dat de bestuurder van die scooter vanaf het gras het voetpad opreed en mij de weg blokkeerde. Ik zag dat hij met de scooter voor mij stil ging staan. (…) Voordat ik het wist kreeg ik al een klap op mijn oog. Zover ik mij dat nog kan herinneren stapte de bestuurder eerst van zijn scooter af. De passagier bleef op dat moment nog even zitten maar stapte na ongeveer twee klappen, die ik intussen van de bestuurder had gekregen, ook van de scooter af (…)
Ik zag dat de bestuurder mij meerdere keren een volle vuistslag op mijn oog gaf. Ik zag dat de passagier er inmiddels ook bij was komen staan. Ik zag en voelde dat hij mij ook meerdere keren met zijn vuist op mijn ogen sloeg. (..) ik zag dat de bestuurder (…) mij vervolgens meerdere keren schopte. (...) Ik hoorde die passagier toen tegen de bestuurder zeggen: “Kom, we gooien hem in de gracht”. (..) Ik weet niet meer wie mij waar pakte maar iemand pakte mij rond mijn middel en de ander pakte mij bij mijn benen. (..) Ik zag dat ze mij daarop van de grond tilden. Ik zag dat zij mij over de railing tilden en loslieten. (…) Ik kwam naast het water tussen de struikjes terecht.
(…) Ik hoorde de bestuurder toen tegen mij zeggen: “Geef mij honderd euro en dan laten wij jou gaan”. (…) Ik stond toen nog bij die struikjes en die jongens stonden boven op het bruggetje. Ik hoorde die bestuurder toen tegen mij zeggen: “Geef mij jouw portemonnee”. (…) De manier waarop ze tegen mij om mijn geld en mijn portemonnee vroegen was op een dwingende manier. (…) Ik ben toen omhoog geklommen en wilde via het park vluchten. Ik zag dat de bestuurder naar mij toe rende. Ik zag en voelde dat hij mij twee keer met een soort van karatetrap met kracht tegen mijn linkerschouder trapte. Ik voelde deze trappen. (…)”.
Aangever heeft op 4 oktober 2011 als getuige ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
“(…) Ik ben eerst door verdachte (verdachte 2) gevraagd om mijn portemonnee. Later vroeg (verdachte) het. Dat weet ik zeker. (…) Nadat ze me van de brug hebben gegooid ging het ze om het geld. (…) Beide verdachten hebben om mijn portemonnee gevraagd. (verdachte 2) zei dat hij me liet gaan als ik geld gaf. (verdachte) zei dat ook. (verdachte 2) vroeg eerst om € 100,. (verdachte) noemde ook een bedrag: “voor een tientje laat ik je gaan” ofzo iets. (…)”
Op 6 april 2011 heeft (getuige)een verklaring als getuige afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Ik was op 18 maart 2011 op weg naar mijn werk. Ik heb de auto geparkeerd . Ik liep vervolgens onder de spoorbrug door. (…) Ik zag twee jongens met een scooter en een man staan. Ik zag dat er over en weer wat werd geduwd. Ik hoorde ook dat er wat werd gezegd over geld. Al duwend richting de reling van de brug werd de man geslagen en getrapt. (..) Ik hoorde alleen dat ze geld wilden hebben. Ik hoorde alleen maar dat er diverse keren “geld” werd gezegd.”
Op 23 maart 2011 heeft (getuige 2) een verklaring als getuige afgelegd. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
“Op vrijdag 18 maart 2011 omstreeks 06:18 uur reed ik met mijn auto over de Singel (…) Ik zag twee mannen die andere man vasthielden over de railing van de brug. Ik zag dat een van de mannen een slaande beweging maakte richting het gezicht van de man die ze vasthielden. (…) Ik heb vervolgens mijn mobiele telefoon gepakt en de politie gebeld via het nummer 112. (…) Ik zag de man die geslagen werd aan komen lopen en ben uitgestapt en heb hem aangesproken. Ik heb hem toen gezegd dat ik de politie heb gebeld. Hij zei niet veel tegen mij, wel dat het om een beroving ging. (…)”
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2011 verklaart dat hij op 18 maart 2011 bij de mishandeling van aangever betrokken is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met zijn medeverdachte heeft gepoogd met geweld (schoppen) het slachtoffer te dwingen hen zijn geld en/of zijn portemonnee te geven, zoals onder 1 onder meer ten laste is gelegd. De rechtbank acht onvoldoende bewezen dat verdachte en zijn mededader met het geweld dat zij jegens het slachtoffer hebben gebruikt voordat zij hem over de reling van de brug hadden gegooid ten tijde van het uitoefenen van dat geweld hebben beoogd van het slachtoffer geld en/of goederen te verkrijgen. Van die onderdelen van het ten laste gelegde zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Op 22 maart 2011 heeft (slachtoffer 2)aangifte van mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen leven gericht. