RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650152-10 en 07.400238-09 (P)
Uitspraak: 25 juli 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in de zaak met parketnummer 07.400238-09 op
7 december 2009 bij de politierechter plaatsgevonden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft vervolgens in de zaken met parketnummer 07.400238-09 en 07.650152-10 op 3 september 2010 bij de politierechter plaatsgevonden, waar beide zaken zijn gevoegd en zijn doorverwezen naar de meervoudige strafkamer.
Het onderzoek ter terechtzitting bij de meervoudige strafkamer heeft vervolgens plaatsgevonden op 30 november 2010, 3 m(slachtoffer) 2011, 11 april 2011 en 11 juli 2011.
De verdachte is alle terechtzittingen verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was op 11 juli 2011 aanwezig mr. M. van Dijck – Jager.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.650152-10 en 07.400238-09 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.650152-10
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer),opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,alt(verdachte) éénmaal, met een (honkbal)knuppel, alt(verdachte) een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die(slachtoffer) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
alt(verdachte), indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer)), meermalen, alt(verdachte) éénmaal, met een (honkbal)knuppel, alt(verdachte) een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2010 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer 07.400238-09
hij op of omstreeks 12 september 2009 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 2)), een kopstoot in het gezicht, alt(verdachte) tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10, nu verdachte door het trachten te slaan met een houten knuppel op het hoofd van(slachtoffer) bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letstel heeft aanvaard en
- verdachte voorts te veroordelen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10 en ter zake het ten laste gelegde met parketnummer 07.400238-09.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10, nu geen sprake is geweest van een poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel, omdat verdachte aangever(slachtoffer) niet tegen zijn hoofd heeft geslagen en voorts niet blijkt welk letsel(slachtoffer) heeft gehad, nu in het dossier geen letselverklaring aanwezig is.
Gelet op de aangifte en verklaring van getuige (getuige 1) kan alleen het onder 1 subsidiair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10 bewezen worden verklaard, te weten de eenvoudige mishandeling;
- het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10, de diefstal van de mobiele telefoon, kan bewezen worden verklaard, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
- het ten laste gelegde met parketnummer 07.400238-09 bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van feit 1 met parketnummer 07.650152-10
Aangever (slachtoffer) heeft in zijn aangifte d.d. 27 mei 2010, onder meer het volgende verklaard:
Woensdag 26 mei 2010 omstreeks 21.00 uur zat ik bij (naam) aan de (adres) te Zwolle.
Ik zag ineens de mij bekende (verdachte) de woonkamer binnen komen lopen. (..) Toen (verdachte) de woonkamer binnen kwam lopen, zag ik dat hij een zwarte sporttas bij zich had. Ik hoorde dat (verdachte) geld aan mij vroeg. (..)
Ik zag dat (verdachte) naar de sporttas liep welke hij bij zich had toen hij binnenkwam. Ik zag dat (verdachte) een houten knuppel uit de tas haalde. Ik zag dat (verdachte) met de knuppel naar mij toe liep. Ik zag en voelde dat (verdachte) mij kennelijk opzettelijk en met volle kracht begon te slaan met de houten knuppel. Ik zag dat (verdachte) met de houten knuppel in de richting van mijn hoofd sloeg. Ik kon mijn hoofd beschermen met mijn armen en benen. Ik werd hierdoor met volle kracht door de houten knuppel op mijn armen en benen geraakt. Ik heb hierdoor pijn en letsel aan mijn linker scheenbeen, aan mijn linker elleboog en ik heb een bult op mijn voorhoofd.
Getuige (naam) heeft op 26 mei 2010 onder meer het volgende verklaard:
Ik was op woensdag 26 mei 2010 in mijn woning aan de (adres) te Zwolle. Ik was hier samen met een vriend van mij, (slachtoffer).(..)
Plotseling stond (verdachte) in de woonkamer. Ik zag dat (verdachte) een honkbalknuppel in zijn handen had en hiermee wild om zich heen sloeg. Ik zag dat (verdachte) (slachtoffer) meerdere malen met de honkbalknuppel sloeg. Het ging allemaal zo snel dat ik niet heb gezien waar (verdachte) (slachtoffer) sloeg. Lager zag ik dat (verdachte) (slachtoffer) op zijn linkerscheenbeen had geslagen. Ik zag dat (slachtoffer) een bloedende wond aan dit scheenbeen had. Ik zag dat het been erg bloedde. Ik zag ook dat (slachtoffer) een bult boven zijn linkeroog had. Ook zag ik dat (slachtoffer) aan zijn linkeronderarm een wond had die bloedde.
