ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3287

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650233-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met zwaar lichamelijk letsel door messteek

Op 8 september 2011 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 augustus 2010 in Zwolle een persoon genaamd (Slachtoffer) heeft aangevallen. De verdachte heeft, tezamen met anderen of alleen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door meermalen met een mes in het gezicht, hoofd en lichaam van het slachtoffer te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte zich niet bewust was van zijn daden en derhalve geen (voorwaardelijk) opzet had.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook de deskundigenrapporten, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer waren zwaarwegend. De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd van 772 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden voor behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij (Slachtoffer) een schadevergoeding toegewezen van € 1.948,90, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook voorwaarden gesteld aan de terbeschikkingstelling, waaronder het volgen van behandeling in een forensische kliniek en het naleven van aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650233-10 (P)
Uitspraak: 8 september 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(Naam),
geboren op (geboortedatum) te (geboorteplaats),
wonende te Zwolle,
thans verblijvende in de PI Overijssel,
Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.H. den Haan.
DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2010 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (Slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (Slachtoffer) heeft gestoken en/of (hard/ met kracht) met een ketting(slot) en/of een riem in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (Slachtoffer) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd (Slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (14, althans meerdere steekwonden oa in de wang, achter het oor, op het hoofd, linker bovenarm, rug, linkerzijkant van het lichaam, in de long, klaplong), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te steken en/of (hard/ met kracht) met een ketting(slot) en/of een riem in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (Slachtoffer)) meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of het lichaam heeft gestoken en/of (hard/ met kracht) met een ketting(slot) en/of een riem in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde (Slachtoffer) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot bewezenverklaring van de
primair ten laste gelegde poging tot doodslag door opzettelijk (Slachtoffer) meermalen met een mes in het gezicht en/of hoofd en/of het lichaam van die (Slachtoffer) te steken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot vrijspraak van de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten omdat verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van wat hij deed en aldus geen (voorwaardelijke) opzet heeft gehad om (Slachtoffer) te doden of te mishandelen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in eindnoten vermelde bewijsmiddelen dat een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan volgen.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feitelijkheden bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
25 augustus 2011, kort samengevat inhoudende dat hij op 15 augustus 2010 (Slachtoffer) meermalen met een mes in het gezicht en/of hoofd en het lichaam heeft gestoken;
- het proces-verbaal van aangifte door (Slachtoffer) (pag. 70 e.v.);
- het letselrapport van G.M. Berkel en S.J.Th. van Kuijk, beiden forensisiche arts te Zwolle, waaruit blijkt dat de op 15 augustus 2010 toegebrachte steekwonden in de borstkas op een zodanige plaats zijn toegebracht dat gesproken kan worden van potentieel dodelijk letsel.
De rechtbank verwerpt de stelling van de raadsman dat verdachte zich niet bewust zou zijn geweest van wat hij deed omdat uit de hierna te melden deskundigenrapportage geen enkel
aanknopingspunt is te vinden dat verdachte zich in een zodanige geestelijke toestand bevond dat hij de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat hij op 15 augustus 2010 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (Slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, met een mes in het gezicht en het hoofd en het lichaam van die (Slachtoffer) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd:
- de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 682 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met daarbij te stellen voorwaarden, zoals vermeld in het maatregelenrapport van Tactus verslavingszorg d.d. 21 juli 2011, waarbij hij vordert dat verdachte minimaal voor een jaar een behandeling zal ondergaanin de forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren;
- het bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van een bedrag groot € 3.923,90 vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 augustus 2010 tot die van de voldoening;
- oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.923,90 ten be(Slachtoffer) van het slachtoffer (Slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 49 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, dat hij op 4 oktober 2011 in (Kliniek) opgenomen kan worden en met het gegeven dat hij al meer dan een jaar is gedetineerd en nog minimaal een jaar in de kliniek zal moeten verblijven, terwijl er na dat verblijf nog steeds toezicht op hem van toepassing zal zijn. Voorts heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.279,-- te beperken.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch rapport betreffende verdachte, uitgebracht door A.C. Bruijns, psychiater te Zwolle d.d. 1 december 2010 en het psychologisch rapport betreffende verdachte, uitgebracht door dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog d.d. 28 november 2010. Deze rapporten houden als (gezamenlijke) conclusie onder meer in dat er bij betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en van een verslavingsproblematiek, waarbij vooral de afhankelijkheid van alcohol, cocaïne en cannabis op de voorgrond staat. Beide gedragsdeskundigen achten betrokkene op grond hiervan verminderd toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde, indien bewezen.
Voorts wordt door de deskundigen geconcludeerd dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag bij uitblijven van een adequate behandeling groot is.
