ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3069
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep op exceptio plurium litis consortium in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben eisers [A] en [B] een vordering ingesteld tegen gedaagde [C]. De zaak betreft een beroep op de exceptio plurium litis consortium door [C], die stelt dat zijn echtgenote, mw. [C], mede-eigenaar is van de woning die onderwerp van geschil is. [C] vordert dat [A en B] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij verzuimd hebben mw. [C] te dagvaarden.
[A en B] verweren zich tegen deze vordering en stellen dat zij gerechtvaardigd waren in de veronderstelling dat [C] de enige eigenaar van de woning is. Zij betwisten de stelling van [C] dat er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding en dat de mede-eigendom van mw. [C] onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de zaak op 27 juli 2011 behandeld en beslist dat [C] in de gelegenheid wordt gesteld om zijn stellingen over de mede-eigendom van mw. [C] verder te onderbouwen.
De rechtbank oordeelt dat voor een succesvol beroep op de exceptio plurium litis consortium sprake moet zijn van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit houdt in dat het noodzakelijk is dat alle betrokken partijen in de procedure worden betrokken, zodat de beslissing voor hen allemaal geldt. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en stelt de zaak opnieuw vast op de rol voor 10 augustus 2011, waar [C] een akte moet indienen over de onderbouwing van zijn stellingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juli 2011. De zaak betreft een civielrechtelijke kwestie en is geregistreerd onder het zaaknummer 183515 - HA ZA 11-387.