Verdachte heeft op 27 mei 2010 onder meer het volgende verklaard:
Gisteren 26 mei 2010 omstreeks 21.30 uur ben ik naar de woning van (naam) gegaan aan de (adres). Ik wist dat (slachtoffer) daar was. (..) Uit voorzorg had ik een stok meegenomen in een sporttas. (..) Ik heb een stok meegenomen, omdat (slachtoffer) nogal sterk en agressief is en aan vechtsporten heeft gedaan. Ik heb (slachtoffer) toen aangesproken en hem gevraagd waar mijn geld bleef. (..)
Ik zag dat (slachtoffer) op mij af kwam lopen. Ik zag en ik voelde toen dat (slachtoffer) mij een schop in de maag gaf. Ik zag en ik voelde dat (slachtoffer) mij in totaal drie schoppen heeft gegeven. Ik heb toen mijn stok gepakt om mij te verdedigen. Ik heb toen een aantal keren met die stok op zijn benen geslagen om hem te laten stoppen met schoppen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande verklaringen komen vast te staan dat verdachte op 26 mei 2010 naar(slachtoffer) is gegaan, die op dat moment in de woning van (naam) verbleef, om bij(slachtoffer) geld te eisen. Tevens is vast komen te staan dat verdachte een sporttas met daarin een stok had meegenomen. Op een bepaald moment heeft verdachte(slachtoffer) met deze stok geslagen.
De rechtbank kan echter op basis van voornoemde verklaringen niet vaststellen dat verdachte met de stok op of richting het hoofd van(slachtoffer) heeft geslagen als gevolg waarvan aan(slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel toegebracht had kunnen worden. Alleen aangever heeft hierover verklaard en deze verklaring vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel. Getuige (naam) heeft immers niet gezien waar verdachte(slachtoffer) raakte en voorts ontbreekt in het dossier een medische verklaring waaruit het letsel van aangever(slachtoffer) zou blijken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde, de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde verklaringen wel wettig en overtuigend bewezen het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Dit bewijs kan worden gevonden in de verklaring van aangever(slachtoffer), welke wordt ondersteund door de verklaring van getuige (naam) en de eigen verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 met parketnummer 07.650152-10
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 met parketnummer 07.651052-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van .(slachtoffer).
• De bekennende verklaring van verdachte.
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2011.
Ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 07.400238-09
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Aangever (slachtoffer 2) heeft onder meer het volgende verklaard:
Op zaterdag 12 september 2009, omstreeks 3.30 uur, was ik samen met (naam 2) werkzaam in de loge van de RIBW, locatie De Herberg te Zwolle. (verdachte), één van de bewoners, kwam binnen om 03.25 uur om zich te melden. De regel is dat je voor 01.00 uur binnen moet zijn om naar je keet te gaan. Ik zei tegen (verdachte) dat hij niet verder kon, maar dat hij in het voorportaal moest slapen. (..) Hij liep toch door naar zijn keet. (naam 2)en ik liepen met hem mee. Nadat we in zijn keet waren, heeft (naam 2)meerder malen gezegd dat hij in het voorportaal moest slapen. Hij gaf aan dat hij dat niet wilde. (naam 2)pakte hem vast bij zijn schouder en zei dat hij naar het voorportaal moest. Samen met (naam 2)heb ik (verdachte) bij zijn mouw vastgepakt en met lichte dwang uit zijn keet gehaald. Toen we uit de keet waren gaf (verdachte) mij, zonder enige aanleiding, een kopstoot. Ik zag en voelde dat hij met zijn hoofd mij hard in het gezicht raakte. Hij raakte mijn mond. Hierdoor kreeg ik een scheurtje aan de binnenzijde van mijn boven- en onderlip. Er ontstond een worsteling met (verdachte). Ik voelde dat (verdachte) mij eenmaal achter op mijn hoofd sloeg.(..) Door de kopstoot van (verdachte) heb ik pijn en letsel.