De deskundigen achten een behandeling in het kader de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, die aansluit op de eerdere behandeling van betrokkene in de FPK Assen en (Kliniek), geïndiceerd en adviseren de rechtbank die maatregel op te leggen.
Tactus verslavingszorg heeft in haar rapport d.d. 21 juli 2011 zich achter het standpunt van beide gedragsdeskundigen geschaard. In dit rapport is een plan van aanpak geformuleerd waarin opgenomen de interventies en behandeling die op grond van het recidiverisico, de criminologe factoren en de interventies in het verleden zijn geïndiceerd.
De rechtbank neemt deze gezamenlijke conclusie en het op grond daarvan uitgebrachte advies op de daarvoor in de onderscheiden rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank vindt in dit geval een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de
rechtbank niet aanwezig.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad, in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats is, zal zij thans volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest dat overigens ruim een jaar heeft geduurd. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de uitgebrachte deskundigenrapporten en op het feit dat verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden een langdurige (intensieve) behandeling zal dienen te ondergaan, welke behandeling op 4 oktober 2011 een aanvang kan nemen en aan welke behandeling de rechtbank grote waarde hecht.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 1.948,90 ten be(Slachtoffer) van de benadeelde partij, te weten (Slachtoffer).
Bij haar beslissing heeft de rechtbank eveneens rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 juni 2011;
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, ,14c, 14d, 27, 38 en 38a van het Wetboek van Strafrecht.
BENADEELDE PARTIJ
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte primair bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces vermelde informatie, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 1.948,90, vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van de schade de opgevoerde kosten van de reparatie van een ring en een ketting, groot € 175,-- buiten beschouwing gelaten aangezien geen nadere toelichting is gegeven waaruit bedoelde schade heeft bestaan en de rechtbank uit de haar ten dienste staande gegevens onvoldoende causaal verband kan leggen tussen de veroorzaakte verwondingen en deze schadepost. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De hoogte van de geclaimde immateriële schade komt de rechtbank enigszins bovenmatig voor. De rechtbank zal derhalve, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de verzochte vergoeding van de door (Slachtoffer) voornoemd geleden immateriële schade, matigen tot een bedrag van € 1.500,--. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
772 (zevenhonderd en tweeënzeventig) dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 360 (driehonderd en zestig) dagen, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank stelt bij die terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden:
1. Verdachte zal zich houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem zullen worden gesteld door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Tactus Reclassering te Zwolle.
2. Verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen.
3. Verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven.
4. Verdachte zal zich voor Tactus Reclassering open en controleerbaar opstellen en zal aan de reclassering toestemming geven om contact te hebben met alle personen en instellingen uit zijn sociale netwerk, die in deze voorwarden met name zullen worden genoemd. Tevens geeft hij aan deze personen/instellingen toestemming informatie uit te wisselen met de reclassering.
5. Verdachte zal zich gedurende de opname binnen de forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren houden aan de huisregels, het vrijhedenprotocol en afspraken met de behandelaren van forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren of een soortgelijke instelling, en zal zolang de reclassering en de forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren of een soortgelijke instelling dat nodig achten, daar verblijven.
6. Eventuele verloven zullen enkel plaats vinden na instemming van de reclassering en zijn behandelaars van de forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren of een soortgelijke instelling.
7. Verdachte zal zich onthouden van hard/softdruggebruik en alcoholgebruik. Indien geïndiceerd zal hij meewerken aan urineonderzoeken, blaastesten of bloedcontroles.
8. Verdachte zal zich na opname in de forensische kliniek (Kliniek) te Lunteren of een soortgelijke instelling houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering en zal daarbij een traject volgen dat de behandelaren nodig of wenselijk achten. Aanwijzingen zullen gegeven worden over behandeling, dagbesteding, middelengebruik, huisvesting en medicijninname.
9. Verdachte zal zijn medewerking dienen te verlenen aan eventuele medicamenteuze therapie, voorgeschreven door de behandelend arts/psychiater. Deze medicatie zal zo nodig onder controle worden ingenomen.
10. Verdachte zal openheid van zaken geven rondom zijn middelengebruik.
11. Verdachte zal contact onderhouden met de reclassering. Gedurende de klinische behandeling heeft hij in principe eenmaal per maand een gesprek met de reclassering. Na de klinische behandeling zal er in principe eenmaal per week een gesprek plaatsvinden.
De rechtbank beveelt dat de terbeschikking met voorwaarden met ingang van het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van de hierboven opgelegde vrijheidsstraf eindigt, dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 1.948,90 (zegge: eenduizend negenhonderd achtenveertig euro en negentig cents) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans primair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 augustus 2010, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten be(Slachtoffer) van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.948,90, ten be(Slachtoffer) van het slachtoffer (Slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2011.