ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4812

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.652016-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en opiumwetfeit met sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 juni 2011, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal en het bezit van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten 15 en 16 jaar oud was, zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks woninginbraken en andere diefstallen in de gemeente Zwolle. De tenlastelegging omvatte onder andere het wederrechtelijk binnendringen in een besloten erf, diefstal van een navigatiesysteem en het bezit van amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafoplegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, waarvan 309 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 106,95 te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder zwakbegaafdheid en gedragsstoornissen, en heeft besloten dat de behandeling in een gesloten jeugdzorginstelling noodzakelijk is. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het meer gevorderde afgewezen, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.652016-10 en 07.652025-10 (P)
Uitspraak: 28 juni 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboorteplaats),
thans verblijvende in gesloten jeugdzorgplus instelling Avenier, locatie ‘het Anker’,
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 februari 2011, 17 mei 2011 en 14 juni 2011.
De verdachte is ter terechtzitting van 22 februari 2011 en 17 mei 2011 niet verschenen, maar wel mr. W.P. Maris, advocaat te Zwolle, die door verdachte uitdrukkelijk was gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De verdachte is op 14 juni 2011 wel verschenen, bijgestaan door mr. W.P. Maris, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. Zwartjes.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.652016-10 en 07.652025-10 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging met parketnummer 07.652016-10 en de tenlastelegging met parketnummer 07.652025-10 zijn ter terechtzitting van 14 juni 2011 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.652016-10
1.
hij op of omstreeks 10 september 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een I-pod touch en/of twee portemonnees en/of een pinpas en/of een of meer pasjes en/of twee paspoorten en/of een zonnebril en/of sleutels en/of een etui en/of een geldbedrag van ongeveer 50 euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of
ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 25 juli 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan de (adres) heeft weggenomen een telefoon (Samsung, blauw) en/of een portemonne en/of een sleutelbos en/of een taxitreinkaart en/of treinkaartjes en/of een strippenkaart en/of winkelpasjes en/of kauwgum en/of een geldbedrag van 130 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan de (adres) heeft weggenomen een handtas en/of een portemonnee en/of een mobiele telefoon (Nokia, Classic 3109) en/of een geldbedrag van 220 euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 06 september 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit heeft weggenomen een op/aan de (adres) geparkeerd staande bromfiets (CPI Jr, kenteken (kenteken)) en/of één of meer laptops en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
Parketnummer 07.652025-10
1.
hij op of omstreeks 29 december 2010 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, om (ongeveer) 04.55 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat op/aan (adres), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 5), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- door aan de binnenkant van de afgesloten poort op een knop te duwen waardoor de poort/deur opent/ontsluit en/of (vervolgens)
- dat besloten erf heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2010 te Zwolle (om (ongeveer) 04.55 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) wederrechterlijk is binnengedrongen in/op een besloten erf (zijnde het erf aan de (adres)) in gebruik bij (benadeelde partij 5), althans bij een ander of anderen dan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 28 december 2010 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op/aan de Amer geparkeerdstaande vrachtauto heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 3300 euro, in elk geval enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 6)., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2010 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, één of meer navigatiesystemen (o.a. merk TOM TOM) en/of een mountainbike (merk: Gazelle) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 en/of 29 december 2010 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk: TOM TOM, Serienummer: R14200KO1160), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 7), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 29 december 2010 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer één (1) gram (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft in de tenlasteleggingen een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter zitting betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de aangetroffen één gram speed bij verdachte een gebruikershoeveelheid betrof en verdachte hiervoor niet vervolgd had mogen worden.
De officier van justitie heeft zich niet uigelaten over dit standpunt en heeft gevorderd verdachte ten aanzien van dit feit te veroordelen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder feit 4 met parketnummer 07.652025-10 ten laste gelegde aanwezig hebben van 1 gram amfetamine (speed) het volgende.
Gebleken is dat uit de aanwijzing Opiumwet van het openbaar ministerie (hierna genoemd aanwijzing) blijkt dat normaliter niet wordt vervolgd voor het aanwezig hebben van een geringe hoeveelheid harddrugs bestemd voor eigen gebruik. Uit deze aanwijzing blijkt voorts dat onder een geringe hoeveelheid wordt verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet; in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Vast staat dat bij verdachte op 29 december 2010 één gram speed is aangetroffen, hetgeen derhalve meer is dan 0,5 gram is.