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op vrijdagochtend 18 maart 2011 omstreeks 06:45 uur stapte ik op het station te (plaatsnaam) uit de trein. Ik ging naar mijn werk. (…)Op het moment dat ik daar voor (bedrijf) stond zag ik een scooter met daarop twee ongure types aan komen rijden. (…) Ik zag dat ze naast mij kwamen staan en ik zag dat de scooter stopte. Ik ben verder gelopen richting mijn werk. (…) Ik zag dat de scooter met beide jongens mij voorbij reed. Ik zag dat toen ze net voorbij waren, dat de bestuurder afstapte. Ik zag dat de bestuurder op mij af liep. Ik hoorde dat de bestuurder tegen mij schreeuwde. (…) Ik zag en voelde dat de bestuurder mij een vuistslag in mijn gezicht gaf. Ik voelde dat de vuistslag op mijn linkerwang terecht kwam. (…) Gelijk hierna heb ik uit een reflex een knal met mijn rechtervuist terug gegeven. (…) Nadat ik de bestuurder een knal had verkocht, ben ik verder gelopen. (…) Bijna gelijk daarna zag en hoorde ik dat ze weer achter mij aan kwamen. (…) Ik bleef doorlopen. (…) Ik zag dat de bijrijder die op dat moment reed op de scooter afstapte. (…) Ik zag dat de bijrijder mij een klap wilde geven, omdat hij met gebalde vuisten op mij af kwam lopen. (…) Gelijk daarna voelde ik dat ik van hem een trap onder mijn kont kreeg. (…) Ik hoorde toen weer geschreeuw en zag dat de bijrijder achter mij aan kwam. Ik zag dat hij aan kwam rennen en dat hij een soort van karate trap naar mij uithaalde. Ik voelde dat de trap mijn linkerbovenbeen raakte. (…) Ik zag dat ook de bestuurder op mij af kwam rennen. (…) Ongeveer 30 meter na het bruggetje zag ik dat de bijrijder naar mij toe kwam rennen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Ik pak mijn mes en steek je neer.” Ik zag dat hij zijn rechterhand in zijn jas stopte. Ik dacht dat het moest lijken als of hij een mes zou pakken. Op dat moment was ik wel bang. (…)”
De verdachte heeft op 4 oktober 2011 ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
“(…) (naam) en ik reden op 18 maart 2011 op de scooter. (…) Ik sprong van de scooter en liep op (slachtoffer 2) af. (…) We kregen een woordenwisseling. (…) Na duw- en trekwerk heb ik (slachtoffer 2) geslagen. (…) (naam) wilde hem een trap geven, maar hij gleed uit. (…) (slachtoffer 2) liep weg en ik ging achter hem aan. Ik was kwaad. Ik gaf hem een trap achter in de knieholte. (…)”
Op 24 maart 2011 heeft (getuige 3)een verklaring als getuige afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op vrijdag 18 maart 2011 omstreeks 06:40 uur bevond ik mij op het station (plaatsnaam), (…) Ik wilde vanaf het station naar mijn werk lopen. (…) Ik zag een lange jongen voor mij lopen. (…) Ik zag twee jongens of mannen op een scooter aan komen rijden. (…) Ik zag dat die gasten op die scooter met die jongen meereden. (…) Ter hoogte van de (straat) ging ik naar rechts. Ik had toen al gezien dat het slachtoffer een aantal klappen had gekregen op zijn rug en hoofd. Die klappen werden door de bestuurder gegeven.”
Op 1 april 2011 heeft de medeverdachte (verdachte 2) een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) (naam) sprong gelijk van de scooter af en riep toen homo tegen die man.(…) Ik zag dat (naam) met die man begon te vechten. Ik zag even later dat (naam) die man een klap in zijn gezicht gaf. (…) Ik zag dat (naam) die man nog een stuk of drie, vier klappen gaf. (…) Ik stapte van de scooter af en ik rende naar die man toe omdat ik hem een flinke low-kick wilde geven. (…) Ik reed toen naar (naam) toe en ik zag dat (naam) zijn handen in zijn jaszakken had. Ik hoorde (naam) tegen die man van: “ Ik pak mijn mes en ik steek je neer of ik steek je dood” ”
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en bedreiging, zoals onder 2 ten laste gelegd.
Ten aanzien van de onder 2 eveneens ten laste gelegde poging tot afpersing, overweegt de rechtbank dat louter het slachtoffer in zijn aangifte heeft verklaard dat de bestuurder tegen hem zei: “Geef me geld anders krijg je nog meer klappen”. Deze verklaring van aangever wordt niet door andere verklaringen in het dossier ondersteund terwijl verdachte en zijn medeverdachte op dit punt consequent hebben ontkend. De rechtbank acht hetgeen de (getuige 4) op dit punt heeft verklaard te summier om als steunbewijs te kunnen gelden. De rechtbank acht de poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen dan ook niet wettig en overtuigen bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Hij op 18 maart 2011 te (plaatsnaam) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld (slachtoffer) te dwingen tot de afgifte van zijn portemonnee en/of honderd euro, toebehorende aan (slachtoffer), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader:
- die (slachtoffer) meermalen, met kracht geschopt/getrapt tegen de schouder en/of het lichaam en
- tegen die (slachtoffer) gezegd: "Geef me honderd euro, dan laten we je gaan en/of "Geef me jouw portemonnee", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hij op 18 maart 2011 te (plaatsnaam), opzettelijk mishandelend tezamen en in vereniging met een ander, een persoon te weten K. (slachtoffer 2), meermalen, heeft/hebben gestompt en/of geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 18 maart 2011 te (plaatsnaam), gemeente Voorst, (slachtoffer 2)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer 2)heeft gezegd: "Ik pak mijn mes en steek je neer".
