RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 543097 CV EXPL 11-3479
datum : 20 juli 2011
[eiser],
wonende te [plaats]
eisende partij,
gemachtigde: mr. S.O. Reiziger, advocaat te Almere,
[gedaagde],
wonende te [plaats]
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Ras, advocaat te Almere.
Partijen worden hierna ook Kamergemak en [gedaagde] genoemd.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord (aangeduid als conclusie van dupliek),
- de conclusie van repliek, tevens vermeerdering van eis,
- de conclusie van dupliek.
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staat het volgende vast.
a) [gedaagde] huurt sinds februari 2008 van Kamergemak een kamer in een woning aan de Klarinetstraat 19 in Almere. De huurprijs bedraagt € 450,= per maand.
b) In de huurovereenkomst is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“Tarieven huur achterstand na:
Het tarief voor huurachterstand is 10,00 euro per dag .
Na een week: bezoek van gerechtdeurwaarder Nederland de kosten van het inschakelen van de GERECHTSDEURWAARDER NEDERLAND B.V. en de kosten die daaruit voort vloeien zijn voor rekening van de huurder(s).
11 dagen: beslaglegging op de kamer.”
2. Kamergemak vordert bij dagvaarding dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden, en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 7.620,= met de wettelijke rente daarover vanaf de dagvaarding tot de voldoening, € 450,= voor iedere maand dat [gedaagde] na 1 maart 2011 het gehuurde gebruikt, € 921,97 aan buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het vonnis.
3. De oorspronkelijke vordering is als volgt samengesteld:
- huur van 18 augustus tot en met november 2010 € 6.270,=
- huur vanaf december 2010 tot en met februari 2011 € 1.350,=
- buitengerechtelijke kosten € 833,=
- BTW over deze kosten € 158,27
Totaal € 8.611,27
4. Bij repliek heeft Kamergemak haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 71.380,= aan administratie- en incassokosten.
5. Aan de vordering legt Kamergemak ten grondslag dat [gedaagde] sinds 19 augustus 2009 in gebreke is gebleven met stipte betaling van de huurpenningen. [gedaagde] dient de achterstallige huur te betalen. Ook is de achterstand zodanig dat Kamergemak ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wenst. Door de wanbetaling van [gedaagde] heeft Kamergemak buitengerechtelijke kosten moeten maken, die [gedaagde] eveneens moet vergoeden. Het bij repliek gevorderde bedrag van € 71.380,= is gegrond op de bepaling in de huurovereenkomst dat bij huurachterstand € 10,= per dag verschuldigd is aan administratie- en incassokosten.
6. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Op hetgeen hij daartoe aanvoert, wordt hierna ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van de zaak van belang is.
7. [gedaagde] erkent bij antwoord dat hij van 18 augustus 2009 tot en met 18 november 2010 de huur niet meer heeft betaald. Die huurachterstand bedraagt volgens hem € 5.850,=. Dat deel van de vordering is dus in ieder geval toewijsbaar.
8. [gedaagde] voert aan dat de huurachterstand is ontstaan doordat Kamergemak een veel te hoge huurprijs vraagt voor de kamer. Dit verweer kan hem echter niet ontslaan van zijn betalingsverplichting. [gedaagde] heeft de hem ten dienste staande middelen om een verlaging van de huurprijs te bewerkstelligen om hem moverende redenen kennelijk niet gebruikt en de huurprijs, die hij overigens in de periode van februari 2008 tot augustus 2009 wel heeft betaald, staat daarmee vast. Er hoeft in deze procedure dan ook niet te worden ingegaan op de vraag of Kamergemak een uitmelker van huurders is, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd.
9. Blijkens de specificatie van de betalingsachterstand die Kamergemak bij dagvaarding heeft overgelegd, bestaat de achterstand tot 18 november 2010 uit 13 maal € 450,= aan huur en 12 maal € 35,= aan “administratie kosten”. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze “administratie kosten” betwist en aangevoerd dat niet duidelijk is gemaakt waarop deze kosten zijn gebaseerd of waaruit ze bestaan. Kamergemak is daarop niet ingegaan. Tegenover de betwisting door [gedaagde] heeft Kamergemak dan ook niet aangetoond dat dergelijke kosten verschuldigd zijn, zodat dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar is.
10. De vermeerdering van eis betreft een bedrag van € 71.380,= aan administratie- en incassokosten. Dit deel van de vordering is kennelijk gebaseerd op de onder 1.b hiervoor geciteerde bepaling in de huurovereenkomst. Kamergemak is volgens haar berekening op een bedrag van € 71.380,= gekomen door uit te gaan van 7138 dagen huurachterstand à
€ 10,= per dag. Nu dat zou neerkomen op een huurachterstand van ruim 19 jaar, terwijl [gedaagde] de kamer sinds 2008 huurt, is deze berekening zonder toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Dit deel van de vordering is daarom evenmin toewijsbaar. Of de eisvermeerdering tardief is, zoals [gedaagde] subsidiair heeft aangevoerd, kan daarbij in het midden blijven.
11. Uit het voorgaande volgt dat toewijsbaar is een bedrag van € 5.850,= aan huurachterstand tot 18 november 2010. [gedaagde] heeft voorts niet betwist dat ook de huur over de periode van 18 november 2010 tot en met februari 2011 niet is betaald. Ook het daarmee gemoeide bedrag van (3 maal € 450,=) € 1.350,= is dus toewijsbaar. De huurachterstand is zo hoog en over een zo lange periode opgebouwd, dat zelfs als [gedaagde] er inmiddels in geslaagd zou zijn het bedrag bijeen te krijgen, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. Het daartoe strekkende deel van de vordering zal dus worden toegewezen. Daarbij zal de ontruimingstermijn op 14 dagen worden gesteld.
12. De buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar. Kamergemak heeft bij repliek gesteld dat de buitengerechtelijke kosten betrekking hebben op feitengaring, juridische analyse van de feiten en bewijsgaring. Dit zijn bij uitstek werkzaamheden ter voorbereiding van een procedure, waarvoor de proceskostenregeling een vergoeding pleegt in te houden. [gedaagde] zal, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten ten slotte zijn, gelet op het bepaalde in artikel 237 lid 4 Rv, niet toewijsbaar.
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de kamer in de woning aan de Klarinetstraat 19 te Almere, met ingang van heden;
- veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis genoemde kamer aan de Klarinetstraat 19 te Almere te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Kamergemak te stellen;
- veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Kamergemak te betalen een bedrag van € 7.200,=;
- veroordeelt [gedaagde] verder tot betaling aan Kamergemak, tegen bewijs van kwijting, van € 450,= per maand vanaf 1 maart 2011 tot en met de datum van ontruiming;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Kamergemak tot op heden begroot op:
• € 90,81 voor explootkosten
• € 142,= voor griffierecht
• € 500,= voor salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. W.M. de Vries, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 20 juli 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.