RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650374-10 (P)
Uitspraak: 20 september 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(Verdachte),
geboren op (Geboortedatum) te (Geboorteplaats),
wonende te (Adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E.M. Doedens.
DE TENLASTELEGGING, zoals ter terechtzitting gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2010 in de gemeente Hardenberg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (taxibus), daarmede rijdende over de weg Eugenboersdijk en/of de N343, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welke onvoorzichtigheid, onoplettendheid of roekeloosheid hierin hebben bestaan dat hij,
- met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse over de Eugenboersdijk en/of de N343 heeft gereden en/of
- met verhoogde, althans die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse de kruising met de N343 is genaderd en/of
- vervolgens niet is gestopt voor de stopstreep, noch voor een voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
- zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising van de Eugenboersdijk en de
N 343 vrij was van verkeer en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan een of meer verkeerstekens (drie borden B6 en/of een rij haaientanden) en/of
- met verhoogde, althans die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse de kruising met de N343 is opgereden en/of
- daarbij niet zijn snelheid zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was;
ten gevolge waarvan hij, verdachte op/tegen een aldaar rijdende personenauto is gebotst/gereden,waardoor een ander,te weten een inzittende van de taxibus,
(Slachtoffer), werd gedood;
althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 12 december 2010 in de gemeente Hardenberg als bestuurder van een voertuig (een taxibus, merk Ford, type Transit), daarmee rijdende op de weg, de Eugenboersdijk en/of de N343,
- met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van
60 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse over de Eugenboersdijk en/of de N343 heeft gereden en/of
- met verhoogde, althans die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse de kruising met de N343 is genaderd en/of
- vervolgens niet is gestopt voor de stopstreep, noch voor een voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
- zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising van de Eugenboersdijk en de
N 343 vrij was van verkeer en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan een of meer verkeerstekens (drie borden B6 en/of een rij haaientanden) en/of
- met verhoogde, althans die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse de kruising met de N343 is opgereden en/of
- niet zijn snelheid zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was;
- op/tegen een aldaar rijdende personenauto is gebotst/gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot bewezenverklaring van het
primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting namens verdachte bepleit dat deze zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feitencomplex, omdat verdachte mogelijk tijdens een black-out door rood het kruispunt is opgereden zodat van welbewust handelen geen sprake kan zijn geweest. Verder ontbreken over het rijgedrag van verdachte voorafgaand aan het ongeval eenduidige gegevens zodat dat gedrag niet zonder meer kan worden doorgetrokken naar dat wat er op de kruising is gebeurd.
De raadsman is van mening dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen dat een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan volgen.
Op zondag, 12 december 2010 kregen verbalisanten kennis van een verkeersongeval op de N34 binnen de gemeente Hardenberg. De aanrijding vond plaats op de kruising van de Rijskweg 34/Eugenboersdijk/J.C. Kellerlaan. Ter plaatse wordt het verkeer geregeld door middel van driekleurige verkeerslichten. Op de plaats van het ongeval troffen verbalisanten in een bermsloot aan de zuidwestelijke zijde van de rijbaan van de J.C. Kellerlaan een taxibus aan en in de zuidwestelijke berm tussen de rijbaan en het fietspad van de
J.C. Kellerlaan een zwaar beschadigde blauwe personenauto, waarvan (Slachtoffer) de bestuurder was. Uit korte reacties van de inzittenden van de taxibus kwam naar voren dat de bestuurder van de taxibus, J.J. Bijlstra, geboren op 26 september 1975 te Almelo, door het rode verkeerslicht was gereden.
Op 13 december 2011 heeft (Slachtoffer) een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het navolgende verklaard: “Op 12 december was ik om 00.45 uur vrij en ben in mijn auto gestapt om naar huis te gaan. Ik naderde op een bepaald moment de kruising bij Hardenberg. Ik verminderde mijn snelheid omdat ik daar maar 70 kilometer per uur mag rijden en omdat het verkeerslicht rood licht in mijn richting uitstraalde. Volgens mij naderde ik de kruising met een snelheid van 50 kilometer per uur. Op dat moment zag ik dat het verkeerslicht op groen sprong en ik gaf vervolgens weer gas bij. Meteen voelde en hoorde ik een enorme klap aan de voorzijde van mijn auto.”