Dit zo zijnde stond de aanwijzing Opiumwet niet aan het instellen van vervolging in de weg. De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het aanwezig hebben van één gram speed op 29 december 2010 zoals onder 4 met parketnummer 07.652025-10 aan verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft gelet op het hiervoor overwogene vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10 en
- verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2, 3, 4 ten laste gelegde met parketnummer 07.652016-10 en ter zake het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 07.652016-10, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte;
- verdachte voor het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 07.652016-10 dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het wederrechtelijk toe-eigenen van één laptop;
- verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10 dient te worden vrijgesproken en voor het onder 3 primair ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10 ten aanzien van de heling van de fiets dient te worden vrijgesproken;
- de officier van justitie voor het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de bij verdachte aangetroffen één gram speed voor eigen gebruik was en verdachte hiervoor niet vervolgd had mogen worden.
Voor het overige heeft de raadsman van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten met parketnummer 07.652016-10 en ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten met parketnummer 07.652025-10.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte dient in de zaak met parketnummer 07.652025-10 van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 met parketnummer 07.652016-10
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 met parketnummer 07.652016-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 1) ;
• De bekennende verklaring van medeverdachte (medeverdachte 1) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman dat geen sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte als volgt.
Uit de verklaringen van aangeefster, verdachte en diens medeverdachte is gebleken dat verdachte op de scooter reed, vervolgens – na een kort moment van overleg - dicht langs aangeefster is gereden en dat (medeverdachte 1) de tas uit de mand van aangeefster heeft gepakt. Vervolgens zijn verdachte en (medeverdachte 1) weggereden en hebben onderling de buit verdeeld. De rechtbank is op grond van de door verdachte en medeverdachte gepleegde feitelijkheden tegen aangeefster en gelet op het korte moment van overleg tussen beiden van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat een en ander moet worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 met parketnummer 07.652016-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 2) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman dat geen sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte als volgt.
Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte is gebleken dat de woning aan de (adres) op 25 juli 2010 niet deugdelijk was afgesloten, waarna een aantal goederen zijn weggenomen. Verdachte heeft hierover verklaard dat medeverdachte (medeverdachte 2) in de woning van aangeefster is geweest en dat verdachte in de gang van de woning op (medeverdachte 2) heeft staan wachten. Vervolgens zijn verdachte en (medeverdachte 2) weggelopen en hebben onderling de buit verdeeld. De rechtbank is op grond van de door verdachte en medeverdachte gepleegde feitelijkheden tegen aangeefster van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat een en ander moet worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 met parketnummer 07.652016-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 3) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 met parketnummer 07.652016-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 4) ;
• De bekennende verklaring van medeverdachte (medeverdachte 2)
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 met parketnummer 07.652025-10
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair met parketnummer 07.652025-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 5) ;
• Het proces-verbaal van aanhouding
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 met parketnummer 07.652025-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 6) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair met parketnummer 07.652025-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam aangever) ;
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij 7) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 met parketnummer 07.652025-10 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van relaas ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2011.
Zoals hiervoor reeds overwogen gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 07.652016-10 en onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 met parketnummer 07.652025-10 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Parketnummer 07.652016-10
1.
hij op 10 september 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een I-pod touch en twee portemonnees en een pinpas en een of meer pasjes en twee paspoorten en een zonnebril en sleutels en een etui geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader;
2.
hij op 25 juli 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de (adres) heeft weggenomen een telefoon (Samsung, blauw) en een portemonnee en een sleutelbos en een taxitreinkaart en treinkaartjes en een strippenkaart en winkelpasjes en kauwgum en een geldbedrag van 130 euro, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader;
3.
hij op 10 augustus 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de (adres) heeft weggenomen een handtas en een portemonnee en een mobiele telefoon (Nokia, Classic 3109) en een geldbedrag van 220 euro, toebehorende aan (benadeelde partij 3);
4.
hij op 06 september 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een op/aan de (adres) geparkeerd staande bromfiets (CPI Jr, kenteken 36DDD8) en één of meer laptops en sleutels toebehorende aan (benadeelde partij 4), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Parketnummer 07.652025-10
1 subsidiair.
hij op 29 december 2010 te Zwolle (om (ongeveer) 04.55 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) wederrechterlijk is binnengedrongen in/op een besloten erf (zijnde het erf aan de (adres)) in gebruik bij (benadeelde partij 5);
2.
hij op 28 december 2010 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Amer geparkeerdstaande vrachtauto heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 3300 euro, toebehorende aan (benadeelde partij 6) Sense B.V. waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3 primair.
hij op of omstreeks 29 december 2010 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, navigatiesystemen (o.a. merk TOM TOM) en een mountainbike (merk: Gazelle) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op 29 december 2010 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer één (1) gram (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 07.652016-10 en onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 met parketnummer 07.652025-10 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Parketnummer 07.652016-10
1, 2 en 3 telkens
Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 07.652025-10
1 subsidiair.