Getuige (naam 2) heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was vannacht, zaterdag 12 september 2009, omstreeks 3.30 uur aan het werk als beveiliger bij De Herberg te Zwolle. (..) Mijn collega (naam 3) riep mij middels de portofoon op met de mededeling dat (verdachte) was binnengekomen. (verdachte) zou moeilijk doen en wilde naar zijn eigen slaapkeet. (..) Toen ik bij ons kantoor was gekomen, hoorde ik van (naam 3) dat (verdachte) al naar zijn eigen slaapkeet was gelopen. Hierop zijn (naam 3) en ik naar (verdachte) gelopen. Ik hoorde dat (verdachte) niet voor rede vatbaar was.(.) Ik heb hem meerdere keren gevraagd om mee te lopen naar ons kantoor. Ik heb (verdachte) 4 of 5 keer gevraagd om mee te gaan. Ik heb hem toen bij de schouders gepakt en om zijn middel en heb hem naar buiten bewogen. Toen hij naar buiten ging, had ik hem niet meer vast. Op dat moment gaf hij (naam 3) (slachtoffer 2) een kopstoot. Ik zag dat (verdachte) (naam 3) raakte ter hoogte van zijn mond.
Verdachte heeft hierover onder meer op 12 september 2009 het volgende verklaard:
Ik heb gisteravond gewerkt rondom de Herberg en de WRZV hallen en heb daarna een paar biertjes gedronken. Ik was een beetje beneveld.
Ik ben tegen 3.30 uur naar de Herberg gegaan om te gaan slapen. Ik weet dat als je niet voor 1.00 uur terug bent, je in het voorportaal moet slapen.(..) Ik ben toen snel naar mijn eigen kamer gegaan, omdat ik mijn eigen dekbed en kussen wilde hebben. Kort daarna, ik zat toen op bed en zocht wat eten en drinken, verscheen de eerder genoemde beveiliger op mijn kamer. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik mijn eigen spullen mee wilde hebben. Direct daarop riep hij ´(verdachte, verdachte)´ en riep hij de andere beveiliger die ik wel ken.(..) (naam 2)greep mij met een hand in de nek en kneep mij. Hij deed mij pijn, mede omdat ik al geruime tijd nek en schouderklachten heb. Hij trok mij vervolgens voorover, waarna ik van die andere beveiliger meerdere klappen op mijn hoofd en gezicht kreeg met een zaklantaarn.
Ik heb mij toen verzet en probeerde los te komen.
Verdachte heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:
Op 12 september 2009 werd ik door (naam 2) met zijn Maglite keihard op mijn hoofd geslagen. Ik werd door 2 mannen op bed vastgehouden. Ik rukte me los en toen stond (slachtoffer 2) voor mij. Ik gaf hem een kopstoot. Zij waren met zijn tweeën en ik heb alleen mijzelf verdedigd.
De rechtbank is gelet op bovenstaande verklaringen van oordeel dat het ten laste gelegde onder parketnummer 07.400238-09 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Dit bewijs kan worden gevonden in de verklaringen van aangever (slachtoffer 2) en getuige (naam 2), welke verklaringen onderling zowel chronologisch als feitelijk op essentiële punten consistent zijn en door de rechtbank geloofwaardig worden geacht.
De rechtbank overweegt voorts dat deze verklaringen van (slachtoffer 2) en (naam 2) worden ondersteund door de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 07.650152-10 en onder parketnummer 07.400238-09 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Parketnummer 07.650152-10
1 subsidiair
hij op 26 mei 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer)), meermalen, met een hard voorwerp tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 26 mei 2010 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon,toebehorende aan (slachtoffer).
Parketnummer 07.400238-09
hij op 12 september 2009 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 2)), een kopstoot in het gezicht heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 07.650152-10 en onder parketnummer 07.400238-09 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Ten aanzien van feit 1 met parketnummer 07.650152-10
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10 sprake is geweest van noodweer.
Verdachte verkeerde in een hevige gemoedsbeweging die werd veroorzaakt door de geweldsexplosie van(slachtoffer), die op verdachte is toegelopen en hem tot driemaal toe heeft geschopt. De raadsman heeft aangevoerd dat het handelen van(slachtoffer) valt aan te merken als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waar tegen verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen.
Dit dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen, omdat de gedragingen van verdachte voorafgaande aan de wederrechtelijke aanranding in dit geval in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer.
