vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 183427 / KG ZA 11-135
Vonnis in kort geding van 26 april 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF BEZEE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
eiseres,
advocaat mr. A. Klaver en C. Borstlap te Zwolle,
de vereniging
HET WATERSCHAP ZUIDERZEELAND,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde,
advocaat mrs. A.B.B. Gelderman en M.J. Mutsaers te Zwolle.
Partijen zullen hierna Bezee en het Waterschap genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 maart 2011 met producties;
- de brief van 8 april 2011 van het Waterschap met producties;
- de mondelinge behandeling van 11 april 2011;
- de pleitnota van Bezee;
- de pleitnota van het Waterschap.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 december 2010 heeft het Waterschap een Europese aanbesteding gehouden met betrekking tot - kort gezegd - onderhoudswerkzaamheden aan watergangen en waterkeringen van het Waterschap.
2.2. De aanbestedingsprocedure is onderworpen aan de bepalingen van het Aanbestedingsreglement werken 2005 (ARW 2005). De aan te besteden werkzaamheden zijn verdeeld over 5 percelen.
2.3. In het aanbestedingsdocument (ZZL-2011.21.0/WBH) zijn per perceel de te verrichten werkzaamheden beschreven.
2.3.1. De werkzaamheden betreffende perceel 2 (Maaien Waterkeringen Noord met besteknummer ZZL-2011.03.0/WBH-N) bestaan uit:
"a. maaien van kwelsloten
b. maaien van dijken en kades
c. verwijderen en dunnen van beplanting
d. onkruidbestrijding
e. maaien van rietbermen
f. afvoeren maaisel
g. onderhoud afrasteringen
h. herstraten straatstenen
i. onderhouden drainage"
2.3.2. De werkzaamheden betreffende perceel 4 (Maaien watergangen Zuid met besteknummer ZZL-2011.08.0/WBH-Z) bestaan uit:
"1. Landelijk gebied:
a. maaien en korven nat gedeelte van de watergangen
b. klepelen/maaien plasbermen en taluds van vaarten en tochten
c. korven van bodems watergangen
d. klepelen/maaien van taluds watergangen
e. verhakselen en verspreiden van maaisel uit talud tochten
f. maaien rondom objecten (stuwen, peilschalen en dergelijke)
g. maaien en korven van watergangen van zuiveringsvelden
2. Maaien stedelijk en industrie gebied
a. uitmaaien nat gedeelte van de watergang en afvoeren maaisel
b. maaien randen van de watergangen afvoeren maaisel
c. maaien oever van de watergang en afvoeren maaisel
d. klepelen oever van de watergang
e. maaien rondom objecten"
2.4. In het aanbestedingsdocument wordt op pagina 14 van 92 voor de vijf percelen de volgende ervaringseisen voor een geldige inschrijving beschreven:
PerceelReferentie-eis vergelijkbaar werk in de afgelopen drie jaar: op vakkundige en regelmatige wijze uitgevoerd en tijdig opgeleverd (inclusief verleend uitstel):
Opdrachtsom (exclusief omzetbelasting), groter dan of gelijk aanPerceel 1, bestek ZZL-2011.01.0/WBH-NTen minste één project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds, watergangenEUR 500.000,-Perceel 2, bestek ZZL-2011.03.0/WBH-NTen minste één project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds, waterkeringenEUR 200.000,-Perceel 3, bestek ZZL-2011.04.0-WBH-NTen minste één project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds, watergangenEUR 200.000,-Perceel 4, bestek ZZL-2011.08.0/WBH-ZTen minste één project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds, watergangenEUR 200.000,-Perceel 5, bestek ZZL-2011.14.0/WBH-ZTen minste één project op het gebied van onderhoud openbare ruimte én EUR 100.000,-ten minste één project op het gebied van herzetwerk waterkeringEUR 75.000,-
2.5. Voorts dienen de inschrijvers te beschikken over de volgende geldige certificaten en/of kwaliteitskwalificaties (pagina 26 van 92 van het aanbestedingsdocument):
"• Veligheidscertificaten VCA* dan wel VCA** (of gelijkwaardig uit het land van herkomst)
• een kwaliteitscertificaat volgens ISO-NEN-9000-serie
• het Groenkeurcertificaat "Groenvoorziening"
In geval van een combinatie van inschrijvers moet de combinatie, respectievelijk moeten alle deelnemers van de combinatie, in het bezit zijn van deze certificaten."