Op 12 december 2011 heeft een getuige, (Getuige1) genaamd, een verklaring afgelegd, onder meer inhoudende:
“Op 12 december 2010 omstreeks 1.10 uur reed ik over de provinciale weg de N34 te Hardenberg. Ik kwam vanuit de richting Hardenberg en wilde rechtsaf slaan vanaf de N34 de Kellerlaan op. Ik reed vlak voor de uitrijstrook voor rechtsaf toen ik voor mij van links een wit busje aan zag komen rijden. Dit busje kwam uit de richting Collendoorn en reed in de richting van de verkeerslichten op de kruising N34 met de Kellerlaan. Ik dacht nog: “wat komt die hard aansjezen!.” Ik zag dat het busje de kruising op reed en dat daarna een botsing volgde. Ik zag dat het busje op zijn kant in de sloot terecht kwam, waarna ik meteen 112 heb gebeld.”
De getuige (Getuige2) heeft op 12 december te 13.29 uur een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“Gisteren hebben we de verjaardag van (..) gevierd. Ik was de Bob, omdat ik niet drink, maar omdat we met zijn zessen waren hebben we een taxibusje besteld. De chauffeur was iets voor één uur bij ons aan de Herenstraat te Slagharen. Wessel zat rechts voorin. Op de middelste bank zat eerst (..) links, dan (..) in het midden en rechts (..). Ik zat samen met mijn broer op de achterste bank. Ik zat links achterin en (..) rechts achterin. Over het geheel reed de chauffeur te hard en in mijn ogen te ongecontroleerd. Wij reden voor het Ponypark Slagharen langs. Ik vroeg aan (..) hoe hard hij reed. Mijn broer keek op de teller en zag dat hij 80 kilometer per uur reed. Ik schrok eigenlijk want ik wist dat er drempels aan zaten te komen. Kennelijk wist de chauffeur dat hij breed genoeg was voor deze drempels, want hij remde er niet voor. Op de weg naar Collendoorn werden we regelmatig tegen elkaar aangeschud omdat de chauffeur de bochten nogal scherp nam. Dat gebeurde twee à drie keer. Ik had het gevoel dat het nog steeds met dezelfde snelheid ging. Het was harder dan 60, dat is gemakkelijk zat. Hij reed ook met dezelfde snelheid in de richting van de verkeerslichten. Ik schat dat de chauffeur met een snelheid van 80 kilometer per uur op de verkeerslichten met de rijksweg afreed. Toen we naar deze kruising reden stond het licht de hele weg op rood. De chauffeur minderde geen vaart. Het licht voor ons stond op rood en bleef rood. Ik zag van tevoren al dat er over de rijksweg van links een auto naderde. Op het laatst zag ik dat deze auto kennelijk groen licht had. Op die kruising kun je heel goed zien wat er aan komt. De chauffeur remde echter niet, hij liet geen gas los. Hij bleef gewoon doorrijden met die snelheid. Kennelijk zag hij die auto op het laatste moment want ik voelde dat de chauffeur gas bijgaf. Er volgde een harde knal van links en daarna nog een klap toen we in de sloot kwamen. Ik zag de aanrijding aankomen en ik ben gaan schreeuwen. De aanrijding is ontstaan doordat de chauffeur door rood licht reed.”
De getuige (Getuige3) heeft op 13 december te 13.05 uur een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer, zakelijk weergegeven als volgt verklaard:
“Op 11 december 2010 was ik samen met mijn broertje (..) en onze hele vriendengroep op het verjaardagsfeest van (..). Op 12 december 2010 omstreeks 00.30 uur heb ik een taxi gebeld om ons naar de discotheek Crazy Horse in Hardenberg te brengen.
Omstreeks 00.50 uur kwam het taxibusje bij (..) huis. Ik stapte met mijn vrienden in. (..)zat links achterin en ik rechts achterin. (..) zat links midden (direct achter de chauffeur), (..) zat midden/midden en (..) zat rechts midden en (..) voorin. Alleen (..) had een gordel om. Hij had dat gedaan omdat hij de chauffeur niet vertrouwde. Ik weet dat omdat (..) ons dat op dat moment al gezegd had.