De officier van justitie heeft daar toe aangevoerd dat verdachte zelf naar(slachtoffer) is toegegaan met medebrenging van een houten knuppel. Volgens vaste jurisprudentie is in zo’n geval geen sprake meer van een noodweersituatie.
Het oordeel van de rechtbank
Vaste jurisprudentie is dat gedragingen van een verdachte voorafgaande aan een wederrechtelijke aanranding onder omstandigheden in de weg kunnen staan aan het slagen van een beroep op noodweer. Bij de beoordeling of van zodanige gedragingen sprake is zijn de volgende verklaringen van de verdachte van belang.
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf naar(slachtoffer) is toegegaan om verhaal te halen. Verdachte wist dat(slachtoffer) aan vechtsport deed en agressief kon worden. Om die reden heeft verdachte toen hij naar(slachtoffer) is gegaan een sporttas meegenomen met daarin een houten tafelpoot. Toen verdachte in de woonkamer was, waar ook(slachtoffer) zich bevond, heeft verdachte de houten tafelpoot gepakt en daarmee(slachtoffer) meerdere malen geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van(slachtoffer) en (naam), die allebei verklaren dat verdachte toen hij in de woonkamer kwam een sporttas bij zich had met daarin een houten knuppel. Verdachte heeft(slachtoffer) meteen om geld gevraagd.
Voorts staat in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, dat is opgemaakt naar aanleiding van de aanhouding van verdachte op 26 mei 2010 aan de (straat) te Zwolle; ‘Wij verbalisanten waren in gesprek met de bewoner van het huis, (naam 4)’. ‘Wij verbalisanten, hoorden (naam 4) vervolgens zeggen dat (verdachte) vanavond tegen (naam 4) had gezegd dat als hij zijn geld niet kreeg, hij er wel voor zorgde dat hij het terug kreeg’.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande gedragingen van verdachte gelet op alle feiten en omstandigheden niet anders kunnen worden geduid dan dat verdachte op 26 mei 2010 bewust de confrontatie heeft gezocht met(slachtoffer). Bij het opzoeken en aangaan van deze confrontatie heeft de verdachte er in meer dan in aanmerkelijke zin rekening mee moeten houden dat die confrontatie gepaard zou kunnen gaan met gebruikmaking van de door verdachte meegenomen tafelpoot. De rechtbank is van oordeel dat zo er al sprake zou zijn geweest van een situatie waarin verdachte zich zou hebben moeten verdedigen, hetgeen niet blijkt uit de verklaring van aangever noch van getuige (naam 4), deze gedragingen en omstandigheden het beroep van verdachte op noodweer in de weg staan, zodat het verweer wordt verworpen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde onder 1 subsidiair ten laste gelegde met parketnummer 07.650125-10 uitsluiten. Dit levert het hierna genoemde strafbare feit op.
Ten aanzien van parketnummer 07.400238-09
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 07.400238-09 bij een bewezenverklaring sprake is geweest van noodweer.
Verdachte werd door (slachtoffer 2) en (naam 2) dusdanig hard vastgepakt, dat dit handelen valt aan te merken als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding w(slachtoffer)egen verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen.
De raadsman heeft voorts verklaard dat de verklaringen van (slachtoffer 2) en (naam 2) leugenachtig zijn, nu zij bij de rechter-commissaris ineens hebben verklaard dat de verwondingen van verdachte wellicht door de politie zijn veroorzaakt.
De raadsman heeft derhalve verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft het ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 07.400238-09 aangevoerde beroep op noodweer van de hand gewezen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een noodweersituatie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding geen sprake is geweest en overweegt hieromtrent als volgt.
Vast is komen te staan dat verdachte in de nacht van 12 september 2009 door (naam 2) en (slachtoffer 2) met lichte dwang buiten zijn keet werd gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij vast werd gehouden door deze twee mannen, waarbij hij pijn aan zijn nek en schouders kreeg, en dat hij als gevolg daarvan uit verdediging een kopstoot aan (slachtoffer 2) heeft gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Zo heeft (slachtoffer 2) verklaard dat hij vanuit het niets een kopstoot van verdachte kreeg, toen hij reeds buiten de keet stond. Daarnaast heeft (naam 2) verklaard dat hij verdachte met lichte dwang uit de keet had gehaald, maar dat hij verdachte buiten de keet niet meer vast hield en dat verdachte toen ineens (slachtoffer 2) een kopstoot gaf.