2.6. Het gunningscriterium als bedoeld in art. 2.15.1 ARW 2005 is de laagste prijs.
2.7. Bezee heeft ingeschreven voor de percelen 2 en 4. Voor beide percelen voldoet de inschrijving aan het criterium van de laagste prijs.
2.8. Bezee heeft voor beide inschrijvingen dezelfde 15 referentieprojecten opgegeven. Deze zijn:
Naam projectBeschrijving van de werkzaamhedenTijdstipOmvang van het project (bouwkosten)
Ex BTW1WK-2008-01 Rayon Raalte (Prestatie bestek)Onderhouden van bermen, sloten en watergangen aan diverse provinciale wegen in het Rayon Raalte van de Provincie Overijssel, een en ander met het uitvoeren van daarbij behorende werken15 april 2008 tot 15 april 2011EUR 612.000,--207008-20Onderhoud oeverbegroeiingen Flevoland Oost en Zuid1 mei 2007 tot 15 december 2009EUR 375.000,--3Bestek ZZL-2008.08.0/WBH-ZMaaionderhoud aan watergangen en objecten in Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Zuidelijk deel)15 april 2008 tot 15 december 2008EUR 146.950,--4Staat van Meer Werk ZZL-2008.08.1/WBH-Z Behorend bij bestek ZZL-2008.08/WBH-ZMaaionderhoud aan watergangen en objecten in Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Zuidelijk deel)15 april 2008 tot 15 december 2008EUR 69.000,--507004-20Onderhoud begroeiingen van wegen Flevoland Oost16 april 2007 tot 15 december 2008EUR 430.000,--6WA-O-06Het onderhoud van de watergangen in Zeewolde5 juli 2006 tot mei 2007EUR 32.450,--701-2007Het onderhouden van bermen en sloten openbare gebied in Zeewolde22 mei 2006 tot 30 november 2008EUR 133.500,--80500430Het onderhouden van begroeiingen van bermen, taluds en sloten langs wegen en feitspaden in de gemeente Almere en Zeewolde (Zuidelijk Flevoland)20 juni 2005 tot 30 november 2007EUR 689.000,--9Bestek ZZL-2009.08.0/WBH-ZMaaionderhoud aan watergangen en objecten in Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Zuidelijk deel)15 april 2009 tot 15 december 2009EUR 146.950,--10DSA-G-05-0-088Onderhoud watergangen te Almere Haven en Almere Hout1 mei 2009 tot 15 december 2009EUR 72.800,--11Bestek ZZL-2010.30.0/WBH-Z (prestatie bestek)Maaionderhoud aan watergangen en bijkomende werken. Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Oostelijk deel)1 april 2010 t/m 17 december 2010EUR 109.480,7612Bestek ZZL-2010.07.0/WBH-ZMaaionderhoud aan watergangen Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Oostelijk deel)1 april 2010 t/m 17 december 2010EUR 198.000,--13Bestek ZZL-2008.08.0/WBH-ZMaaionderhoud aan watergangen en objecten in Regio Zuid van Waterschap Zuiderzeeland (Zuidelijk deel)15 april 2008 tot 15 december 2008EUR 146.950,--14Bestek GR-09-BWMaaionderhoud Watergangen en Bermen Gemeente Dronten11 mei 2009 tot 20 december 2010EUR 261.200,--1509004-20Voor het onderhoud van begroeiingen van bermen, taluds en sloten langs wegen20 maart 2005 tot 15 december 2011EUR 799.700,--
2.9. Bij brief van 10 maart 2011 heeft het Waterschap Bezee gemeld dat zij voornemens is het werk betreffende perceel 2 te gunnen aan [bedrijf A] te [woonplaats], hierna [bedrijf A]. Het Waterschap geeft als motivering van haar beslissing:
"De reden dat u bent afgewezen ligt in het feit dat uit de door u ingediende stukken niet is gebleken dat u als inschrijver voldoet aan de technische bekwaamheidseisen gesteld in het aanbestedingsdocument ZZL-2011.21.0/WBH.
Deze eis luidt dat de inschrijver opdrachten van vergelijkbare aard heeft uitgevoerd tijdens de laatste drie jaren, voorafgaande aan de aanbestedingsdatum, ten minste één project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds, waterkeringen met een opdrachtsom groter of gelijk aan EUR 200.00,-- (excl BTW)."
