ECLI:NL:RBZLY:2011:BT8833

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/717
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor windturbine in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een bouwvergunning en vrijstelling voor de plaatsing van een windturbine door een belanghebbende in Zeewolde. De belanghebbende had op 31 juli 2003 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor een windturbine met een ashoogte van 67 meter, terwijl het bestemmingsplan 'Knardijkgebied' op dat moment een maximale bouwhoogte van 35 meter toestond. Ondanks deze strijdigheid met het bestemmingsplan, verleende het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde op 29 oktober 2010 vrijstelling en bouwvergunning, onder verwijzing naar de vrijstellingsprocedure van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 augustus 2011, waarbij eisers, die bezwaar maakten tegen de vergunning, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de verweerder en de belanghebbende.

De rechtbank oordeelde dat de door de eisers aangevoerde bezwaren tegen de vergunning ongegrond waren. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende een goede ruimtelijke onderbouwing had gepresenteerd, die voldeed aan de eisen van de WRO. De rechtbank wees erop dat de aanvraag voor de bouwvergunning was ingediend vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Wro op 1 juli 2008, waardoor het oude recht van toepassing bleef. De rechtbank oordeelde dat de plaatsing van de windturbine niet in strijd was met het provinciaal beleid en dat de door eisers gevraagde technische afstand niet van toepassing was op de solitaire windturbine die werd aangevraagd. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente om de vergunning te verlenen.

