ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3032

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176404 / HA ZA 10-1332
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van bestuursleden bij geldlening aan vereniging

In deze zaak vorderde de eiseres, Peters & Warren Holding B.V., hoofdelijk betaling van een bedrag van EUR 50.000,00 aan hoofdsom, samen met buitengerechtelijke kosten en contractuele rente, van de gedaagden, die bestuursleden zijn van een vereniging die in staat van faillissement verkeert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuursleden zich in een notariële akte van geldlening hoofdelijk hebben verbonden voor de lening die aan de vereniging is verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de notariële tussenkomst en de expliciete vermelding van hoofdelijkheid in de akte van geldlening voldoende basis bieden om de bestuursleden aansprakelijk te stellen voor de schuld van de vereniging. De rechtbank overwoog dat de notaris een wilscontrolerende functie heeft en dat de bedoelingen van partijen in de akte correct zijn weergegeven. De gedaagden voerden verweer, maar de rechtbank oordeelde dat de hoofdelijke gebondenheid van de bestuursleden aan de lening niet ter discussie stond. De rechtbank wees de vordering van de eiseres grotendeels toe, inclusief de proceskosten, en veroordeelde de gedaagden hoofdelijk tot betaling van de gevorderde bedragen. Het vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursleden bij het aangaan van financiële verplichtingen namens een vereniging en de rol van de notaris in het waarborgen van de rechtsgeldigheid van dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 176404 / HA ZA 10-1332
Vonnis van 13 juli 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PETERS & WARREN HOLDING B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.H. Pomp,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna 'eiseres' en gedaagden gezamenlijk 'gedaagden' en de gedaagde sub 1 afzonderlijk 'gedaagde' en de niet verschenen gedaagde sub 2 afzonderlijk '[sub 2]' genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 november 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2011.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [de vereniging], hierna: [de vereniging], heeft twee bestuursleden: [sub 2] en gedaagde, die tevens haar enige leden zijn. Ter comparitie is gebleken dat [de vereniging] sinds 3 september 2010 in staat van faillissement verkeert.
Eiseres heeft bij onderhandse akte d.d. 10 oktober 2009 verkocht aan [de vereniging] het kantoorpand met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden te ([postcode]) [woonplaats] (gemeente [gemeente]), plaatselijk bekend [adres] [huisnummer ] (bij de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers abusievelijk bekend als [adres] [huisnummer]), kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [sectiegegevens kantoorpand], hierna verder te noemen: het kantoorpand. De koopsom bedroeg EUR 477.975,00, inclusief EUR 2.975,00 voor een aantal roerende zaken.
De akte van transport is verleden ten overstaan van notaris mr. A.C.J. Rouweler te [woonplaats] op 26 november 2009. Van gemelde koopsom is EUR 50.000,00 door [de vereniging] voldaan door middel van schuldvernieuwing, waarbij de resterende schuld ten titel van koopsom is vervangen door een schuld uit hoofde van geldlening. In gemelde transportakte is ter zake bepaald:
Partijen zijn overeengekomen dat verkoper hierbij om baat afstand doet van zijn vorderingsrecht tot betaling van het resterende gedeelte ad vijftigduizend euro (EUR 50.000,00) van genoemde koopprijs, welke afstanddoening koper hierbij aanvaardt onder bepaling dat koper hierbij wegens geleende gelden een gelijk bedrag ad vijftigduizend euro (EUR 50.000,00) schuldig erkent aan verkoper, welke schuldigerkenning verkoper hierbij van koper aanvaardt, zijnde partijen voorts overeengekomen dat zij in onderling overleg bij notariële akte, houdende vaststelling geldlening, welke heden voor mij, notaris, zal worden verleden, zullen vaststellen onder welke rente- en aflossingsvoorwaarden en verdere bepalingen de onderhavige leenschuld is aangegaan.
Bedoelde akte houdende geldlening - waarin de schuldeiseres verklaart ter leen te hebben verstrekt een bedrag groot EUR 50.000,00 - is verleden ten overstaan van genoemde notaris Rouweler op 26 november 2009. In de kop van die akte staan als verschenen personen sub 1.1. en 1.2. vermeld gedaagden, met als toevoeging:
ten deze handelende:
a. ieder voor zich in privé;
b. als enige bestuursleden - en derhalve het voltallig bestuur vormende - van (...) [de vereniging] (...)
de comparanten sub 1.1. en 1.2. in privé en [de vereniging], voornoemd, hierna, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk, ook te noemen "de schuldenaar".
