ECLI:NL:RBZLY:2011:BR5051

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.976404-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B, geboren in Sierra Leone en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor mensenhandel en deelname aan een organisatie die tot doel heeft het plegen van misdrijven. De verdachte was eerder veroordeeld door het Gerechtshof in Leeuwarden voor mensensmokkel, en de rechtbank oordeelde dat de feitelijke handelingen die aan de huidige tenlastelegging ten grondslag liggen, dezelfde zijn als die in de eerdere veroordeling. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging voor bepaalde slachtoffers, op grond van het ne bis in idem-beginsel.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2011 was de verdachte niet aanwezig, maar werd hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de omstandigheden waaronder de slachtoffers naar Nederland waren gebracht en dat hij onder druk van medeverdachten handelde. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de situatie van de slachtoffers en dat hij opzettelijk handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de meisjes had opgehaald en afspraken had gemaakt met medeverdachten over hun onderbrenging, wat duidt op opzet en oogmerk.

De rechtbank benadrukte de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gerechtvaardigd was. De rechtbank hield rekening met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht en besloot dat deze tijd in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.976404-07
Uitspraak: 16 augustus 2011
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte B],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (Sierra Leone),
thans zonder bekende woon- en/of verblijfplaats.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft na diverse schorsingen en hervattingen – laatstelijk – plaats gevonden op 2 augustus 2011. De verdachte is 2 augustus 2011 niet verschenen.
De verdachte is bijgestaan door zijn (uitdrukkelijk tot zijn verdediging gemachtigde) raadsman, mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. G.R.C. Veurink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging, zoals deze luidt na toewijzing vordering nadere omschrijving tenlastelegging)
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
Namens verdachte is door zijn raadsman primair aangevoerd, dat het openbaar ministerie ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging voor zover het de personen genaamd: [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 1], [slachtoffer 11], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] betreft, aangezien verdachte reeds op 22 januari 2008 door het Gerechtshof te Leeuwarden is veroordeeld voor het plegen van mensensmokkel ten aanzien van deze personen. De fysieke handelingen die toen ten grondslag lagen aan de ten laste gelegde delicten zijn exact dezelfde als de fysieke handelingen die thans aan verdachte ten laste zijn gelegd, zodat er sprake is van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (ne bis in idem).
De rechtbank heeft bij tussenvonnis d.d. 29 oktober 2010 hieromtrent het navolgende overwogen.
Verdachte is bij arrest van 22 januari 2008 door het Gerechtshof in Leeuwarden veroordeeld terzake mensensmokkel voor wat betreft de door de raadsman genoemde personen. De feitelijke handelingen die ten grondslag lagen aan de mensensmokkel zijn dezelfde die thans mede de basis vormen voor de ten laste gelegde mensenhandel. Tevens is er sprake van eenheid van tijd en plaats. Weliswaar zijn in de tenlastelegging die nu voorligt nog enkele aanvullende feitelijkheden toegevoegd, doch dit doet aan het daadwerkelijke feitelijk gebeuren en de feitelijke samenhang niet af.
Op grond van het vorenstaande heeft de rechtbank d.d. 29 oktober 2010 geoordeeld dat er ten aanzien van [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 1], [slachtoffer 11], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] sprake is geweest van een dubbele vervolging van verdachte wegens hetzelfde feitelijk gebeuren als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal het openbaar ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging voor zover het bovengenoemde personen betreft.
Voorts heeft de raadman subsidiair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit wegens een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voor zowel de voornoemde strafzaak (in welke verdachte d.d. 22 januari 2008 door het Gerechtshof te Leeuwarden is veroordeeld ter zake van mensensmokkel) als de onderhavige strafzaak op verdenking van mensenhandel/mensensmokkel een periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht voor eenzelfde omschreven feitelijke handelingen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Gelet op het opportuniteitsbeginsel, verband houdende met het vervolgingsmonopolie van het openbaar ministerie, is het aan het openbaar ministerie om te beslissen of tot vervolging van een verdachte wordt overgegaan, of daarbij sprake is van een ultimum remedium en enig te dienen strafdoel. Dit beginsel houdt ook in dat het openbaar ministerie beslist welke feiten aan verdachte ten laste worden gelegd. Nu de rechtbank niet is gebleken van een aperte onbehoorlijkheid in de belangenafweging bij de vervolging van verdachte of een onevenredige vervolging door het openbaar ministerie had de officier van justitie derhalve kunnen komen tot de onderhavige vervolgingsbeslissing.
