ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3600

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650145-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een kruisboog en andere geweldsdelicten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 september 2011, stond de verdachte terecht voor meerdere geweldsdelicten, waaronder bedreiging met een kruisboog en andere vormen van bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers op 14 oktober 2010 in Stegeren, waar de verdachte met een kruisboog een pijl in de richting van hen schoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank achtte de overige ten laste gelegde feiten, waaronder bedreiging met een hockeystick en het vernielen van eigendommen, wel bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig had gemaakt aan bedreigingen, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €300 aan een benadeelde partij te betalen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat de opgelegde straf passend was gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650145-11 en 6 ad informandum feiten (P)
Uitspraak: 27 september 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende te (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2011 en op 13 september 2011.
De verdachte is op 27 juli 2011 en op 13 september verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was op 13 september 2011 aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Stegeren in de gemeente Ommen, (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (terwijl verdachte een hond bij zich had) opzettelijk dreigend een stok vastgehouden en/of een stok in de lucht gehouden en/of is hij, verdachte (in versnelde pas) achter die (slachtoffer 1) aangelopen en/of aangerend en/of (vervolgens) op die (slachtoffer 1) afgelopen en/of afgerend en/of heeft hij, verdachte een mes in zijn hand vastgehad en/of zijn arm, waarmee hij het mes vast had, gestrekt naar en/of in de richting van die (slachtoffer 1) en/of die(slachtoffer 2) en/of (voorafgaand en/of daarbij en/of daarna) deze/hen dreigend de woorden toegevoegd : "Ga weg hier of ik stuur de hond op je af" en/of "Ik stuur het kamp op je af" en/of "Ik sla je kapot" en/of "als je niet aan de kant gaat dan steek ik je aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Stegeren in de gemeente Ommen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur van een vakantiehuisje op het recreatiepark (naam), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 20 december 2010 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een pepperspray-spuitbus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) van het leven te beroven, met dat opzet met een kruisboog een pijl op en/of in de richting van die (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kruisboog een pijl op en/of in de richting van die (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een kruisboog (met daarin een pijl) gericht en/of gericht gehouden naar die (slachtoffer 4) en/of die (slachtoffer 5) en/of daarmee een pijl op en/of in de richting van die (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) geschoten;
5.
hij op of omstreeks 11 november 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, (slachtoffer 6) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans éénmaal slaande en/of zwaaiende bewegingen gemaakt met een hockeystick, althans een hard voorwerp) naar en/of in de richting van die(slachtoffer 6) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet normaal doen, anders maak ik je van kant." en/of "ik krijg je nog wel een keer, ik kom terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De rechtbank heeft in de tenlasteleggingen een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2, 3, 4 meer subsidiair en 5 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een pijl uit de kruisboog heeft geschoten. Het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde kan wel worden bewezen, met uitzondering van de zinsnede ‘en daarmee een pijl op en/of in de richting van die (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) geschoten’;
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde, nu de verklaringen van aangeefster(slachtoffer 6) en getuige (getuige 1) tegenstrijdig zijn en getuige (getuige 1) tevens heeft verklaard zich helemaal niet bedreigd te hebben gevoeld. Verdachte had de hockeystick alleen maar bij zich, omdat hij moeilijk ter been was;
- het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden bewezen verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte dient van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt, ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 1) ;
• Het proces-verbaal van aangifte van .(slachtoffer 2) ;
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige (getuige 2)
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 1) ;
• Het proces-verbaal van aangifte van .(slachtoffer 2) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van onderzoek ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Aangever (aangever) heeft in zijn aangifte d.d. 14 oktober 2011 onder meer het volgende verklaard:
Tussen donderdag 14 oktober 2010 te 16.24 uur en 14 oktober 2010 te 17.15 uur werd op de (adres), Stegeren het feit gepleegd. (..)
Ik heb 17 bungalows op (naam park). Een daarvan verhuur ik aan (verdachte).
Vandaag, had ik een gemiste oproep van (verdachte). (..) Hierop zijn wij samen, (slachtoffer 5) en ik, naar het huisje van (verdachte)gelopen.(..) (verdachte)kwam in de deuropening staan.(..)
Ik zag toen dat (verdachte)1 hand op zijn rug had en ik zag de kruisboog. Ik zei tegen (slachtoffer 5): Kom we gaan, kruisboog! (..) Ik ben achteruit gelopen ongeveer 5 meter.