De lening is aangegaan onder (onder meer) navolgende bepalingen:
1. Hoofdelijkheid
Zo de schuldenaar uit meerdere personen bestaat, zijn allen hoofdelijk gebonden.
2. Looptijd
De geldlening is - tenzij deze wordt verlengd - verstrekt voor een tijdsduur, die eindigt op één februari tweeduizend elf.
3. Rente
Vanaf heden is over de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan een rente verschuldigd berekend naar zeven procent (7%) per jaar, ineens te voldoen bij achterafbetaling (...)
(...)
8. Opeisbaarheid
De hoofdsom is direct opeisbaar en dient met de lopende en de eventueel achterstallige rente en met drie maanden extra rente te worden terugbetaald:
(...)
b. ingeval door derden geheel of gedeeltelijk executoriaal beslag mocht worden gelegd op het vermogen van de schuldenaar;
(...)
12. Kosten
Alle kosten waartoe deze geldlening aanleiding geeft nu of in de toekomst, daaronder begrepen die de schuldeiseres nodig zal oordelen te maken tot behoud en ter uitoefening van haar rechten, komen ten laste van en zullen gedragen worden door de schuldenaar.
Blijkens productie 3 is op 26 juni 2010 executoriaal beslag gelegd op gemeld kantoorpand en op panden van [sub 2].
Eiseres heeft op 1 september 2010 conservatoir beslag gelegd op een pand van gedaagde.
Het geschil
Eiseres vordert - samengevat - de hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van a. EUR 50.000,00 aan hoofdsom; b. in verband met buitengerechtelijke kosten primair EUR 3.073,77 en subsidiair EUR 768,00; c. contractuele rente vanaf 26 november 2009 tot 13 september 2010 ad EUR 3.675,00; d. contractuele rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening; e. wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening; alsmede in de proceskosten, waaronder de kosten van de conservatoire beslagen en de nakosten.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Tegen [sub 2] is verstek verleend en zal de vordering ex de artikelen 139 en 140 Rv worden toegewezen als hierna vermeld.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Hoewel aan gedaagde kan worden toegegeven dat blijkens voormelde transportakte [de vereniging] - en niet gedaagden (in privé) - ter zake van de overdracht van het kantoorpand een bedrag van EUR 50.000,00 schuldig is gebleven, ligt het gevorderde (goeddeels) voor dadelijke toewijzing gereed, waartoe als volgt wordt overwogen.
Voor het antwoord op de vraag hoe in schriftelijke contracten de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijk kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht; vgl. HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, NJ 2004, 34). Voor een taalkundige/grammaticale uitleg bestaat eerder aanleiding indien het een zuiver commerciële transactie betreft tussen professionele partijen (HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 en HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576).
Voor vooromschreven taalkundige/grammaticale uitleg is in dezen van doorslaggevend belang dat partijen in de transportakte d.d. 26 november 2009 zijn overeengekomen - zoals geciteerd in rechtsoverweging 2.3 - dat zij in onderling overleg bij de op diezelfde dag te verlijden notariële akte van geldlening zullen vaststellen onder welke rente- en aflossingsvoorwaarden en verdere bepalingen de litigieuze leenschuld is aangegaan.
In de transportakte is aldus met zoveel woorden de mogelijkheid in het leven geroepen om nadere bepalingen aan de geldlening te verbinden, van welke mogelijkheid partijen klaarblijkelijk gebruik hebben gemaakt doordat ieder der gedaagden zich in privé hoofdelijk mee hebben verbonden. Dat eiseres aan gedaagde geen EUR 50.000,00 heeft afgegeven, gelijk in confesso is, behoeft aan de geldigheid van deze geldleningsovereenkomst noch aan bedoelde (hoofdelijke) gebondenheid in de weg te staan, reeds vanwege het feit dat het door eiseres bepleite vereiste dat bij onderhavige hoofdelijke gebondenheid de betreffende prestatie - het uitgeleende geldsbedrag - door eiseres, behalve aan [de vereniging], (ook) aan de overige schuldenaren ter beschikking zou moeten zijn gesteld in strijd is met het wettelijke systeem van de hoofdelijke verbondenheid en tevens vanuit economisch perspectief - het ter leen ter beschikking gestelde bedrag behoeft immers slechts één keer te worden verstrekt - niet verdedigbaar is. Het beroep van gedaagde op HR 13 juni 2008, NJ 2008, 336 faalt derhalve en het (tegen)bewijsaanbod met betrekking tot de stelling dat gedaagde geen gelden heeft geleend zal als niet ter zake dienend worden gepasseerd.