2.10. Bij brief van 11 maart 2011 heeft het Waterschap Bezee gemeld dat zij voornemens is het werk betreffende perceel 4 te gunnen aan Bezee.
2.11. Ook na protest van Bezee tegen de afwijzing van haar inschrijving op perceel 2, heeft het Waterschap volhard in haar standpunt dat het werk aan [bedrijf A] moet worden gegund.
2.12. Bij e-mail van 16 maart 2011 deelt [medewerker Waterschap] (voorheen werkvoorbereider van het Waterschap en schrijver van het bestek) aan Bezee onder meer mee:
"In ieder geval is mijn opzet van referentie-eis gedacht om het zo breed mogelijk te trekken (vanuit het gezichtspunt van de randmeerdijken), dus of bermen, of taluds, of waterkering. En met het Groenkeur-certificaat was het mijn bedoeling om een kwaliteits-status te verlangen, waar loonwerkers over het algemeen niet aan voldoen, maar serieuze groen-aannemers wel. Achtergrond van de Groenkeureis is ook de Flora- en Faunawet. In 2009 en 2010 is het Waterschap direct met de FF-wet geconfronteerd geweest."
en
"Nogmaals LET OP: [bedrijf A] heeft niet het vereiste Groenkeur-certificaat (op het moment van aanbesteding)! En trek na of hij wel erkende medewerkers Flora- en Faunawet heeft."
2.13. In de verklaring van 7 februari 2011 (abusievelijk gedateerd op '7-2-2010') heeft Zuidema groenvoorzieningen BV te Slootdorp, verklaard (hierna Zuidema):
"... dat zij als onderaannemer werkzaamheden zal uitvoeren in bestek ZZL-2011.03.0/WBH, perceel 2, als onderaannemer van de [bedrijf A].
En dat zij beschikt over voldoende kennis, ervaring, materieel en certificaten om aan de selectie criteria te kunnen voldoen zoals omschreven in bestek ZZL-2011.03.0/WBH, perceel 2, om de werkzaamheden naar behoren uit te voeren."
3.1. Bezee vordert - samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- het Waterschap wordt verboden het werk betreffende perceel 2 te gunnen aan [bedrijf A], dan wel de gunning gestand te doen dan wel te bevelen de gunning ongedaan te maken;
- het Waterschap wordt geboden het werk betreffende perceel 2 te gunnen aan Bezee, althans de inschrijving opnieuw te beoordelen, al dan niet nadat Bezee in staat is gesteld om bij de beschrijving van de referentiewerken de woorden "waterkeringen" toe te voegen bij die referentiewerken waarbij ook waterkeringen door Bezee zijn onderhouden;
- het Waterschap wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.2. Het Waterschap voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
algemeen
4.1. Van het spoedeisende belang van Bezee bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken.
4.2. De beginselen van gelijke behandeling en transparantie in het aanbestedingsrecht brengen met zich dat een objectieve vergelijking van de door de verschillende inschrijvers ingediende offertes moet zijn gewaarborgd (gelijkheidsbeginsel) en dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek moeten zijn geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze opdat, enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn (transparantiebeginsel).
4.3. Het beginsel van transparantie houdt niet in dat op grond van het aanbestedingsbericht of het in het bestek gestelde elk mogelijk verschil van interpretatie volledig moet zijn uitgesloten. Voldoende is dat geconcludeerd kan worden dat de aanbesteder de relevante marktpartijen op een juiste, volledige en eenduidige wijze heeft geïnformeerd over het aan te besteden werk en de gehanteerde gunningsprocedure.
4.4. Voorts kan (mede gelet op het Grossmannarrest, HJEC 12 februari 2004, zaak C-230/02, 2004, I-01829) bij de beoordeling van een geschil de opstelling van de tegen de gunningsprocedure dan wel tegen het gunningsbesluit protesterende partij van belang zijn. De aard van een aanbestedingsprocedure brengt namelijk mee dat van betrokkenen kan worden verwacht dat zij snel en doeltreffend vragen stellen dan wel in actie komen, indien zij bezwaar wensen te maken tegen de aanbestedingsprocedure, het gunningsbesluit of de uitvoering daarvan.
geldigheid inschrijving Bezee perceel 2
4.5. Bezee stelt dat het Waterschap ten onrechte haar inschrijving voor perceel 2 buiten beschouwing heeft gelaten. Volgens Bezee voldoet zij aan de technische bekwaamheidseisen gesteld in het aanbestedingsdocument ZZL-2011.21.0/WBH. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Bezee het volgende aangevoerd.
