ECLI:NL:RBZLY:2011:BR5844
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen in kort geding wegens onduidelijke stellingen en grondslag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad diende, heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen Loonbedrijf [B] met als doel volledige verantwoording te verkrijgen over de opbrengst van 10 hectare bollen die op het land van [B] waren geteeld. De vordering omvatte ook een verzoek om een voorschot op een schadevergoeding en de opheffing van beslagen. De procedure begon met een dagvaarding op 27 januari 2011, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 februari 2011, waar [A] zijn vordering vermeerderde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de stellingen van [A] onvoldoende onderbouwd waren en dat de dagvaarding niet duidelijk was zonder kennis van de voorgeschiedenis van het geschil. De voorzieningenrechter merkte op dat de advocaat van [A] niet in staat was om de juridische grondslag van de vorderingen te verduidelijken, wat leidde tot de conclusie dat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [A] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van Loonbedrijf [B] werden begroot op EUR 1.472,00. Het vonnis werd uitgesproken op 25 februari 2011.