RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers : 07.651118-11, 07.651103-11
Uitspraak: 22 november 2011
(Verdachte),
geboren op (Geboortedatum) te (Geboorteplaats),
verblijvende te (Adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. ter Wee, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, heeft ter terechtzitting ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering en dat hij een klinische behandeling zal ondergaan voor de maximale duur van één jaar.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan (adres), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer in de nabijheid van die woning gelegen woningen en/of één of meer zich in die woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet (gedurende een langere periode) de gaskraan van een zich in die woning bevindend gasfornuis heeft opengezet/opengedraaid en/of (vervolgens) open heeft laten staan (zonder het aldus vrijkomende gas (direct) te ontsteken en/of (direct) aan te steken) en (aldus) een grote en/of (zeer) brandbare en/of (zeer) ontploffingsgevaarlijke/ontploffingsgevoelige en/of explosieve gaswolk in voornoemde woning heeft laten ontstaan en/of een dermate hoge concentratie gas
in die woning heeft laten ontstaan dat er onmiddellijk gevaar voor ontploffing bestond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2011, althans in de periode van 01 mei 2011 tot 01 juni 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, (Slachtoffer)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een kruisboog gericht en/of gericht gehouden naar die (Slachtoffer) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet een pijl door je kop heen" en/of "Ik schiet je naar de andere kant van de wereld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op of omstreeks 25 april 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (Slachtoffer)), bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of in de keel heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
4.
hij op één of meer verschillende tijdtippen in of omstreeks de periode van 1 december 1999 tot en met 4 juli 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland en/of in de gemeente Kampen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon genaamd (Slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) die (Slachtoffer) één of meermalen (krachtig):
- bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of
- tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- een (longdrink) glas tegen het hoofd heeft gegooid en/of
- van de trap heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 1999 tot en met 4 juli 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland en/of in de gemeente Kampen, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten (Slachtoffer), (telkens) één of meermalen:
- bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of
- tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- een (longdrink) glas tegen het hoofd heeft gegooid en/of
- van de trap heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De verdachte dient van het onder 4 primair te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Opzet (feit 1)
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op geen enkele wijze het opzet heeft gehad om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen, maar dat het handelen van verdachte moet worden gezien als een noodkreet. Volgens de raadsman kon de poging tot brandstichting of het teweegbrengen van een ontploffing niet slagen omdat verdachte zijn moeder had gebeld, zodat zijn moeder de politie zou alarmeren en de politie vervolgens al na vijf minuten ter plaatse was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierbij het navolgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte alle vijf de gaskranen van het zich in de keuken bevindende gasfornuis heeft opengedraaid, dat sprake was van een relatief kleine ruimte van ongeveer 8 m², dat de deuren van die keuken dicht waren en dat er in de keuken zogenoemde vonkenmakers aanwezig waren (zoals een koelkast). Voorts is door verbalisant (naam verbalisant), die na het betreden van de woning de keuken inliep, beschreven dat hij in de keuken geen adem meer kon halen als gevolg van het daar aanwezige gas, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank de aanname rechtvaardigt dat zich in de keuken op dat moment reeds een behoorlijke hoeveelheid gas had opgehoopt.
Het feit dat het opzet van verdachte als zodanig niet primair gericht was op het teweeg brengen van een ontploffing, neemt niet weg dat met de handelwijze van verdachte wel het risico bestond dat er een ontploffing zou volgen. Dat in casu sprake was van een aanmerkelijke kans op ontploffing neemt de rechtbank aan op grond van het feit dat er sprake was van een relatief kleine en afgesloten ruimte waarin verdachte het gas liet stromen en dat hij na het opbellen van zijn moeder – zonder dat hij daadwerkelijk wist óf en binnen welk tijdsbestek er hulp onderweg was - niets meer heeft gedaan om de toevloed van het gas in die ruimte te verhinderen of verminderen, terwijl zich in die keuken een koelkast bevond. Zou die koelkast inschakelen dan zou daarbij een vonk ontstaan die bij de juiste mengverhouding van gas en lucht een ontploffing teweeg zou kunnen brengen. Dat de hulpdiensten uiteindelijk snel ter plaatse kwamen, is een gelukkige omstandigheid die buiten de invloedssfeer van verdachte was gelegen.
De vraag is of verdachte zich van het ontploffingsrisico bewust is geweest en of hij dat risico op de koop toe heeft genomen.
Dàt er bij verdachte sprake was van een zekere bewustheid van handelen volgt reeds uit het feit dat verdachte een scenario had uitgedacht waarin hij eerst zijn moeder heeft gebeld in de verwachting dat zij hulpdiensten zou alarmeren, en waarin verdachte zich vervolgens met de gaskranen open in zijn eigen keuken heeft opgesloten.
Dat verdachte zich bovendien bewust moet zijn geweest van het risico op ontploffend gas, leidt de rechtbank af uit diens eigen verklaring bij de politie waarin hij heeft aangegeven dat hij wel weet dat gas kan ontploffen. Hij heeft daarbij weliswaar aangegeven dat hij daaraan niet heeft gedacht toen hij in de keuken zat maar dat kan naar het oordeel van de rechtbank niet wegnemen dat die bewustheid er wel was. Dit geldt te meer nu ontploffingsgevaar van gas als een feit van algemene bekendheid kan worden aangemerkt. De rechtbank verstaat verdachtes verklaring dat hij op het betreffende moment niet heeft stil gestaan bij het risico van ontploffing aldus, dat zijn denken en doen op dat moment werd gedomineerd door andere – minder rationele – ingevingen. De deskundige Bertens heeft geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter onvoldoende om te kunnen stellen dat verdachte zich het ontploffingsrisico zijns ondanks in het geheel niet (meer) heeft kunnen realiseren.
Voor wat betreft de vraag of gezegd kan worden dat verdachte dat risico bewust op de koop toe heeft genomen, acht de rechtbank van groot belang dat verdachte ten tijde van zijn daad een flinke hoeveelheid alcohol had gedronken. Daarover heeft de deskundige Bertens gesteld dat verondersteld kan worden dat verdachte enig inzicht heeft in de gevolgen van alcoholgebruik en dat dit de kans op impulsieve acties vergroot. In het dossier valt daar over te lezen dat verdachte na zijn aanhouding is onderzocht door een GGD-arts juist omdat hij onder invloed was van alcohol, dat is besloten verdachte onder cameratoezicht te plaatsen en dat de voorgeleiding van verdachte was uitgesteld in verband met de mate waarin hij onder invloed van alcohol verkeerde. Dit rechtvaardigt de aanname dat verdachte behoorlijk dronken was. Door veel alcohol te drinken heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zelf in de hand gewerkt dat zijn niet (meer) geremde impulsen zijn gedrag met het daarmee gepaard gaande ontploffingsrisico voor een aanmerkelijk deel hebben bepaald. Door bewust naar de fles te grijpen in de mate waarin verdachte dit heeft gedaan, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook het ontstaan van zijn eigen grensoverschrijdende gedrag met het in dat gedrag gelegen ontploffingsrisico op de koop toe genomen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in de stelling dat het geval van verdachte vergelijkbaar is te achten met de in het door hem genoemde vonnis van deze rechtbank nu in het door de raadsman aangehaalde vonnis sprake was van een verdachte bij wie als gevolg van een dissociatieve toestand een sterk verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid is vastgesteld. Dit is bij verdachte niet het geval geweest.
Alles overziende acht de rechtbank bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de in de tenlastelegging onder feit 1 omschreven poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en acht dat feit dan ook wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hierna zal worden aangegeven..
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder de feiten 2, 3 en 4 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 juli 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan (Adres), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet (gedurende een periode) de gaskraan van een zich in die woning bevindend gasfornuis heeft opengezet/opengedraaid en (vervolgens) open heeft laten staan (zonder het aldus vrijkomende gas (direct) te ontsteken en/of (direct) aan te steken) en (aldus) een ontploffingsgevaarlijke/ontploffingsgevoelige en/of explosieve gaswolk in voornoemde woning heeft laten ontstaan en/of een dermate hoge concentratie gas in die woning heeft laten ontstaan dat er onmiddellijk gevaar voor ontploffing bestond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij omstreeks de periode van 01 mei 2011 tot 01 juni 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, (Slachtoffer)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een kruisboog gericht en gericht gehouden naar die (Slachtoffer) en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet een pijl door je kop heen" en "Ik schiet je naar de andere kant van de wereld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op 25 april 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (Slachtoffer)), bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen.
4.
hij op verschillende tijdstippen in periode van 1 december 1999 tot en met 4 juli 2011 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland en/of in de gemeente Kampen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten (Slachtoffer), (telkens) één of meermalen:
- een (longdrink) glas tegen het hoofd heeft gegooid en
- van de trap heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1. Poging tot het misdrijf opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
3. Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
4. Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2011;
- een de verdachte betreffend (beknopt) reclasseringsrapport d.d. 5 juli 2011, uitgebracht door Tactus verslavingszorg;
- een psychologisch rapport betreffende verdachte d.d. 11 oktober 2011, uitgebracht door drs. K. Bertens, klinisch psycholoog te Tilburg;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 31 oktober 2011, uitgebracht door Tactus verslavingszorg.
Voormeld psychologisch rapport houdt als conclusie onder meer in dat er bij betrokkene ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid. De deskundige beschouwt betrokkene voor de feiten, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar. De deskundige acht de kans op recidive, zonder behandeling van de alcoholproblematiek en de persoonlijkheidspathologie, groot. De behandeling van betrokkene zal naar het oordeel van de deskundige, gezien de ernst van zijn pathologie, klinisch moeten plaatsvinden, omdat het de vraag is of verdachte de motivatie, die hij op dit moment heeft, kan blijven vasthouden als het moeilijk wordt. Geadviseerd wordt derhalve de behandeling in een verplicht kader op te leggen.
De klinische behandeling zou kunnen plaatsvinden binnen een forensische verslavings-kliniek, waar dan ook aandacht zou moeten kunnen zijn voor de persoonlijkheids-problematiek dan wel een dubbeldiagnose afdeling, waar de combinatie van de verslavingsproblematiek en de persoonlijkheidsproblematiek behandeld wordt.
De rechtbank neemt de conclusie op de in het rapport aangedragen gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot het hare.
Tactus verslavingszorg heeft in het rapport d.d. 31 oktober 2011 geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod en opname in een kliniek voor de duur van maximaal een jaar.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De oplegging van de straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 primair ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat:
- de verdachte zich gedurende de proeftijd op eerste uitnodiging van Tactus Reclassering Zwolle respons zal geven en zich zal melden zo frequent als Tactus Reclassering Zwolle dit gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd ook overigens zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Reclassering Zwolle, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
- de verdachte voor de maximale periode van één jaar een klinische behandeling zal ondergaan in de FPK te Assen of een soortgelijke door Tactus Reclassering Zwolle aan te wijzen instelling.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de straf.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en A.P.W. Esmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011.
De griffier, W.F. Grotenhuis is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.