Gelet op dit alles is niet aannemelijk geworden dat verdachte dusdanig werd vastgehouden dat hij hierdoor in een situatie verkeerde waarin de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding geboden was, zodat het beroep van de verdediging op noodweer wordt verworpen.
De rechtbank heeft – in tegenstelling tot de raadsman van verdachte en zoals hiervoor reeds bepaald - geen aanleiding te veronderstellen dat (slachtoffer 2) en (naam 2) leugenachtig hebben verklaard.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde onder het ten laste gelegde met parketnummer 07.400238-09 uitsluiten. Dit levert het hierna genoemde strafbare feit op.
Parketnummer 07.650152-10
1 subsidiair.
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 07.400238-09
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn voorts geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de door verdachte reeds in voorarrest doorgebrachte periode en
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat mocht de rechtbank oordelen dat verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10 en voor het ten laste gelegde onder parketnummer 07.400238-09 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, alleen een veroordeling kan volgen voor de diefstal van de mobiele telefoon, zoals onder 2 ten laste gelegd met parketnummer 07.650152-10. Hiervoor kan echter niet, zoals door de officier van justitie geëist, de maatregel van TBS met voorwaarden worden opgelegd.
De raadsman heeft voorts betoogd dat mocht de rechtbank verdachte niet ontslaan van alle rechtsvervolging aan verdachte maximaal een gevangenisstraf opgelegd kan worden die gelijk is aan het voorarrest.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden t(verdachte) een te zware maatregel is, nu nog steeds alternatieven openstaan. Verdachte is akkoord met de door Tactus beschreven voorwaarden, maar niet in de vorm van een TBS met voorwaarden, maar eventueel in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een fors voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een psychiatrisch rapport Pro Justitia d.d. 12 februari 2011, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus;
- een psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 17 augustus 2010, opgemaakt door drs. R.S. Turk, GZ psycholoog;
- een reclasseringsadvies Tactus Verslavingszorg d.d. 1 juli 2011, opgemaakt door G. van Houwelingen;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 juni 2011 en
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 12 februari 2011 opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestaande uit alcoholmisbruik/afhankelijkheid in remissie, kenmerken van ADHD, hyperactieve type en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaande uit een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken, alsmede ook beperkingen betreffende de verstandelijke vermogens.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde aan verdachte enigszins verminderd worden toegerekend.
De deskundige adviseert verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen als stevige stok achter de deur voor een ambulante behandeling en begeleiding, welke behandeling sinds kort succesvol lijkt te verlopen. Deze ambulante behandeling dient één van de voorwaarden te zijn.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 17 augustus 2010 opgemaakt door drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog komt ook naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van alcohol en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met sterke antisociale en sterke narcistische trekken.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde aan verdachte verminderd worden toegerekend.
De deskundige adviseert verdachte onder dwang te behandelen en hem de maatregel van TBS op te leggen al dan niet onder voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 1 juli 2011, welke is opgemaakt door G. van Houwelingen. Geadviseerd wordt verdachte in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden, waarbij Tactus alleen inhoud kan geven aan TBS met voorwaarden wanneer een klinische behandeling in één van de voorwaarden is opgenomen. Gebleken is echter dat verdachte niet openstaat voor een klinische behandeling.
Tactus Verslavingszorg heeft om die reden ter zitting nader gerapporteerd en TBS met voorwaarden geformuleerd, waarbij geen klinische behandeling als voorwaarde is opgenomen.
De rechtbank concludeert dat er bij verdachte, rekening houdende met de door de gedragsdeskundigen vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, kan worden gesproken van een zekere mate van verwijtbaarheid van de door hem gepleegde feiten, hetgeen er ook toe heeft geleid verdachte strafbaar te achten.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte geen TBS met voorwaarden opgelegd moet worden, omdat dit thans, mede in het licht van de bewezen verklaarde feiten, een onevenredig zware maatregel is, maar wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank zal tevens bepalen dat van de op te leggen gevangenisstraf een gedeelte niet ten uitvoer zal te worden gelegd, onder de hierna te noemen voorwaarden. De rechtbank beoogt hiermee om verdachte een behandeling laten ondergaan zoals voorgesteld door de psychiater en de psycholoog, en mede hierdoor de kans op herhaling te verminderen.