4.6. Volgens Bezee blijkt uit de door haar genoemde referentiewerken (zie r.o. 2.8) dat zij maaiwerkzaamheden heeft verricht aan bermen, taluds, waterkeringen, zoals vermeld in het aanbestedingsdocument. Bezee stelt dat voor een geldige inschrijving voldoende is een referentie aan te dragen van ten minste één project op het gebied van bermen, taluds, of waterkeringen. Onjuist is de uitleg dat het moet gaan om een project op het gebied van maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds en waterkeringen. Overigens stelt Bezee ook ruime ervaring op het gebied van maaien van waterkeringen te hebben. Dit blijkt reeds uit de opgegeven referentiewerken, zeker indien daarbij ook rekening wordt gehouden met de wetenschap die het Waterschap bezit over de aan de orde zijnde stukken grond. Voor zover de aanwezige ervaring op het gebied van maaien van waterkeringen niet uit de opgegeven referentiewerken blijkt, heeft Bezee aangevoerd dat het Waterschap haar de gelegenheid had moeten geven deze omissie te herstellen. Het Waterschap is immers gehouden om Bezee inlichtingen te vragen op grond van art. 2.14.4 ARW.
4.7. De voorzieningenrechter volgt - net als het Waterschap - Bezee niet in haar standpunt en overweegt daartoe het volgende.
4.8. In de aankondiging van de aanbesteding is als benaming van de opdracht vermeld: 'De aanbesteding in vijf percelen voor het onderhouden van watergangen en waterkeringen van Waterschap Zuiderzeeland, Sector Watersystemen, Afdeling Waterbeheer'. In deze aankondiging wordt informatie verstrekt over de vijf percelen. Uit deze informatie volgt dat de percelen 1, 3 en 4 gaan over watergangen en de percelen 2 en 5 waterkeringen betreffen. Dezelfde informatie is verstrekt in het aanbestedingsdocument ZZL-2011.21.0/WBH en de daarbij behorende (van het bestek deeluitmakende) bijlagen. Door het Waterschap wordt dus onmiskenbaar een verschil gemaakt tussen het onderhoud van watergangen en het onderhoud van waterkeringen.
4.9. In het onder r.o. 2.4 weergegeven schema worden de door het Waterschap gestelde referentie-eisen beschreven. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen watergangen en waterkeringen.
4.10. Ter zitting is voorts gebleken dat tussen partijen overeenstemming bestaat over het feit dat het maaien van bermen en taluds van watergangen een andere maaitechniek (met andere machines) vereist dan het maaien van bermen en taluds van waterkeringen. Ook hebben partijen verklaard dat elke watergang of waterkering een berm èn een talud heeft. Het alleen maaien van een berm of een talud is niet aan de orde. De in het geding zijnde maaiwerkzaamheden aan een berm en talud worden immers altijd uitgevoerd in het kader het maaien van een (gehele) watergang of een (gehele) waterkering.
4.11. De door Bezee voorgestane lezing van de aanbesteding dat een op te geven referentieproject terzake maaiwerkzaamheden van alleen een berm of een talud reeds een geldige inschrijving oplevert, kan dan ook niet worden gevolgd. Gelet op de door het Waterschap gestelde geschiktheidseisen en deze gelezen in het licht van alle aanbestedingstukken, had Bezee, als behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver, kunnen en moeten begrijpen dat zij voor een geldige inschrijving op perceel 2, ervaring moet aantonen terzake het maaien van bermen, taluds èn waterkeringen.
4.12. Dat [medewerker Waterschap] in zijn e-mail van 16 maart 2011 stelt bij het opstellen van de aanbestedingsstukken een andere opzet te hebben gehanteerd, doet daar niet (voldoende) aan af. Het Waterschap, de aanbesteder, stelt een ander uitgangspunt te hebben gehanteerd en met voldoende zekerheid is te verwachten dat een bodemrechter - later oordelende - zal beslissen dat het aanbestedingsdocument ook zo moet worden begrepen.
4.13. Bezee heeft zich verder op het standpunt gesteld, dat ook indien wordt geoordeeld dat zij als inschrijver voor perceel 2 ervaring moet kunnen aantonen terzake het maaien van bermen, taluds èn waterkeringen, zij aan de voorwaarden voor een geldige inschrijving voldoet. Ter zitting heeft Bezee expliciet gesteld, dat dit in ieder geval bij de onder r.o. 2.8 onder de nummers 1, 2, 5, 8 en 15 genoemde referentieprojecten aan de orde is.
4.14. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
4.15. In het op 15 december 2010 gedateerde aanbestedingsdocument ZZL-2011.21.0/WBH is als referentie-eis gesteld, dat de inschrijver een vergelijkbaar werk in de afgelopen drie jaar (dus in de periode 15 december 2007 tot 15 december 2010) op vakkundige en regelmatige wijze moet hebben uitgevoerd en tijdig hebben opgeleverd (inclusief verleend uitstel). Voor perceel 2 geldt bovendien dat van de opgegeven referentieprojecten, ten minste één project betrekking dient te hebben op maaiwerkzaamheden aan bermen, taluds en waterkeringen, waarbij de opdrachtsom (excl. Omzetbelasting) groter dan of gelijk is aan een bedrag van EUR 200.000,--.
4.16. Het referentiewerk genoemd onder r.o. 2.8 onder nummer 8 valt geheel buiten de periode van 15 december 2007 tot 15 december 2010. Voor de onder r.o. 2.8 onder nummers 1 en 15 vermelde referentiewerken geldt dat zij niet voor 15 december 2010 zijn opgeleverd. Deze drie referentiewerken kunnen dan ook niet bijdragen aan een gunstige beoordeling voor Bezee van de geldigheid van haar inschrijving.
4.17. Voor de referentiewerken genoemd onder r.o. 2.8 onder nummers 2 en 5 geldt dat deze deels buiten en deels binnen de genoemde periode van drie jaar vallen. Voorts wordt door het Waterschap betwist dat het gaat om maaiwerkzaamheden van waterkeringen, althans dit blijkt niet uit de door Bezee verstrekte informatie.
4.18. Voor voormelde twee referentiewerken geldt dat het volgens de opgave van Bezee gaat om 'onderhoud oeverbegroeiingen Flevoland Oost en Zuid' en 'onderhoud begroeiingen van wegen Flevoland Oost'. Bij beide - evenals alle overige - referentiewerken geldt dat niet expliciet is vermeld dat het gaat om maaionderhoud aan waterkeringen. Aan een waterkering verwante term als dam, dijk, duin, kering of sluis zijn door Bezee niet genoemd. Enige toelichting op de verrichte werkzaamheden ontbreekt. Dit terwijl het Waterschap - onweersproken - heeft gesteld dat binnen het door haar gehanteerde 'format' van de aanbesteding daar expliciet om is gevraagd. Onder deze omstandigheid had het Waterschap niet hoeven te begrijpen dat beide referentiewerken - voor zover dat al aan de orde is - betrekking hebben op het maaien van waterkeringen. Dit laatste geldt te meer nu ter zitting gemotiveerd door het Waterschap is gesteld, dat de door Bezee verstrekte referenties betreffende reeds verrichte maaiwerkzaamheden voor het Waterschap in ieder geval geen betrekking hebben gehad op waterkeringen (alleen de 'tochtprofielen' zouden zijn gemaaid) alsook dat de opdrachtgever van de onder r.o. 2.8 onder nummer 2 en 5 genoemde referentiewerken niet het Waterschap is, maar de Provincie Flevoland.
4.19. Voor zover door nadere informatieverstrekking van Bezee zou blijken dat de referentiewerken genoemd onder r.o. 2.8 onder nummers 2 en 5 toch om waterkeringen gaan, dient deze omissie voor rekening en risico van Bezee te komen. Het beroep van Bezee dat zij op de voet van artikel 2.14.4 ARW 2005 in de gelegenheid had moeten worden gesteld deze omissie te herstellen, kan haar niet baten. Daartoe geldt het volgende.