Op de Zwarte Dijk ter hoogte van het ponypark heb ik bewust op de kilometerteller gekeken, omdat ik dacht dat we erg hard reden. Ik zag toen dat de snelheidsmeter 80 km/h aangaf. Vanaf die plaats reden we pittig door. Ik vond dat de chauffeur op het randje van veilig rijden reed. Op de Kerkdijk, een bochtige weg met veel bomen, reed de chauffeur pittig door. Ik hoopte dat de politie daar zou staan te flitsen. Je mag daar 60 km/h en de chauffeur was zeker gepakt. Op de Eugenboersdijk reden we in de richting van de verkeerslichten op de kruising met de Rijksweg 34. Ik zag toen dat het verkeerslicht voor ons op rood stond. We waren toen nog ruim 100 meter voor de kruising. Aanrijdende naar de verkeerslichten gaf de chauffeur steeds meer gas en ging hij steeds harder rijden. De Rijksweg 34 ligt wat hoger dan de Eugenboersdijk en er zit daar een knik in de weg. Normaal bij 60 km/h voel je deze knik niet, maar we stuiterden op onze zitplaatsen. De chauffeur versnelde alleen maar zijn snelheid. Bij de kruising stond het verkeerslicht nog steeds op rood. De taxichauffeur stopte niet, maar reed gewoon keihard door. Een paar meter voor de kruising hoorde ik (..) schreeuwen en ik merkte dat de taxi nog harder reed. De taxichauffeur trapte het gas helemaal in om alles uit de bus te halen. “
Op 12 december 2010 te 12.10 uur heeft (Getuige4) een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard:
“Tijdens het feest ter gelegenheid van de verjaardag van (..)kregen we het plan nog naar de Crazy Horse in Hardenberg te gaan en wij besloten een taxibusje te bellen. De chauffeur meldde zich rond tien of vijf minuten voor één.
Ik zat voorin en heb de gordel omgedaan. De chauffeur reed over de hele route redelijk snel. Ik keek op de teller van de bus en zag dat de chauffeur met een snelheid reed van 75 tot 80 kilometer per uur. Op de weg ter hoogte van het ponypark reed hij met een snelheid van ongeveer 75 kilometer per uur over de drempels. Op het donkere stuk weg tussen Lutten en Gramsbergen voelde ik dat we redelijk snel reden en toen ben ik bewust op de snelheid gaan letten. Die bedroeg toen 75 à 80 kilometer per uur. Hij nam de bochten behoorlijk scherp en ik kon dat ook merken aan degene die in het midden zat, deze moest het ontgelden. Hij werd regelmatig aangeduwd.
Wij kwamen toen bij de verkeerslichten op die weg uit. Ik zag van verre al dat deze lichten op rood stonden. Dat was heel duidelijk. De chauffeur verminderde zijn snelheid niet. Ik merkte aan het rijgedrag van de chauffeur dat hij gewoon door rood zou rijden. Hij verminderde zijn snelheid in het geheel niet. Ik schat dat de snelheid nog steeds zo’n 75 kilometer per uur was. Op het moment dat we het licht gepasseerd waren zag ik in een flits een autootje van links. Volgens mij zag de chauffeur van het taxibusje deze auto ook pas op het laatste moment. Ik had het idee dat hij probeerde om een aanrijding te voorkomen door gas bij te geven. Je voelde namelijk dat het toerental ineens verhoogd werd. Direct daarna was er al een knal. De aanrijding is naar mijn mening te wijten aan de chauffeur omdat hij puur door rood licht reed. De chauffeur reed met onverminderde snelheid de kruising op.”
De getuige (Getuige5) heeft op 13 december 2010 eveneens een verklaring afgelegd die overeenkomt met de verklaring van voornoemde getuigen. Ook hij heeft verklaard dat de chauffeur zonder ook maar enigszins snelheid te verminderen door het rode verkeerslicht is gereden.
De getuige (Getuige6) heeft op 13 december 2010 verklaard dat het rijgedrag van de chauffeur erg fors was en dat zij behoorlijk over de aldaar in de weg aanwezige drempels “stuiterden”. Voorts heeft getuige Smit na het ongeval (..)onder de taxi zien liggen.
Getuige (Getuige7) heeft op 12 december 2010 onder meer verklaard: Ik kwam met de trekker aangereden over de J.C. Kellerlaan vanaf de richting van het ziekenhuis. Ik zag dat er vanuit Collendoorn een taxibusje de kruising met de N34 op kwam rijden. Ik zag dat het verkeerslicht voor mijn rijbaan rood was. Ineens zag ik een blauwe auto ook op de kruising. Ik zag dat beide auto’s op elkaar klapten.
De rechtbank stelt vast dat door de verdediging niet is betwist dat het voor verdachte geldende verkeerslicht op rood stond. Voorts valt in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse inzake de verkeersregelinstallatie (VRI) te lezen dat de VRI in werking was met een wachtstand rood en dat er geen storingen waren vastgelegd in de VRI.
Op 20 januari 2011 hebben E. Janssen en H.J. Dijkslag een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) opgemaakt.
In het (VOA) proces-verbaal hebben verbalisanten verklaard dat voor motorvoertuigen op de Eugenboersdijk de toegestane maximum snelheid 60 km/pu bedroeg en dat op de Eugenboersdijk, gezien vanuit de richting van de bestuurder van de Ford personenauto, op een afstand van 100 meter vanaf het kruisingsvlak in de rechterberm het bord B6 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord met daarop vermeld 100 m. stond. Op een afstand van 50 meter vanaf het kruisingsvlak was op het wegdek een haaientand afgetekend welke in verhouding de breedte had van de door de Fordbestuurder bereden rijstrook. Aan de rechterzijde en de linkerzijde van de door de Fordbestuurder bereden rijstrook van de Eugenboersdijk, ongeveer 7 meter voor het kruisingsvlak met de N34 was het bord B6 aangebracht en op dezelfde afstand was op de rijstrook in dwarsrichting een stopstreep aangebracht als bedoeld in artikel 79 van het RVV 1990. Voorts waren op de rijbaan van de Eugenboersdijk tegen de kantlijn van de rijbaan van de N34 haaientanden aangebracht als bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990. Voorts hebben verbalisanten aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen kunnen reconstrueren dat door de Ford (NB taxibus) op de linkerzijde was omgevallen en in voorwaartse richting naar de, gezien zijn oorspronkelijke rijrichting, naar de rechterberm van de J.C. Kellerlaan was weggeschoven. De Ford was met de onderzijde tegen de slootkant gebotst waarbij het voertuig met de linkerzijde was los gekomen. Door de gebroken zijruiten aan de linkerzijde was de passagier die op de linkerstoel van de middelste rij zat met zijn bovenlichaam door de zijruit naar buiten beland.
Vervolgens was het voertuig met de linkerzijde tegen de linker slootkant in eindpositie terechtgekomen. Daarbij was de passagier met zijn bovenlichaam tussen het voertuig en de slootkant terecht gekomen en als gevolg daarvan ter plaatste overleden.
Op 12 mei 2011 heeft S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts te Zwolle een letselrapport naar aanleiding van de lijkschouw opgemaakt. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat (Slachtoffer), geboren op 11 december 1990 te Hardenberg op 12 december 2010 bij een verkeersongeval om het leven is gekomen. Uit de sporen van het letsel op het lichaam van de overledene kan worden gereconstrueerd dat het hoofd van het slachtoffer met zeer fors inwerkend geweld onder een zeer zware last is terecht gekomen
(wat goed kan passen bij verplettering van het hoofd onder een auto, zoals dit is beschreven als toedracht) waardoor de gehele hersenschedel massaal gebroken c.q. verbrijzeld is en vanuit alle wonden en lichaamsopeningen van het hoofd massaal bloedverlies aanwezig was wat duidt op schedelverbrijzelingen inclusief schedelbasisfractuur. Voormeld letsel is volgens de deskundige niet verenigbaar met het leven en gezien de ernst van het schedel- en hersenletsel kan worden geconcludeerd dat het slachtoffer op slag dood moet zijn geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
“Op 12 december 2010 heb ik om ongeveer 01.00 uur een groep mensen bij de Herenstraat in Slagharen opgehaald om hen naar Crazy Horse in Hardenberg te brengen. Ik kende de route en weet dat er hoge drempels in het wegdek zitten. Als er geen verkeer is kun je er gemakkelijk met dezelfde snelheid overheen rijden. Ik houd ervan stevig door te rijden en ik heb weleens een bochtje kort afgesneden. Onder stevig rijden versta ik dat ik weleens een bocht afsnijd zodat de passagiers niet zoveel last hebben van de bochten in de weg.
Het kan zijn dat ik op het donkere stuk weg tussen Lutten en Gramsbergen 75 à 80 kilometer per uur heb gereden. Op dat stuk pak ik af en toe weleens een bocht.
En verder: Het kan weleens zo zijn dat je midden in de nacht harder rijdt dan is toegestaan omdat er dan geen mensen op straat zijn.”
De rechtbank acht de verklaringen van de mede-inzittenden van de taxibus, zoals hierboven aangegeven geloofwaardig, omdat zij consistent zijn op het punt van de door verdachte gebezigde rijstijl en het niet minderen van de snelheid terwijl het verkeerslicht op het kruispunt met de N34 op rood stond. Daarbij komt dat bevestiging voor het feit dat verdachte met (te) hoge snelheid op het kruispunt is afgereden, is te vinden in de verklaring van de onafhankelijke getuige (Getuige1) die op dat punt de term “aansjezen” heeft gebruikt.
Voor wat betreft de ernst van het aan verdachte te maken verwijt geldt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de aanrijding die na de rit vanaf Slagharen uiteindelijk is gevolgd op het kruispunt met de N34, is voorafgegaan door een reeks verkeersfouten bestaande uit het met te forse snelheid toerijden op die kruising, het negeren van een rood verkeerslicht en andere ter plaatse aanwezige verkeerstekens in combinatie met het niet verminderen van de snelheid en het negeren dan wel niet waarnemen van kruisend verkeer op de voorrangsweg. Het geheel van die fouten overziende is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee niet alleen zeer onvoorzichtig rijgedrag heeft laten zien maar ook dat hij met dat gedrag welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s heeft genomen.
De rechtbank ziet voor de door de verdediging gedane suggestie dat verdachte kort voor en op de kruising vanuit een blackout – en dus niet welbewust - heeft gehandeld, geen aanknopingspunten in het dossier. Hierbij is van belang dat de hiervoor genoemde mede-inzittenden van de door verdachte bestuurde taxibus eenduidig zijn in de beschrijving van de rijstijl van verdachte, die – uitgaande van die verklaringen – reeds vanaf het begin van de rit in Slagharen, en dus niet pas kort voor de kruising met de N34, fors is geweest voor wat betreft het nemen van bochten, passeren van (verkeers)obstakels en de gereden snelheid. Zo hebben in elk geval de getuigen (Getuige4) en (..) en (Getuige3) verklaard in dat rijgedrag reeds eerder op de rit aanleiding te hebben gezien om op de snelheidsmeter van de taxibus te (laten) kijken.
Het feit dat verdachte de vanaf het begin van de rit gekozen forse/scherpe rijstijl gedurende een krappe 10 minuten heeft volgehouden tot aan het noodlottige ongeval aan het einde van de rit, veronderstelt dat die rijstijl een bewuste keuze van verdachte was.
De rechtbank acht verder van belang dat verdachte een speciale opleiding tot taxichauffeur heeft gevolgd. Juist van een daartoe opgeleide taxichauffeur kan en moet te allen tijde gevergd worden, dat hij zonder onverantwoorde risico’s te nemen, passagiers ongeschonden naar de plaats van bestemming brengt. Het niet voldoen aan deze elementaire eis moet hem
– vooral in verband met de aanwezig te veronderstellen bijzondere beroepsvaardigheden - in het algemeen in zeer ernstige mate worden aangerekend. Door met een taxibus vol passagiers met te hoge snelheid en zonder op enig moment vaart te minderen af te stevenen op een gevaarlijk kruispunt met de provinciale weg en daarbij nog een rood verkeerslicht en andere verkeerstekens te negeren, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaanvaardbare risico’s genomen. Gevoegd bij de bewust gekozen rijstijl leidt een en ander tot de conclusie dat het gedrag van verdachte als roekeloos moet worden aangemerkt.