De rechtbank zal betreffende het gedrag van de verdachte uitdrukkelijk de navolgende bijzondere voorwaarden stellen:
1. Verdachte houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Tactus Reclassering te Zwolle.
2. Verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen.
3. Verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven.
4. Verdachte zal niet zonder de reclassering hiervan op de hoogte te stellen veranderen van huisadres.
5. Verdachte is in ambulante behandeling bij de AFPN te Zwolle. Hij conformeert zich aan het behandelplan dat aldaar is opgesteld en komt zijn afspraken met zijn behandelaren na.
6. Verdachte laat zich als dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht behandelen voor zijn alcoholmisbruik bij forensische polikliniek Justact te Zwolle.
7. Verdachte houdt zich aan de afspraken die hij maakt met Creating Balance te Zwolle. In situaties die voor hem risicovol zijn, neemt hij met hen contact op en maakt hij gebruik van hun adviezen.
8. Als de Reclassering en/of AFPN en/of Creating Balance van mening is dat er bij betrokkene sprake is van een dreigende crisissituatie die leidt tot terugval in delictgedrag dient verdachte opgenomen te worden binnen de Forensische Psychiatrische Kliniek te Assen. De opname zal in eerste instantie voor vijf dagen zijn en kan eenmaal verlengd worden met nog eens 5 dagen.
9. Verdachte dient zijn medewerking te verlenen aan eventuele medicamenteuze therapie, voorgeschreven door zijn behandelend arts/psychiater. Deze medicatie zal zo nodig onder controle ingenomen worden.
10. Verdachte zal geen cocaïne, XTC, amfetamine of andere harddrugs gebruiken. Hij werkt mee aan urinecontroles en/of bloedcontroles als dit door de reclassering nodig wordt geacht.
11. Verdachte onderhoudt contact met de reclassering. In principe vindt er eenmaal per week een gesprek plaats. (Onaangekondigde) huisbezoeken maken deel uit van de begeleiding.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich aan deze voorwaarden te zullen houden.
Bij de beslissing is ten slotte rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder veelvuldig met justitie in aanraking is geweest.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.650152-10 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 07.650152-10 en onder parketnummer 07.400238-09 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 07.650152-10 en onder parketnummer 07.400238-09 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
1. Verdachte houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Tactus Reclassering te Zwolle.
2. Verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen.
3. Verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven.
4. Verdachte zal niet zonder de reclassering hiervan op de hoogte te stellen veranderen van huisadres.
5. Verdachte is in ambulante behandeling bij de AFPN te Zwolle. Hij conformeert zich aan het behandelplan dat aldaar is opgesteld en komt zijn afspraken met zijn behandelaren na.
6. Verdachte laat zich als dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht behandelen voor zijn alcoholmisbruik bij forensische polikliniek Justact te Zwolle.
7. Verdachte houdt zich aan de afspraken die hij maakt met Creating Balance te Zwolle. In situaties die voor hem risicovol zijn, neemt hij met hen contact op en maakt hij gebruik van hun adviezen.
8. Als de Reclassering en/of AFPN en/of Creating Balance van mening is dat er bij betrokkene sprake is van een dreigende crisissituatie die leidt tot terugval in delictgedrag dient verdachte opgenomen te worden binnen de Forensische Psychiatrische Kliniek te Assen. De opname zal in eerste instantie voor vijf dagen zijn en kan eenmaal verlengd worden met nog eens 5 dagen.
9. Verdachte dient zijn medewerking te verlenen aan eventuele medicamenteuze therapie, voorgeschreven door zijn behandelend arts/psychiater. Deze medicatie zal zo nodig onder controle ingenomen worden.
10. Verdachte zal geen cocaïne, XTC, amfetamine of andere harddrugs gebruiken. Hij werkt mee aan urinecontroles en/of bloedcontroles als dit door de reclassering nodig wordt geacht.
11. Verdachte onderhoudt contact met de reclassering. In principe vindt er eenmaal per week een gesprek plaats. (Onaangekondigde) huisbezoeken maken deel uit van de begeleiding.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 07.650152-10.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. F. Koster en F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2011.
De griffier was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.