4.20. In de jurisprudentie wordt onder omstandigheden wel aangenomen dat een inschrijver in de gelegenheid moet worden gesteld (kleine) gebreken te herstellen, maar in beginsel slechts in die gevallen waarin het ontstaan van het gebrek te wijten is aan omstandigheden die in de risicosfeer van de aanbestedende dienst liggen, bijvoorbeeld doordat de door de aanbestedende dienst vervaardigde aanbestedingsdocumenten onduidelijk dan wel voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Ook is er ruimte om bij kennelijke verschrijvingen of omissies een inschrijving te herstellen. Dan moet het gaan om een omstandigheid waarin objectief kan worden vastgesteld wat door de inschrijver wel was bedoeld.
Deze terughoudendheid komt voort uit het vereiste dat de aanbestedende dienst zich ook de belangen van de overige inschrijvers moet aantrekken. Voorkomen dient te worden dat door het bieden van herstelmogelijkheden in strijd wordt gehandeld met het gelijkheidsbeginsel.
4.21. Bezee heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven onder grote tijdsdruk de inschrijving in orde te hebben gemaakt. Zij heeft er daarom voor gekozen alleen de officiële benaming van de referentiewerken op te geven, zonder toelichting. Dit laatste terwijl het Bezee bekend was dat het Waterschap expliciet om een toelichting op de verrichte werkzaamheden heeft gevraagd.
4.22. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook niet worden gesproken van een gebrek dat zich voor eenvoudig herstel leent. Het Waterschap had, gelet op het gelijkheidsbeginsel, niet de vrijheid om Bezee in de gelegenheid te stellen haar verzuim te herstellen. De enkele omstandigheid dat Bezee stelt dat zij kort voor de inschrijving nog telefonisch contact met het Waterschap heeft opgenomen, maakt dit niet anders.
geldigheid inschrijving [bedrijf A] perceel 2 m.b.t. groenkeurcertificaat
4.23. Bezee stelt dat het Waterschap de inschrijving van [bedrijf A] als een ongeldige inschrijving had moeten aanmerken. Als reden heeft Bezee genoemd dat [bedrijf A] niet beschikt over het voor een geldige inschrijving vereiste Groenkeurcertificaat Groenvoorziening (zie r.o. 2.5).
Dat inmiddels gebleken is [bedrijf A] werkzaamheden in onderaanneming zal laten uitvoeren door Zuidema leidt volgens Bezee niet tot een geldige inschrijving. Uit de stukken blijkt immers niet dat Zuidema 'de gehele opdracht in onderaanneming zal gaan uitvoeren'. Dit betekent - aldus Bezee - dat vast staat dat [bedrijf A] zelfstandig een (aanzienlijk) deel van het werk zal gaan uitvoeren, voor welk deel zij niet beschikt over het vereiste certificaat en zij derhalve ook geen beroep kan doen op het certificaat van Zuidema.
4.24. Het Waterschap betwist dat de inschrijving van [bedrijf A] niet geldig is. Het Waterschap heeft daartoe gesteld dat [bedrijf A] kenbaar heeft gemaakt dat zij door middel van onderaanneming kan en zal beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke vereisten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft het Waterschap de onder r.o. 2.13 genoemde verklaring van Zuidema in het geding gebracht.
4.25. De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van de kwestie van het groenkeurcertificaat voorop dat de huidige stand van de jurisprudentie de mogelijkheid erkent dat een inschrijver zich ten aanzien van geschiktheidseisen mag beroepen op de ervaring van derden. Dit kan geschieden in de vorm van onderaanneming.
4.26. Uit de verklaring van Zuidema mag worden afgeleid dat Zuidema werkzaamheden zoals omschreven in het bestek betreffende perceel 2, in onderaanneming voor [bedrijf A] kan en ook zal uitvoeren. Gelet hierop treft het verweer van Bezee geen doel. Wel dient het Waterschap in het kader van het gelijkheidsbeginsel zich er goed van te vergewissen dat [bedrijf A], wanneer het werk definitief aan haar zal worden gegund, bij de uitvoering daarvan ook gebruik maakt van de diensten van (onderaannemer) Zuidema.
4.27. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen van Bezee niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.28. Bezee zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Het Waterschap worden begroot op:
- vast recht EUR 568,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.472,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Bezee in de proceskosten, aan de zijde van Het Waterschap tot op heden begroot op EUR 1.472,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011.