De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
BEWIJS
De raadsman heeft meer subsidiair vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had ten aanzien van het traject dat de vrouwen in Nigeria hebben gevolgd. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte de vrouwen niet vrijwillig heeft opgehaald doch dit heeft gedaan onder druk van de medeverdachte. Derhalve zou bij verdachte het vereiste oogmerk ontbreken.
Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de onder 3 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. De raadsman heeft daartoe bepleit dat de opzet van verdachte op het leveren van een aandeel in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ontbreekt.
Wetenschap
Met betrekking tot de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
In het dossier bevinden zich onder andere tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte waarin verdachte meedeelt dat “alle meisjes de waarheid hebben gezegd”. Voort verklaart verdachte in zijn 13e verklaring bij de politie onder andere dat de meisjes het telefoonnummer van verdachte al in Nigeria uitgereikt hebben gekregen. Voorts heeft verdachte in zijn 7e verklaring bij de politie verklaard te weten dat de medeverdachte in vrouwen handelde. In zijn 9e verklaring bij de politie heeft verdachte tot slot aangegeven dat hij afspraken had gemaakt met de medeverdachte om meisjes voor hem onder te brengen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de meisjes voor de prostitutie bestemd waren.
Uit het voornoemde leidt de rechtbank af dat verdachte zeer wel op de hoogte was van het traject dat de meisjes zouden gaan volgen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Het oogmerk alsmede oogmerk op deelname criminele organisatie
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet vrijwillig heeft gehandeld en dat het oogmerk respectievelijk de opzet derhalve ontbrak bij verdachte.
De rechtbank wil vooraleerst wijzen op de omstandigheid dat opzet een handelen vereist dat willens en wetens door een persoon wordt uitgevoerd. Verdachte heeft zelf toegegeven de meisjes te hebben opgehaald en bewust afspraken te hebben gemaakt met de medeverdachte omtrent het onderbrengen van de meisjes. De rechtbank stelt derhalve dat verdachte die handelingen willens en wetens, en derhalve bewust, heeft uitgevoerd. Voorts is de rechtbank uit het dossier gebleken dat de verklaring van verdachte omtrent de onvrijwilligheid niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
Gezien het voornoemde onder het kopje “Wetenschap” alsmede het hiervoor overwogene kan naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk respectievelijk de opzet wettig en overtuigend worden bewezen voor zowel de ten laste gelegde mensenhandel als voor deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Verbatim uitgewerkt gespreksverslag tussen de ervaringsdeskundige en [slachtoffer 2]
Op 29 oktober 2010 heeft de rechtbank tussenvonnis gewezen en het onderzoek ter terechtzitting heropend. De rechtbank achtte het onderzoek onvolledig en heeft de rechter-commissaris opdracht gegeven het gespreksverslag tussen de ervaringsdeskundige en het vermeende slachtoffer [slachtoffer 2] uit te laten werken teneinde te kunnen vaststellen of er sprake is geweest van ongeoorloofde druk en sturing tijdens het voornoemde gesprek.
De rechtbank is, na bestudering van het verbatim uitgewerkte gesprek met de ervaringsdeskundige en de verklaringen van [slachtoffer 2] zoals zij door haar zijn afgelegd bij de politie vanaf april 2009, van oordeel dat voornoemde verklaringen niet getuigen van een onevenredig zware sturing door de ervaringsdeskundige waardoor [slachtoffer 2] in haar verklaren zodanig zou zijn beïnvloed dat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
De rechtbank acht de verklaringen derhalve toelaatbaar.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 sub c, 2 sub b en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 24 oktober 2007, te Leeuwarden en/of Zuidlaren en/of Baexem en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland en/of in Ierland en/of Engeland en/of Italië en/of Nigeria, tezamen en in vereniging met anderen,
c.