Aangever (aangever) heeft op 17 oktober 2010 in aanvulling op zijn aangifte onder meer het volgende verklaard:
Hierbij zag ik dat hij in de hand die hij op zijn rug hield, een kruisboog had. Ik weet niet meer in welke hand hij die kruisboog had. Ik zag duidelijk dat dit een kruisboog was, met een afmeting van 30 a 50 cm. Ik schrok erg en zei tegen (slachtoffer 5): ‘wegwezen’. Ik begon achteruit weg te lopen en zag toen dat (verdachte)de kruisboog op de bovenhelft van mijn lichaam, op mijn gezicht richtte. Hij keek mij hierbij aan. Ik hoorde dat (slachtoffer 5) tegen (verdachte)zei: ‘weg met dat ding’. (verdachte)zei toen ‘aan de kant, anders schiet ik jou ook’. Ik heb hierbij duidelijk gezien dat (verdachte)met de kruisboog op mij richtte.(..) Ik voel mij nu enorm bedreigd.
Getuige (slachtoffer 5) (slachtoffer 5) heeft d.d. 14 oktober 201 onder meer het volgende verklaard:
Op donderdag 14 oktober 2010 liep de mij bekende (verdachte)om mijn woning, perceel (adres).(..) Op dat moment belt mij de bekende heer (aangever). Hij is bungalow eigenaar. (..)
Wij liepen samen van mijn bungalow naar de bungalow van (verdachte).(..) Ik deed toen een stap naar binnen.(..) Ik zag dat (verdachte)opeens een kruisboog voor zich hield. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: ‘(slachtoffer 5), ik heb niets met jou en je moet aan de kant gaan’. (..) Ik zag de kruisboog goed. Hij ziet er als volgt uit: zwart van kleur, ongeveer 40 tot 50 centimeter lang en ik zag dat er een pijl op zat. De pijl was ongeveer 30 centimeter lang met een verchroomde punt erop. Ik zag dat (verdachte)die kruisboog gespannen had.
Getuige .(slachtoffer 2) heeft op 22 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
(U vraagt mij welke stemmen ik heb gehoord op de dag van het voorval op donderdag 14 oktober 2010).
Ik heb in ieder geval de stem van (verdachte)gehoord.
Getuige (getuige 2) heeft op 18 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Ik wil u vertellen dat ik weet dat (verdachte)een kruisboog had. Die kruisboog had ik afgelopen week nog bij (verdachte)in huis zien liggen. (verdachte)heeft mij onlangs een keer verteld dat hij de eigenaar van het huisje bang zou maken. Hij zei niet letterlijk tegen mij dat hij dat zou doen met die kruisboog, maar voor mij was het wel duidelijk dat (verdachte)wel degelijk bedoelde dat hij de kruisboog hiervoor zou gebruiken. Volgens mij om de huisbaas bang te maken.
Afgelopen donderdag kwam (verdachte)rond 17.30 uur bij mij.(..) (verdachte)zei tegen mij dat hij de huisbaas bang had gemaakt. Hij zei dit met de woorden: ‘hij is bang joh!’ Hij vroeg mij toen ook of ik zijn getuige wilde zijn en dat hij al om 13.00 uur bij mij was gekomen.
Getuige (getuige 3) heeft op 22 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Op donderdag 14 oktober 2010 omstreeks 17.00 uur was ik op mijn varkensbedrijf bezig. Ik zag toen de mij bekende (verdachte) aanlopen, vanuit de richting van de (straat). (..) Hij was erg zenuwachtig. Hij vertelde mij dat hij ruzie met zijn vriendin had gehad en dat ik tegen zijn vriendin zou moeten zeggen, voor het geval ik haar zou tegenkomen, dat hij de hele middag bij mij geweest was.
De rechtbank is gelet op bovenstaande verklaringen van oordeel dat het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Dit bewijs wordt voornamelijk gevonden in de verklaringen van aangever en van getuige (slachtoffer 5), welke verklaringen onderling zowel chronologisch als feitelijk op essentiële punten consistent zijn en door de rechtbank geloofwaardig worden geacht.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij die dag niet in Stegeren is geweest en geen kruisboog heeft, niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van getuige(slachtoffer 2) - die op het tijdstip van de bedreiging de stem van verdachte heeft gehoord - en van getuige (getuige 2), die verklaart dat verdachte in het bezit was van een kruisboog en op 14 oktober 2010 omstreeks 17.30 uur naar hem was toegekomen en had verklaard dat hij de huisbaas bang had gemaakt. Verdachte heeft voorts aan (getuige 3) gevraagd of hij wilde getuigen dat verdachte die dag vanaf 13.00 uur bij hem was geweest.
Deze laatste verklaring wordt tevens ondersteund door de verklaring van getuige (getuige 3). Het betreffen onafhankelijke getuigen en de rechtbank heeft geen enkele reden om aan het waarheidsgehalte van die verklaringen te twijfelen.
De rechtbank spreekt verdachte wel vrij van de in de tenlastelegging genoemde bedreiging richting (slachtoffer 5), nu (slachtoffer 5) geen aangifte van bedreiging heeft gedaan.
Gelet op het hiervoor overwogene kan het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde - met uitzondering van de bedreiging van (slachtoffer 5) - wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Aangeefster (aangever 2)(slachtoffer 6) heeft in haar aangifte d.d. 11 november 2010 onder meer het volgende verklaard:
Vrijdag 11 november 2010 omstreeks 13.00 uur kwam de voor mij bekende (verdachte)ongevraagd in mijn woning aan de (adres) te Stegeren.
Mijn vriendin, (getuige 1) was bij mij op visite.(..) Ik had (verdachte)niet uitgenodigd en hij kwam zomaar onverwachts mijn woning binnen.(..)
Ik zag dat (verdachte)via de schuifdeur binnen kwam en op mij af liep. Ik zag dat hij een hockeystick in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat hij met de hockeystick zwaaiende bewegingen maakte, richting mij. Hij had de hockeystick hoog in de lucht.(..)
Ik hoorde (verdachte)met luide toon bijna schreeuwend tegen mij zeggen, ‘je moet normaal doen, anders maak ik jou van kant’.(..)
(verdachte)dreigde met de hockeystick en zijn lichaamshouding naar mij toe.(..) (verdachte)maakte zwaaiende bewegingen met de hockeystick. Ik voelde mij zwaar bedreigd en had de indruk dat (verdachte)mij wat ging aandoen met de hockeystick. Ik werd angstig, ik was echt doodsbang.
Getuige (getuige 1) heeft op 11 november 2010 onder meer het volgende verklaard:
Donderdagmiddag 11 november 2010 ben ik omstreeks 13.00 uur naar het huisje van mijn vriendin (slachtoffer 6) gegaan.(..)
(verdachte)stond eerst voor de schuifdeur en wilde blijkbaar met ons praten.(..)
Hij stond toen op en ging naar de deur waar zijn hockeystick stond. Mijn hond begon weer te joelen en hierop werd (verdachte)boos. (..) Daarna pakte (verdachte)zijn hockeystick en bedreigde daarmee (slachtoffer 6) en mijn hond die ter bescherming grommend naast (slachtoffer 6) stond. Ik zag namelijk dat (verdachte)met die hockeystick wild om zich heen sloeg richting de hond en (slachtoffer 6) en zag dat (verdachte)de ruit van de schuifdeur er nog net niet uitsloeg, omdat deze in zijn ogen een bedreiging voor hem was. Ikzelf was op dat moment niet bang, maar ik kon duidelijk zien en merken dat (slachtoffer 6) doodsbenauwd was. Hij zei toen tegen ons beide: ‘ik krijg jullie nog wel een keer en ik kom terug’.
Verdachte heeft ter zitting d.d. 13 september 2011 onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op 11 november 2010 koffie gedronken bij (slachtoffer 6) en die vrouw die bij haar was. Ik had een hockeystick bij mij, omdat ik niet goed kon lopen. Het kan wel kloppen dat ik die dag drugs had gebruikt.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd door met een hockeystick zwaaiende bewegingen richting haar te maken en daarbij tevens verbale bedreigingen heeft geuit.
De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging van oordeel dat de verklaringen van aangeefster en getuige (getuige 1) niet innerlijk tegenstrijdig zijn, maar dat de verklaring van getuige (getuige 1) de inhoud van de aangifte juist op essentiële punten ondersteunt. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de aangifte en de verklaring van (getuige 1) blijkt dat verdachte – in de woning van aangeefster is gekomen – vervolgens voor aangeefster is gaan staan, daarbij met een hockeystick boven zijn hoofd zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting aangeefster en daarbij dreigende taal heeft geuit . Naar het oordeel van de rechtbank is deze bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gepleegd, dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte daadwerkelijk met de hockeystick op haar zou inslaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte onder 5 ten laste is gelegd.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer subsidiair en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 15 april 2011 te Stegeren in de gemeente Ommen, (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (terwijl verdachte een hond bij zich had) opzettelijk dreigend een stok vastgehouden en een stok in de lucht gehouden en is hij, verdachte (in versnelde pas) achter die (slachtoffer 1) aangelopen en/of aangerend en (vervolgens) op die (slachtoffer 1) afgelopen en/of afgerend en heeft hij, verdachte een mes in zijn hand vastgehad en zijn arm, waarmee hij het mes vast had, gestrekt naar en/of in de richting van die (slachtoffer 1) en die(slachtoffer 2) en (voorafgaand en daarbij en daarna) hen dreigend de woorden toegevoegd : "Ga weg hier of ik stuur de hond op je af" en "Ik stuur het kamp op je af" en "Ik sla je kapot" en "als je niet aan de kant gaat dan steek ik je aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 15 april 2011 te Stegeren in de gemeente Ommen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur van een vakantiehuisje op het recreatie(naam park), toebehorende aan (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 3), heeft vernield;
3.