Het in het besloten erf bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen
strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
3 primair.
Opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
• verdachte te veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 309 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
• hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) tot een bedrag van € 106,96, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag;
• niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) voor het meer gevorderde.
De officier van justitie heeft de rechtbank voorts verzocht voor verdachte een machtiging gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat hij zich in beginsel kan vinden in de door de officier van justitie geformuleerde eis, maar verzoekt de rechtbank een lagere voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) betoogd dat deze tot een bedrag van € 7,50 kan worden toegewezen, - zijnde de kosten van de pinpas - en dat deze vordering voor het meer gevorderde dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, zevenmaal gepleegd, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier met parketnummer 07.652016-10 bevinden, en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich (samen met medeverdachte) in een langere periode schuldig heeft gemaakt aan een reeks woninginbraken, waarbij diverse goederen door verdachte en/of diens medeverdachte uit de woning zijn meegenomen. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen rekening heeft gehouden met deze gevolgen, maar alleen heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zich tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diverse strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de met betrekking tot de persoon van verdachte en diens strafbaarheid uitgebrachte rapporten, te weten:
- een Pro Justitia rapport d.d. 19 april 2011, opgemaakt door H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog/ geregistreerd kinder- en jeugdpsycholoog;
- een Pro Justitia rapport d.d. 11 april 2011, opgemaakt door drs. F.M.J. Bruggeman, psychiater;
- een advies rapport jeugdreclassering d.d. 17 mei 2011, opgemaakt door mevrouw N. Eggens, jeugdreclasseringwerker.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 11 april 2011 opgemaakt door F.M.J. Bruggeman, psychiater, komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid, een gedragsstoornis, een nonverbale leerstoornis en misbruik van cannabis en amfetamine. De psychiatrische problematiek en de zwakbegaafdheid, de nonverbale leerstoornis (disharmonische intelligentieprofiel) en de gedragsstoornis hebben een negatieve invloed op verdachtes vermogen om situaties adequaat in te schatten. Verdachte is impulsief, heeft de neiging zichzelf met bravoure te overschreeuwen en laat zich makkelijk voor iemands karretje spannen. Verdachte was zich wel bewust van het strafwaardige van zijn handelen, maar hij heeft in deze situatie en onder deze moeilijke levensomstandigheden - zijn zwakbegaafdheid met complexe psychiatrische problematiek en een falend opvoedsysteem - niet volgens dit besef en inzicht kunnen handelen.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde onder parketnummer 07.652025-10 derhalve aan verdachte sterk verminderd worden toegerekend.
De deskundige adviseert verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met voorzetting van de machtiging gesloten plaatsing jeugdzorgplus instelling ‘Avenier’, voor minstens één jaar
- waarbij een termijn van twee jaar meer realistisch lijkt - om deze langdurige ontwrichte ontwikkeling vlot te trekken en te borgen. In deze twee jaar kan verdachte van een gesloten plek met fysieke begrenzing naar een meer besloten plaats.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 19 april 2011 opgemaakt door drs. H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog komt ook naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis beginnend op jonge leeftijd. Daarnaast zijn verdachtes verstandelijke mogelijkheden ver beneden gemiddeld en functioneert hij op zwakbegaafd niveau. Deze ziekelijke stoornis is van invloed geweest op de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte ten tijde van de hem tenlastegelegde zaken, welke problematiek werd versterkt door drugsgebruik. Bij verdachte is al lange tijd, beginnend in de prepuberteit, sprake van in ernst toenemende gedragsproblematiek. Specifieke factoren zijn verdachtes matige wilskracht, zijn zwak invoelend vermogen en zijn beïnvloedbaarheid als gevolg van zijn geringe assertiviteit. Verdachte verkeerde in de periode van de ten laste gelegde feiten tevens in een fase waarin sprake was van vrijwel continu middelengebruik. Verdachte had kunnen weten dat hij daarom niet langer op een heldere wijze kon nadenken. Verdachtes zwakke zelfcontrole is echter ook het gevolg van een beperkte cognitie en zijn zwakke persoonlijkheidseigenschappen en deze hangen samen met inadequate opvoedingscondities.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde onder parketnummer 07.652025-10 aan verdachte in licht verminderde mate worden toegerekend.