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1983 (ook [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2] genoemd), heeft mede genomen en heeft aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar op verschillende tijdstippen, al dan niet met voormeld oogmerk en al dan niet opzettelijk (de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] in Nigeria kennende)
- die [slachtoffer 2] in Nigeria opgevangen en ondergebracht in een woning en beperkt in haar vrijheid en/of
- die [slachtoffer 2] in Nigeria verteld of doen of laten vertellen dat zij in Europa in een winkel zou gaan werken en/of haar verdiensten uit legale werkzaamheden in het vooruitzicht gesteld en/of
- die [slachtoffer 2] in het ongewisse gelaten over de (werkelijke) aard van de door haar te verrichten werkzaamheden en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen of bewogen tot het hebben van gemeenschap en/of seksuele handelingen en/of
- die [slachtoffer 2] in Nigeria onderworpen of doen of laten onderwerpen aan voodoopraktijken (waarbij lichaamseigen stoffen dienden te worden afgestaan) en/of haar (in dat kader) een eed of belofte laten afleggen dat zij niets tegen de politie zou zeggen over haar madam en/of haar meegedeeld dat zij een (groot) geldbedrag, aan haar madam en/of een of meer anderen moest (terug)betalen, althans diende af te dragen, en/of dat zij hartproblemen zou krijgen en/of gek zou worden, wanneer zij niet zou (terug)betalen, en/of
- die [slachtoffer 2] geïnstrueerd of laten instrueren met betrekking tot de reis en/of het inchecken en/of tot het verhaal dat zij na aankomst in Nederland diende te vertellen en/of de naam ([slachtoffer 2], voornoemd) welke zij diende te gebruiken en/of
- voor die [slachtoffer 2] de kosten voor de reis per vliegtuig naar Nederland of enige andere bestemming binnen Europa betaald en/of haar een vliegticket gegeven, (mede) waardoor er een verplichting tot terugbetaling aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) ontstond en/of
- voor die [slachtoffer 2] een (vals) paspoort (op naam van [slachtoffer 2]) geregeld teneinde vanuit Nigeria naar Nederland en/of een ander land in Europa te kunnen reizen en/of haar aan boord van een vliegtuig naar Nederland gebracht of doen brengen en/of
- die [slachtoffer 2] een telefoonnummer verstrekt hetwelk zij moest bellen wanneer zij in een opvangcentrum voor asielzoekers was geplaatst, althans in Nederland was aangekomen, en/of het telefoonnummer van de persoon die haar in Nederland zou (kunnen) ophalen uit het opvangcentrum en/of contact met haar en/of mededaders onderhouden en/of
- die [slachtoffer 2] vanuit een opvangcentrum meegenomen of laten reizen naar een woning in Rotterdam dan wel elders in Nederland en/of haar onderdak verschaft en/of haar onderhouden en/of
- die [slachtoffer 2] in Nederland een (vals of vervalst) paspoort verschaft en/of haar naar Italië gebracht en/of vergezeld of laten brengen of reizen alwaar die [slachtoffer 2] zich diende te prostitueren en/of
- voor die [slachtoffer 2] in Italië huisvesting geregeld en/of daarbij bemiddeld en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij € 50.000,-, althans een groot geldbedrag, diende terug te betalen en/of haar gedwongen, althans bewogen, om in Italië in de prostitutie te werken en/of om (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) dan wel een ander af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] (daartoe) kleding en/of condooms verstrekt en/of haar verteld op welke wijze, op welke plaats, hoelang en/of tegen welke tarieven zij diende te werken en/of
- die [slachtoffer 2] geslagen en/of aan het haar getrokken en/of haar uitgescholden wanneer zij niet had gewerkt en/of te weinig had verdiend en/of geld had achtergelaten en/of
- die [slachtoffer 2] en/of haar familie in Nigeria (met de dood) bedreigd en/of bang gemaakt door haar en/of haar moeder te herinneren aan en/of te confronteren met (de gevolgen van het niet nakomen van) de afgelegde voodoo-eed/belofte en/of
- door die [slachtoffer 2] vanuit Nigeria naar Nederland te halen, te laten komen of te (laten) brengen en/of in Nederland onderdak te verschaffen en vervolgens onder te brengen in Italië, terwijl deze geen Nederlands en/of Italiaans sprak of begreep en/of niet of nauwelijks kon lezen en/of schrijven en/of geen officiële identiteitspapieren en/of geen middelen van bestaan en/of geen (officieel) onderdak had, die [slachtoffer 2] in een zeer afhankelijke positie (van verdachte en/of verdachtes mededader(s)) gebracht en/of gehouden;
2.
Hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 24 oktober 2007, te Leeuwarden en/of Zuidlaren en/of Baexem en/of Eindhoven en/of Roermond en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland en/of in Ierland en/of Engeland en/of Italië en/of Noorwegen en/of elders in Europa en/of Nigeria tezamen en in vereniging met anderen,
een of meer anderen, te weten
-[slachtoffer 4] (zaaksdossier A1) en/of
-[slachtoffer 5] (zaaksdossier A2) en/of
-[slachtoffer 7] (zaaksdossier A5) en/of
-[slachtoffer 8] (zaaksdossier A7) en/of
-[slachtoffer 12] (zaaksdossier A13) en/of
-[slachtoffer 13] (zaaksdossier A14) en/of
-[slachtoffer 14] (zaaksdossier A15)
b.
heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk om genoemde personen of een of meer van hen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
immers heeft verdachte toen aldaar met verdachtes mededaders of een of meer van hen, met voormeld oogmerk bedoelde personen of een of meer van hen -hun kwetsbare positie in Nigeria kennende-
- in Nigeria geworven en/of hen beloofd dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) hen naar een veilige of betere plaats zou(den) brengen en/of hen verdiensten uit legale werkzaamheden in het vooruitzicht gesteld en/of
- hen niet verteld welk soort werkzaamheden zij zou(den) moeten gaan verrichten, en/of
in Nigeria onderworpen of doen of laten onderwerpen aan voodoopraktijken en/of hen/haar (in dat kader) gezegd dat zij een (groot) geldbedrag diende(n) af te dragen en/of
- voor hen de kosten voor de reis per vliegtuig naar Nederland of enige andere bestemming binnen Europa betaald waardoor er een verplichting tot terugbetaling aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) ontstond en/of
- hen per Nederlands vliegtuig vervoerd en/of doen vervoeren naar Nederland en/of enige andere bestemming binnen Europa en/of
- hen in Nederland uit de opvang voor asielzoekers, waarin zij waren geplaatst, vervoerd of doen of laten vervoeren of overbrengen naar door verdachte en/of verdachtes mededader(s) opgegeven plaatsen in Nederland en/of ondergebracht in een of meer woningen, zulks terwijl bedoelde perso(o)n(en) geen Nederlands spraken of begrepen en/of geen middelen van bestaan had(den) en/of geen officiële identiteitspapieren bezat(en) en/of ter zake contact onderhouden en/of afspraken gemaakt met bedoelde perso(o)n(en) en/of met een of meer van verdachtes mededader(s) en/of
- hen (vervolgens) naar een of meer andere landen binnen Europa vervoerd of doen laten vervoeren of overbrengen;
3.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 24 oktober 2007, te Leeuwarden en/of Zuidlaren en/of Baexem en/of Eindhoven en/of Roermond en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland en/of in Ierland en/of Engeland en/of Italië en/of Nigeria,
tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, waarvan, behalve verdachte, ook [verdachte A] en/of [verdachte A] en/of een persoon, genaamd [naam], en/of een persoon, genaamd “[naam]” of “[naam]” en/of [naam], en/of een persoon, genaamd “[naam]” en/of een persoon, genaamd “[naam]” (zaaksdossier A4) deel uitmaakte(n) en welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
het (telkens) plegen van mensenhandel;
het (telkens) plegen van mensensmokkel;
het (telkens) plegen van het vervalsen van reisdocumenten;
het telkens plegen van valsheid in geschrifte;
het (telkens) plegen van onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag/bevoegd opzicht.
Van het onder 1 sub c, 2 sub b en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1 en 2 telkens,
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
3,
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Mensenhandel valt in de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust veroorzaken. Mensenhandel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale binnenkomst en doorreis naar andere landen van de Europese Unie, maar draagt daarmee ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd. Voorts betreft de onderhandse mensenhandel jonge vrouwen, die bij uitstek een kwetsbare groep vormen, waarbij algemeen bekend mag worden verondersteld, de kans op uitbuiting in enigerlei vorm groot is. Op grond hiervan acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zonder meer gerechtvaardigd.
De rechtbank komt tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De officier van justitie heeft de aan verdachte, door het Gerechtshof te Leeuwarden op 22 januari 2008, opgelegde straf van 30 maanden volledig in mindering gebracht op de oorspronkelijke eis. Dit in het kader van de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht nu verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake mensensmokkel van onder andere dezelfde personen waarvoor verdachte nu opnieuw gedagvaard is geweest wegens mensenhandel.
De rechtbank overweegt dat een juiste toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht met zich meebrengt dat, wat de strafmaat betreft, rekening wordt gehouden met een eerdere veroordeling als ware alle feiten tegelijkertijd door eenzelfde rechter beoordeeld. Dit kan met zich meebrengen dat een nader op te leggen straf sterk wordt gematigd.
De rechtbank stelt echter vast dat de aard en de omvang van de bewezen verklaarde feiten, het volledig in mindering brengen van de eerder opgelegde straf niet rechtvaardigen.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat tussen de inverzekeringstelling van verdachte d.d. 24 oktober 2007 en de laatste zittingsdatum 2 augustus 2011 bijna 4 jaren zijn verstreken.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vervolging jegens verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde inzake [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 1], [slachtoffer 11], [slachtoffer 3], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9].
Het onder 1 sub c, 2 sub b en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder1 sub c, 2 sub b en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. F. van der Maden en
A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2011.
Mr. F. van der Maden voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.