hij op 20 december 2010 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een pepperspray-spuitbus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4 meer subsidiair.
hij op 14 oktober 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, (slachtoffer 4) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een kruisboog (met daarin een pijl) gericht en/of gericht gehouden naar die (slachtoffer 4);
5.
hij op 11 november 2010 te Stegeren, gemeente Ommen, (slachtoffer 6) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen slaande en/of zwaaiende bewegingen gemaakt met een hockeystick naar en/of in de richting van die(slachtoffer 6) en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet normaal doen, anders maak ik je van kant." en "ik krijg je nog wel een keer, ik kom terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Van het onder 1, 2, 3, 4 meer subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Opzettelijk en wedderrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
4 meer subsidiair.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
5.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2) te Stegeren tot een bedrag van € 300,--, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag.
Verdachte verblijft sinds 28 juli 2011 in het kader van een schorsing in de FPA De Boog te (plaatsnaam). Verdachte heeft psychische problemen en zou eigenlijk behandeld moeten worden. Nu verdachte ter zitting heeft aangegeven niet gemotiveerd te zijn voor verdere behandeling in de FPA De Boog of een soortgelijke instelling, ziet de officier van justitie geen andere mogelijkheid dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf te vorderen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de duur van de voorlopige hechtenis.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- een psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 14 juni 2011, opgemaakt door drs. R.R. Beth, forensisch gedragskundige, orthopedagoog;
- een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, d.d. 25 juli 2011, opgemaakt door M. de Haan, reclasseringswerker;
- een beknopt reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, d.d. 7 september 2011, opgemaakt door M. Dijkema, reclasseringswerker en
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 augustus 2011.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk, driemaal gepleegd, een diefstal, handelen in strijd met de Opiumwet en handelen in strijd met de wet wapens en munitie, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden, en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van diverse personen op (naam park) te Stegeren door aan hen een stok, een mes, een kruisboog en een hockeystick te tonen. Uit de aangiften van de diverse slachtoffers blijkt dat zij dit als zeer bedreigend hebben ervaren. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen gevoelens van angst bij de bedreigde personen veroorzaakt, maar dergelijke feiten brengen bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent verdachte dit handelen zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Uit het reclasseringsadvies uitgebracht door Tactus Verslavingszorg d.d. 25 juli 2011, opgemaakt door mevrouw M. de Haan, reclasseringwerker, komt naar voren dat bij verdachte sterke aanwijzingen zijn dat er sprake is van psychiatrische problematiek. Verdachte heeft echter geweigerd mee te werken aan de Pro Justitia rapportage van R.R. Beth, zodat geen diagnostiek heeft plaatsgevonden.
Uit het reclasseringsadvies blijkt voorts dat bij verdachte sprake is van problematiek op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft geen huisvesting, geen steunend sociaal netwerk en er is sprake van financiële problematiek en middelengebruik. Verdachte heeft in het kader van een observatie- en diagnostiekopname vanaf 28 juli 2011 verbleven in de FPA De Boog te (plaatsnaam).
Uit het beknopt reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 7 september 2011 blijkt dat verdachte na een verblijf van zes weken in de FPA De Boog voorzichtig positieve veranderingen heeft doorgemaakt, onder andere bestaande uit het innemen van medicatie, en dat verdachte meer vertrouwen in de hulpverlening lijkt te hebben. Tactus Verslavingszorg adviseert dan ook om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een (klinische) behandelverplichting in FPA De Boog of een soortgelijke instelling.
De rechtbank kan zich weliswaar vinden in dit advies, maar het feit dat verdachte ter zitting uitdrukkelijk heeft aangegeven in het geheel niet gemotiveerd te zijn om mee te werken aan (verdere) klinische behandeling vormt een dermate belangrijk obstakel dat uitvoering van dat advies niet haalbaar moet worden geacht.
Alles overziende resteert niets anders dan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij .(slachtoffer 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 300,-- (immateriële schade) vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 300,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2).
BESLISSING
De rechtbank verklaart het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1, 2, 3, 4 meer subsidiair en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3, 4 meer subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij .(slachtoffer 2), wonende te (plaatsnaam), van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 april 2011, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 300,--, ten behoeve van het slachtoffer .(slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2011.