De onvoldoende geconcretiseerde standpunten van gedaagde die hij daarnaast als verweer naar voren heeft gebracht - in het bijzonder dat hij geen verklaring heeft voor het feit dat hij naast [de vereniging] als schuldenaar wordt aangemerkt en dat hij zich de gang op het notariskantoor niet meer goed kan herinneren, zoals hij ter comparitie heeft gezegd - maken het vorenstaande niet anders. Voor zover nodig overweegt de rechtbank daaromtrent als volgt.
Voorop heeft te staan dat op grond van de wilscontrolerende functie van de instrumenterende notaris ervan uit dient te worden gegaan dat de bedoelingen van partijen in de transportakte en de akte van geldlening d.d. 26 november 2009 in beginsel juist en volledig zijn weergegeven; vgl. HR 8 april 1983, NJ 1984, 785. Aan gedaagde kan bovendien worden tegengeworpen dat in de akte van geldlening de hoofdelijke gebondenheid expliciet voorkomt, hetgeen te meer voor het onderhavige standpunt van eiseres pleit, nu immers volgens vaste jurisprudentie - ingezet door HR 20 januari 1989, NJ 1989, 766 - op het notariaat een adviserende en voorlichtende taak (Belehrungspflicht) rust. Daar komt nog bij dat het hier een niet zeer complexe transactie betreft in de zakelijke sfeer - terwijl van misbruik van juridische onkunde en feitelijk overwicht niet is gebleken -, met voor de betrokkenen kenbare financiële risico's. Volledigheidshalve wijst de rechtbank dienaangaande op de in HR 28 september 1990, NJ 1991, 473 geformuleerde zwaarwegende zorgplicht van de notaris ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in de akte opgenomen rechtshandelingen.
Al met al mag worden verondersteld dat de uiteindelijk gekozen juridische vormgeving en de vastlegging daarvan in de betreffende notariële akten met de daartoe benodigde zorg is geschied, zodat de consequenties van de inhoud van de akte van geldlening geacht moeten worden door gedaagden te zijn begrepen en aanvaard, althans dat eiseres daarop gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen.
De opeisbaarheid en de hoogte van de gevorderde bedragen, inclusief de boeterente en de verschuldigde contractuele rente worden - behoudens ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten - door gedaagde niet betwist, zodat deze als zodanig zullen worden toegewezen.
Met betrekking tot deze buitengerechtelijke kosten verwijst eiseres naar artikel 12 van de akte van geldlening en de als productie 5 in het geding gebrachte gespecificeerde declaratie d.d. 13 september 2010. Op de voet van het bepaalde in het rapport Voorwerk II zal de rechtbank deze bedongen kosten matigen, overeenkomstig hetgeen ter zake door eiseres subsidiair is gevorderd tot EUR 768,00.
Per saldo zal de rechtbank gedaagden bij gevolg hoofdelijk veroordelen tot betaling aan eiseres van: a. EUR 50.000,00 aan hoofdsom; b. EUR 768,00 in verband met buitengerechtelijke kosten; c. contractuele rente vanaf 26 november 2009 tot 13 september 2010 ad EUR 3.675,00, vermeerderd met de contractuele, c.q. wettelijke rente als in het dictum vermeld.
Eiseres vordert gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 412,23 voor verschotten en EUR 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x EUR 894,00).
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding EUR 78,23
- griffierecht 1.147,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.013,23
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen tot een (forfaitair) bedrag van EUR 131,00 aan salaris advocaat zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van EUR 68,00 indien en voor zover niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling is voldaan en het vonnis om die reden is betekend.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan eiseres van:
a. EUR 50.000,00 aan hoofdsom;
b. EUR 768,00 in verband met buitengerechtelijke kosten;
c. contractuele rente vanaf 26 november 2009 tot 13 september 2010 ad EUR 3.675,00;
d. contractuele rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening over gemelde hoofdsom;
e. wettelijke rente over gemelde buitengerechtelijke kosten vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening,
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.306,23,
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 3.013,23,
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de nakosten, aan de zijde van eiseres begroot op EUR 131,00 zonder dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgehad, vermeerderd met een bedrag van EUR 68,00 indien en voor zover niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling is voldaan en het vonnis om die reden is betekend.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.