De deskundige adviseert verdachte te plaatsen in JeugdzorgPlus, waarbij de huidige aanpak in Harreveld in het belang van verdachtes ontwikkeling is. Deze behandeling kan plaatsvinden in een civielrechtelijk kader van een eventueel deels voorwaardelijke straf met als bijzondere
De rechtbank constateert dat beide voornoemde rapporten alleen conclusies bevatten ter zake de toerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde met parketnummer 07.652025-10. Er zijn geen bevindingen en conclusies gerapporteerd over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde met parketnummer 07.652016-10.
De rechtbank constateert dat de ten laste gelegde feiten met parketnummer 07.652016-10 door verdachte zijn gepleegd in een zelfde soort situatie als de ten laste gelegde feiten met parketnummer 07.652025-10, en dat sprake is van min of meer soortgelijke feiten, te weten diverse (woning)inbraken. Voorts valt niet in te zien waarom hetgeen door de deskundigen ter zake van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor het ten laste gelegde onder parketnummer 07.652025-10 is geconcludeerd, gelet op de bevindingen van de deskundigen, niet ook voor het ten laste gelegde met parketnummer 07.652016-10 zou gelden.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel voor het onder 07.652016-10 ten laste gelegde als voor het onder 07.652025-10 ten laste als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en zal bij de strafoplegging rekening houden met de (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Uit het advies rapport jeugdreclassering d.d. 17 mei 2011, opgemaakt door mevrouw N. Eggens, jeugdreclasseringwerker, komt naar voren dat verdachte in Harreveld weliswaar goed op zijn plek zit en verdachte daar een passende behandeling zou kunnen volgen, maar dat deze instelling echter gaat sluiten. Voorts is gebleken dat er binnen de regio Overijssel geen gesloten jeugdzorgplekken zijn waarbij sprake is van fysieke geslotenheid door middel van de aanwezigheid van een hek rondom het terrein, hetgeen voor verdachte nog wel noodzakelijk is. De jeugdreclassering schaart zich achter de conclusies van de beide onderzoekers van het NIFP en acht het van groot belang dat de behandeling in het kader van een machtiging gesloten plaatsing binnen Avenier te Harreveld wordt gecontinueerd.
De jeugdreclassering adviseert verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat aan verdachte de maatregel Hulp & Steun wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, zodat ook na het achttiende levensjaar van verdachte begeleiding mogelijk blijft.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
Bij de beslissing is ten slotte rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 maart 2011.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 07.652016-10 bewezen verklaarde (medeplegen van) woninginbraken 15 jaar oud was en ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 07.652025-10 bewezen verklaarde feiten 16 jaar oud was.
De rechtbank acht het opleggen van een vrijheidsstraf in beginsel passend, maar acht echter termen aanwezig om deze voormelde jeugddetentie geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen en daaraan een verplicht jeugdreclasseringscontact te verbinden als bijzondere voorwaarde, teneinde op deze wijze de voor verdachte noodzakelijk geachte hulpverlenging en behandeling in het kader van zijn (civiele) machtiging gesloten plaatsing zoveel mogelijk te laten continueren, overeenkomstig het advies van Bureau Jeugdzorg Overijssel in haar rapport van 17 mei 2011.
Daarbij heeft de rechtbank tevens laten meewegen de ter terechtzitting van 14 juni 2011 verstrekte nadere mondelinge toelichting van de deskundige in de persoon van mevrouw N. Eggens namens Bureau Jeugdzorg en de jeugdreclassering.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij (benadeelde partij 1)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (benadeelde partij 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 met parketnummer 07.652016-10 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 106,95, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu het meer gevorderde ziet op goederen die niet zijn genoemd in de aangifte van (benadeelde partij 1). De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 106,95 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij 1).
BESLISSING
De rechtbank verklaart het onder 1 primair met parketnummer 07.652025-10 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 07.652016-10 en onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 met parketnummer 07.652025-10 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 07.652016-10 en onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 met parketnummer 07.652025-10 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot 309 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Overijssel, afdeling jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dit inhoudt dat de jeugdreclassering verdachte kenbaar heeft gemaakt dat hij zich moet houden aan de regels van de instelling waar hij op dat moment verblijft, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 07.652025-10 wordt opgeheven.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 106,95 (zegge: honderdenzes euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 met parketnummer 07.652016-10 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 september 2010, tot die van de algehele voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 106,95, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen jeugddetentie.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1) daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 1) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A. Smedes en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011.
Mr. Smedes, voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.