De uitspraak werd gedaan door rechter L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en ondertekend door haar en griffier Y. van der Zaan-van Arnhem. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/717
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
(…)
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde,
verweerder,
en
(..),
wonende te Zeewolde, belanghebbende.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2010 heeft verweerder aan belanghebbende vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een windturbine, type Vestas V66-1.750 kW, ashoogte 67 meter, op het perceel (…) te Zeewolde.
De daartegen gemaakte bezwaren zijn bij besluiten van 24 februari 2011 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 9 augustus 2011 behandeld. Van eisers zijn de heren (…) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door S.L. Strauss en J. de Vries.
Belanghebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Kemperman.
Overwegingen
1. Belanghebbende heeft op 31 juli 2003 bij verweerder een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend, voor de bouw van een windturbine op het perceel (..) te Zeewolde. Ter plaatse gold op dat moment het bestemmingsplan “Knardijkgebied” en had het perceel (..) de bestemming “agrarische doeleinden”. Volgens de planvoorschriften bij dit bestemmingsplan zijn op gronden met deze bestemming onder andere windturbines toegestaan met een bouwhoogte – gemeten tot aan de wieken(as) – van maximaal 35 meter. Per bouwperceel is er één windmolen toegestaan, die ten hoogste 200 meter buiten het bouwperceel gelegen is. Tevens dient de opgewekte energie ten dienste te zijn van de stroomvoorziening van het agrarisch bedrijf.
Het bouwplan van belanghebbende is in strijd met het bestemmingsplan “Knardijkgebied” omdat de ashoogte 67 meter bedraagt en de opgewekte energie niet uitsluitend bedoeld is ten behoeve van het agrarische bedrijf.
Verweerder heeft echter besloten medewerking aan het bouwplan te verlenen met toepassing van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid, van de WRO, omdat het plaatsen van de windmolen past binnen het beleid van de gemeente Zeewolde, vastgelegd in de nota “Plaatsing Windmolens” en de aanvullingen c.q. wijzigingen daarop. De locatie van de windmolen komt overeen met de locatie in het windmolenassenplan, zoals opgenomen in de nota. Eveneens valt het bouwplan binnen het beleid van de provincie Flevoland, zoals dit gold tot 1 juli 2005. Provinciale Staten van Flevoland hebben per 1 juli 2005 besloten tot een tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens. Omdat de aanvraag van belanghebbende reeds dateert van 31 juli 2003 is de windmolenstop en het nieuwe beleid (Provinciale beleidsregel Windmolens 2008) niet van toepassing.
Op 28 september 2006 heeft de Raad van Zeewolde een nieuw bestemmingsplan “Buitengebied” vastgesteld. Dit plan is na gedeeltelijke goedkeuring van gedeputeerde staten van Flevoland op 14 mei 2007 in werking getreden.
Volgens dit plan rust op het perceel van belanghebbende de bestemming ‘agrarisch gebied’. Op gronden met deze bestemming zijn geen windturbines toegestaan, zodat het bouwplan van belanghebbende ook in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan.
Op 24 mei 2006 heeft de gemeenteraad besloten om mee te werken aan de benodigde vrijstellingsprocedure en de bevoegdheid om de vrijstelling te verlenen te delegeren aan verweerder.
Het bouwplan van belanghebbende en de voorgenomen vrijstelling hebben van 14 juni 2006 tot en met 25 juli 2006 ter inzage gelegen.
Tegen dit bouwplan zijn vier zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 29 oktober 2010 heeft verweerder belanghebbende vrijstelling en bouwvergunning verleend, vooruitlopend op de nog te ontvangen verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten van Flevoland, in verband met het vervallen van de subsidieregeling per 1 november 2010.
Gedeputeerde staten hebben op 22 december 2010 de verklaring van geen bezwaar afgegeven.
De door eisers tegen het besluit van 29 oktober 2010 gemaakte bezwaren zijn bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en met ingang van die datum is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken.
Volgens het overgangsrecht – artikelen 9.1.10 en 9.5.1 van de Invoeringswet Wro – blijven de bepalingen uit de WRO respectievelijk de Woningwet van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de WRO, waarvan het verzoek is ingediend vóór 1 juli 2008. Nu in casu het verzoek om vrijstelling is ingediend vóór deze datum blijft het oude recht van toepassing.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde
in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen,
dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders. De gemeenteraad van Zeewolde heeft deze bevoegdheid ten aanzien van onderhavige bouwaanvraag bij besluit van 24 mei 2006 aan verweerder gedelegeerd.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft verweerder, met instemming van eisers en belanghebbende, alsnog het van toepassing zijnde provinciale beleid “Beleidsregel plaatsing windmolens” (hierna: de Beleidsregel) zoals dat gold van 1 maart 2003 tot 1 juli 2005, alsmede de gemeentelijke windmolenassenplankaart ingezonden.
Volgens de Beleidsregel is het oprichten van solitaire windturbines bij agrarische bedrijven niet toegestaan, behalve voor het middengebied van Zuidelijk Flevoland, alwaar medewerking zal worden verleend aan initiatieven die voldoen aan regelmaat en eenheid van de opstelling, uitgaande van afstanden van 250 m uit het hart van een bebouwingscluster en 125 m uit de as van de weg, een en ander conform het – na inspraak – door de gemeenteraad van Zeewolde vastgestelde plaatsingsplan. De maximale ashoogte bedraagt hierbij 70 m.
Eisers hebben aangevoerd dat de door belanghebbende op te richten windturbine te dicht op de windmolenlijn aan de Pijlstaartweg te Lelystad komt te liggen, omdat niet wordt voldaan aan de technische afstand die ingevolge de Beleidsregel aangehouden dient te worden. Deze technische afstand bedraagt vier keer de afstand tussen twee windmolens, aldus eisers.
De rechtbank kan eisers hier niet in volgen. De door eisers beweerde technische afstand dient ingevolge de Beleidsregel aangehouden te worden bij de plaatsingmogelijkheden van kleinschalige lijnopstellingen of clusters en indien de lijnopstellingen in elkaars verlengde liggen. In onderhavig geval is echter geen sprake van de plaatsing van een kleinschalige lijnopstelling of cluster van windturbines, maar van een solitaire windturbine, die in het verlengde van een reeds bestaande lijnopstelling wordt opgericht.
In dat geval dient te worden voldaan aan regelmaat en eenheid van de opstelling, uitgaande van afstanden van 250 m uit het hart van een bebouwingscluster en 125 m uit de as van de weg.
De door belanghebbende aangevraagde windturbine voldoet aan deze eisen, zodat de bouwaanvraag niet in strijd is met het provinciaal beleid.
Eisers hebben onder verwijzing naar de Beleidsregel nog gesteld dat het aantal molens niet meer dan 12 mag bedragen. Het aantal windturbines in het park aan de Futenweg en Pijlstaartweg bedraagt reeds 12, zodat de door belanghebbende gevraagde windmolen reeds op grond hiervan niet geplaatst kan worden.
De rechtbank kan eisers hier niet in volgen. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen dient opgemerkt te worden dat het niet gaat om plaatsing van windturbines in een kleinschalige lijnopstelling. Daarnaast is ter zitting aangegeven dat de lijnopstelling aan de Futenweg te Zeewolde op zichzelf reeds gezien wordt als een park. De lijnopstelling aan de Pijlstaartweg te Lelystad is een ander park.
Eisers hebben vervolgens aangevoerd dat door de oprichting van de windturbine van belanghebbende sprake zal zijn van windderving, waardoor zij inkomensverlies zullen lijden. Er is onderzoek gedaan naar de bestaande windturbines aan de Futenweg, en daaruit is gebleken dat er sprake is van windderving. Verweerder had echter ook het effect van de te plaatsen windturbine op de windturbines aan de Pijlstaartweg moeten onderzoeken. Dit omdat eisers vermoeden dat de windderving van de windturbines aan de Pijlstaartweg niet verwaarloosbaar is.
Verweerder heeft verwezen naar het onderzoek van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) van 10 januari 2006. ECN heeft onderzoek verricht naar de windderving ten gevolge van plaatsing van extra windturbines. Hieruit is gebleken dat de windderving van de zevende windturbine aan de Futenweg op de overige zes windturbines aan de Futenweg ongeveer 0,7% zal bedragen. Verweerder acht dit percentage acceptabel.
De windturbines aan de Pijstaartweg liggen verder weg, zodat de windderving nog minder zal zijn dan 0,7%.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, onder verwijzing naar het onderzoek van ECN, tot de conclusie heeft kunnen komen dat de te verwachten productieverliezen 0,7% zal bedragen, en dat de plaatsing van de windturbine door belanghebbende de belangen van eisers niet onevenredig zal schaden.
In dit verband wordt gewezen op de mogelijkheid voor eisers om zich te wenden tot de gemeenteraad met een zelfstandig verzoek om vergoeding van planschade.
Tot slot hebben eisers aangevoerd dat als de door belanghebbende gevraagde windturbine mag worden gebouwd dit problemen zal geven bij de opschaling van de reeds aanwezige windturbines aan de Futenweg en Pijlstaartweg. De mogelijkheid bestaat dat door de nieuwe plaatsing eisers zullen moeten wachten met de opschaling van hun windturbines.
De rechtbank is van oordeel dat deze mogelijke opschaling nog niet concreet aan de orde is en dat het dan ook gaat om onzekere toekomstige gebeurtenissen waarmee verweerder in het kader van de belangenafweging geen rekening hoefde te houden.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing van het project, zodat verweerder op juiste gronden aan belanghebbende vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1, van de WRO en bouwvergunning heeft kunnen verlenen voor de plaatsing van een windturbine aan de (..) te Zeewolde.
Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel_Besier, rechter, en door haar en Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag