ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3980

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11?2090
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor uitbreiding Saxion Hogescholen in Deventer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend aan Saxion Hogescholen voor de uitbreiding van hun school aan de Handelskade te Deventer. De Stichting Veensnip, verzoekster in deze procedure, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 mei 2011, waarin de omgevingsvergunning was verleend, en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen. De zitting vond plaats op 3 november 2011, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar voorzitter en een gemachtigde, terwijl de verweerder en de derde partij ook vertegenwoordigd waren door hun respectieve gemachtigden.

De voorzieningenrechter heeft allereerst beoordeeld of de verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de verzoekster voldoende had aangetoond dat zij rechtstreeks betrokken was bij het besluit, gezien haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat er op dat moment geen spoedeisend belang was dat een bouwstop rechtvaardigde. De rechtbank merkte op dat de verkeersstroom en parkeervoorzieningen adequaat geregeld leken te zijn en dat het risico voor een goede parkeeroplossing bij de vergunninghouder lag.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van belanghebbenden bij besluitvorming en de noodzaak van spoedeisendheid bij verzoeken om voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/2090
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
Stichting Veensnip,
zetelende te Deventer, verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder
en
Saxion Hogescholen te Deventer.
derde partij
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2011 heeft verweerder aan de derde partij (verder: Saxion) een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de school van Saxion aan de Handelskade te Deventer, alsmede – voor zover hier van belang - een ontheffing voor
wat betreft het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Verzoekster
heeft daartegen op 4 juli 2011 bezwaar gemaakt. Op 5 oktober 2011 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het besluit van 26 mei 2011 wordt geschorst.
Het verzoek is ter zitting van 3 november 2011 behandeld. Namens verzoekster zijn verschenen H.G. Hurenkamp (voorzitter) en J.M. van de Griendt, gemachtigd namens verzoekster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier, F.W.H.M. Helmich en ir. M.J.P.M. Huls, senior projectmanager spoorzone.
Saxion heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede,
S. Verhoeven en H. Wichers Schreur, projectmanager nieuwbouw.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter dient allereerst de vraag te beantwoorden of verzoekster aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan:
degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Blijkens artikel 2, sub a van de statuten, heeft verzoekster als doel: het behartigen van diverse gemeenschappelijke belangen van bewoners van de Veenweg en de Snipperlingsdijk te Deventer, met name betreffende de inrichting van hun woonomgeving, en het eventueel in het kader daarvan beheren van registergoederen.
Artikel 2, sub b van de statuten bepaalt dat verzoekster haar doel tracht te bereiken door:
1.overleg met overheden en andere instanties die bemoeienis hebben met de inrichting van de woonomgeving;
2.het zonodig instellen van rechtsmiddelen tegen besluiten van deze overheden of instanties;
3.alle andere wettige middelen.
Ter zitting heeft de voorzitter van verzoekster desgevraagd toegelicht dat over de bouw-plannen overleg heeft plaatsgevonden met zowel de wethouder van de gemeente Deventer als Saxion en verzoekster dit overleg ook als een belangrijke taak ziet. Het gaat nu om een groot bouwproject in de naast woonomgeving. Normaal gesproken houdt de stichting zich feitelijk bezig met de “kleine dingen” in de woonomgeving.
De uitbreiding van de school van Saxion raakt de woonomgeving van verzoekster.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster voldoende heeft aangetoond dat
zij krachtens de in de statuten opgenomen doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belangen in het bijzonder behartigt in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Op grond hiervan wordt verzoekster als belanghebbende in de zin van de Awb beschouwd.
2. In artikel 7 van de statuten is bepaald dat de verzoekster in en buiten rechte wordt ver-tegenwoordigd door hetzij het bestuur, hetzij twee gezamenlijk handelende bestuursleden, waaronder tenminste de voorzitter of de secretaris.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het door verzoekster op 4 juli 2011 ingediende bezwaarschrift enkel is ondertekend door haar voorzitter H.G. Hurenkamp. Nu dit gebrek inmiddels in bezwaar is hersteld gaat de voorzieningenrechter er van uit dat het bezwaar-schrift bevoegd door verzoekster is ingediend.
3. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat het namens verzoekster ingediende bezwaarschrift afgelopen dinsdag 1 november 2011 is behandeld in de bezwaren-commissie en dat over ongeveer vier weken een besluit op bezwaar kan worden verwacht. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat 98% van de grondwerkzaam-heden inmiddels zijn uitgevoerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat er op dit moment sprake is van een zodanig spoedeisend en zwaarwegend belang op grond waarvan de besluitvorming in bezwaar niet zou kunnen worden afgewacht en de bouw op dit moment met voorlopige voorziening stopgezet zou moeten worden.
In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat een verzoek om voorlopige voorziening niet bedoeld is om op korte termijn een inhoudelijk oordeel te verkrijgen.
5. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Ten overvloede overweegt de rechtbank inhoudelijk nog het volgende.
De bezwaren van verzoekster betreffen de gevolgen op de woonomgeving van de uitbreiding van de Saxion school met name de verkeersstroom en het parkeren. Over de verkeerstroom is inmiddels in onderling overleg inhoudelijk overeenstemming bereikt. Wat betreft het parkeren staan alle partijen dezelfde optie voor, zij het dat die optie op dit moment nog door NS Vastgoed BV, de eigenaar van het terrein, op haalbaarheid wordt onderzocht. Er wordt nu (tijdelijk) gebruik gemaakt van een ander terrein van NS Vastgoed BV. Deze beide terreinen maken deel uit van een groter gebied van NS Vastgoed BV die op wat langere termijn mogelijk beschikbaar komen en (her)ingericht worden als parkeer-mogelijkheid.
Zonder een oordeel te geven over de rechtmatigheid op dit moment, laat het zich aanzien
dat de verkeerstroom en de parkeervoorziening gerelateerd aan de omgevingsvergunning
in ieder geval adequaat en rechtmatig worden geregeld. Bovendien blijkt uit de voorwaarden van de omgevingsvergunning dat het risico van een adequate en rechtmatige parkeer-voorziening uiteindelijk bij de vergunninghouder ligt. De onzekerheid en het gebrek aan vertrouwen bij verzoekster hierover geeft - ook inhoudelijk - geen aanleiding tot een bouwstop op dit moment.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en door hem en
C. Kuiper als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.