Dit lijdt slechts uitzondering als de psychische gesteldheid van verdachte zo abnormaal is, dat deze toerekening wegvalt, doch daarvan is, gelet op het hieronder vermelde deskundigen-rapport geenszins is gebleken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2010 in de gemeente Hardenberg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (taxibus), daarmede rijdende over de weg Eugenboersdijk en de N34, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, welke roekeloosheid hierin heeft bestaan dat hij,
- met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse over de Eugenboersdijk en de N34 heeft gereden en
- met die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid de kruising met de N34 is genaderd en
- vervolgens niet is gestopt voor de stopstreep, noch voor een voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht en
- zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising van de Eugenboersdijk en de
N34 vrij was van verkeer en
- geen gevolg heeft gegeven aan een of meer verkeerstekens (borden B6 en een rij haaientanden) en
- met die te hoge (en nagenoeg onverminderde) snelheid de kruising met de N34 is opgereden en
- daarbij niet zijn snelheid zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
ten gevolge waarvan hij, verdachte op/tegen een aldaar rijdende personenauto is gebotst,waardoor een ander, te weten een inzittende van de taxibus, (Slachtoffer), werd gedood.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. In het geval de rechtbank de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te hoog vindt en mocht overwegen de gevorderde gevangenisstraf te vervangen door de maximale werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur, dan verzoekt de officier van justitie deze straf te combineren met een locatiegebod en het elektronisch toezicht op naleving daarop, teneinde de gevorderde en naar haar oordeel passende vrijheidsbeneming zoveel mogelijk te benaderen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een (maximale) werkstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie is. De raadsman acht een locatiegebod met elektronische controle een volstrekt niet-passende strafmodaliteit aangezien daartoe geen enkele goede reden aanwezig is en die niets toevoegt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 3 juni 2011 door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater te Groningen, uitgebrachte pro justitia rapport. Het gedragskundige rapport houdt als conclusie onder meer in dat er bij onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde feit geen sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens noch sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op de in het rapport aangedragen gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot het hare.
Zoals reeds eerder overwogen gaat de stelling van de raadsman dat verdachte mogelijk voorafgaande aan de botsing een black out heeft gehad niet op omdat uit de deskundigenrapport eenduidig blijkt dat er bij verdachte mogelijk wel sprake is van een lichte aanpassingsstoornis met angstklachten doch dat deze niet aanwezig was ten tijde hetgeen hem is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de deskundige was er sprake van geheugenverlies hetgeen zeer goed te verklaren is door de hersenschudding die verdachte door het ongeval opliep.
De rechtbank heeft bij de keuze van de strafmodaliteit en de omvang daarvan in het
bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het is aan verdachte te wijten dat op 12 december 2010 een ernstig ongeval heeft
plaatsgevonden op de N34 in de gemeente Hardenberg ten gevolge waarvan (Slachtoffer)is
overleden. Dit ongeval en de plotselinge dood van het slachtoffer hebben blijkens de slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer diepe sporen in het leven van de nabestaanden en de vriendin van het slachtoffer, nagelaten.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij - zoals reeds eerder is overwogen - als taxichauffeur een grotere zorgplicht voor zijn passagiers heeft (dan andere weggebruikers) om deze ongeschonden op de plaats van bestemming af te leveren, waarop passagiers ook mogen vertrouwen, en dat hij desondanks welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen waardoor hij het leven van zijn passagiers in gevaar heeft gebracht. Dit is (..)noodlottig geworden.
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren. Daarin is voor een delict als hier aan orde als richtpunt opgenomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Het feit dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan als taxichauffeur tijdens het vervoer van diverse passagiers, heeft de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid laten meewegen gezien de op een taxichauffeur rustende bijzondere zorgplicht.
Anderzijds heeft de rechtbank er ten voordele van verdachte rekening mee gehouden dat hij er blijk van heeft gegeven geraakt te zijn door de ernstige gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden. Hij heeft verklaard dat hij nog dagelijks aan het ongeval terugdenkt, aan nachtmerries lijdt en onder behandeling is voor zijn angsten. Daar komt bij dat verdachte de rest van zijn leven zal moeten leven met de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat
aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke
afdoening van de zaak, zoals het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet in combinatie met elektronisch toezicht en/of een onvoorwaardelijke werkstraf miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de
rechtbank niet aanwezig.
Bij de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen overweegt de rechtbank dat in deze zaak als strafverzwarende omstandigheid meespeelt het extra gevaarzettende verkeersgedrag zoals dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarom een ontzegging van de rijbevoegdheid voor na te melden duur passend en geboden. De rechtbank beoogt hiermee om verdachte ervan te doordringen voortaan in het verkeer de grootst mogelijke voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 augustus 2011.
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 30 mei 2011, uitgebracht door het Leger des Heils & Reclassering.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. S.M. Milani en H.J.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2011.
Mr. Harmeijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.