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel bij artikel 317 junctis de artikelen 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Medeplegen van mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd:
- een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact, deelname aan een gedragsinterventie, te weten een leefstijltraining en een behandeling bij de forensische polikliniek JusTact te Zwolle of een soortelijke instelling;
- een werkstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- toewijzing van de vordering benadeelde partij, (slachtoffer), van een bedrag groot € 574,50, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een oplegging van een straf rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke situatie van verdachte dat hij weer aan het werk is en bij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden het volgen van een leefstijltraining en het ondergaan van een poliklinische behandeling met daarnaast een werkstraf voor de duur van 240 uren is praktisch gezien binnen een tijdsbestek van een jaar niet uitvoerbaar. De raadsman is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de bepleitte vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank heeft hiervoor in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte samen met een ander willekeurige slachtoffers hebben mishandeld en één van hen zelfs met geweld geld hebben willen afnemen.
Verdachte is in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis onder toezicht gesteld van reclassering.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 31 mei 2011 blijkt dat het delictgedrag van verdachte lijkt voort te komen uit het feit dat hij beïnvloedbaar is. Daarnaast heeft alcohol een ontremmende werking gehad op de impulscontrole van verdachte waardoor hij minder weerstand kon bieden aan de drang erbij te horen. Er is sprake van probleembesef bij verdachte. Gezien de directe samenhang van de verslavingsproblematiek en de emotieregulatie problematiek met het criminele gedrag van verdachte acht de reclassering het noodzakelijk dat verdachte zich voor verslavingsproblematiek en de emotieregulatie problematiek laat behandelen in de forensische polikliniek JusTact van Tactus verslavingszorg Zwolle en zal deelnemen aan de gedragsinterventie leefstijltraining.
Uit het voortgangsverslag van reclassering van 26 september 2011 blijkt samengevat het navolgende. Verdachte heeft spijt en is gemotiveerd voor gedragsverandering. Hij houdt zich aan de afspraken, is open en maakt een coöperatieve indruk. Na zijn detentie is verdachte weer aan het werk gegaan. Zijn direct leidinggevende geeft aan dat sprake is van “200 %“ inzet. Mocht betrokkene worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf hoger dan zijn voorarrest dan is er een kans dat hij zijn baan verliest. Betrokkene drinkt geen alcohol meer en erkent onder invloed van alcohol zich sneller grensoverschrijdend te gedragen. Hij is bereid om naast geheel onthouding van middelen zich in te zetten voor de geadviseerde training en behandeling.
Gelet op de berichtgevingen van reclassering acht de rechtbank een gevangenisstraf met een langere duur dan het voorarrest niet passend. Rekening houdende met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen die zij hebben gehad voor de slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een werkstraf op zijn plaats is. Teneinde ook herhaling te voorkomen dient verdachte onder toezicht van de reclassering te blijven en de geadviseerde behandeling en gedragsinterventie te ondergaan. De rechtbank zal de behandeling en deelname aan de gedragsinterventie als bijzondere voorwaarde gedurende een proeftijd opnemen.
De rechtbank heeft bij de duur van de op te leggen werkstraf rekening gehouden met de tijd die verdachte zal moeten besteden aan de te volgen behandeling en gedragsinterventie.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 03 mei 2011;
een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 31 mei 2011 en het voortgangsverslag
d.d. 26 september 2011 uitgebracht door Stichting Reclassering Nederland;
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor de aanvang van de terechtzitting heeft (slachtoffer) zich op de bij de wet voorgeschreven wijze als benadeelde partij in dit geding gevoegd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan de benadeelde partij voornoemd rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in strafzaken en de daarbij overlegde bescheiden, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 574,50.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 574,50 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer).
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 285 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 146 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als deze inhouden het deelnemen aan de gedragsinterventie leefstijltraining en een behandeling bij de forensische polikliniek JusTact te Zwolle of een soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte zal zich binnen zeven dagen na dag van de uitspraak melden bij de stichting Reclassering Nederland te Zwolle. Verdachte zal zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 150 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), , van een bedrag van € 574,50 (zegge: vijfhonderdenvierenzeventig euro en vijftig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 november 2010, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaald, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 574,50, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2011.
Mr. Van der Pal voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.