ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4556

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/815005-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en opzetheling met betrekking tot vervalste kentekenbewijzen en witwassen van gestolen voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, opzetheling, oplichting, het gebruik maken van vervalste geschriften en witwassen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 540 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar werd wel schuldig bevonden aan opzetheling, oplichting, en witwassen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de criminele organisatie, ondanks dat er wel sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen andere verdachten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank hield rekening met de proceshouding van de verdachte en haar positieve ontwikkeling in de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.815005-09
Uitspraak: 30 mei 2011
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(Verdachte)
(Geboortedatum)
(adres)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2009, 9 november 2010, 10 december 2010 en 20 april 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. D. Sarian, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Ten aanzien van het zaakdossier 285 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd de volledige hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen (slachtoffer 1), (slachtoffer 2) en (slachtoffer 3) met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 4) heeft de officier van justitie gevorderd om deze hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 5.014,96 met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 5) heeft de officier van justitie gevorderd om deze niet ontvankelijk te verklaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
1.
zij in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of Kampen en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen haar verdachte en/of (medeverdachte 1) en/of (medeverdachte 2) en/of (medeverdachte 3) en/of (medeverdachte 4) en/of (medeverdachte 5) en/of (medeverdachte 6) en/of (medeverdachte 7) en/of (medeverdachte 8) en/of (medeverdachte 9) en/of (medeverdachte 10) en/of (medeverdachte 11) en/of (medeverdachte 12) en/of (medeverdachte 13) en/of (medeverdachte 14) en/of een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen
van misdrijven, namelijk (onder andere):
-het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van diefstallen als bedoeld in artikel 311 wetboek van strafrecht en/of
-het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van opzetheling als bedoeld in artikel 416/1/A wetboek van strafrecht en/of
-het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 wetboek van strafrecht en/of
-het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van valsheid in geschrifte en/of het gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften als bedoeld in artikel 225 lid 1 en/of 225 lid 2 wetboek van strafrecht en/of
-het tezamen en in vereniging met een of meer anderen witwassen van geld en/of auto's en/of andere goederen en/althans voorwerpen als bedoeld in artikel 420bis lid 1 wetboek van strafrecht, althans het plegen van misdrijven;
2.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of Kampen en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (hierna genoemde) auto's en/of kentekenbewijzen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die auto's wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, te weten (onder andere):
-een in of omstreeks de periode van 25 tot 27 augustus 2007 in Delf weggenomen Mercedes Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een in of omstreeks de periode van 24 tot 26 september 2007 in Pijnacker weggenomen Seat, type Leon (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een op of omstreeks 3 september 2007 in Breda weggenomen witte Volkswagen type Transporter (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een op of omstreeks 15 november 2007 in Rotterdam weggenomen Volvo S80 (XX-XX-XX)(XX XXX) en/of
-een in of omstreeks de periode van 22 tot 24 november 2007 in Rotterdam weggenomen Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een in of omstreeks de periode van 9 tot 11 januari 2008 in Nieuw-Lekkerland weggenomen Peugeot, type 806 (XX-XX-XX) (XX XXX);
3.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een of meer (hierna genoemde) (aspirant) kopers van auto('s)/personen heeft bewogen tot de afgifte van (een) (hierna genoemde) geldbedrag(en), in elk geval van enig geldbedrag/goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
-een auto (laten) voorzien van (een) ander(e), niet bij die auto behorend(e), VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje /instructieboekje en/of (aldus) (laten) voorzien van een valse/andere identiteit en/of
-die/een auto, voorzien van (een) ander(e), niet bij die auto behorend(e)
VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/instructieboekje en/of (aldus) voorzien van een valse/andere identiteit, via een advertentie op www.markplaats.nl, voor een scherpe prijs te koop aangeboden en/of
-nadat een (aspirant) koper zich, via een in die advertentie vermeld telefoonnummer had gemeld, een afspraak voor een ontmoeting en/of bezichtiging van die auto gemaakt althans laten maken en/of -nadat de (aspirant) koper de verkoper van de in de advertentie genoemde auto had ontmoet, zich uitgegeven voor de rechtmatige eigenaar en/althans als een
te goeder trouw zijnde verkoper en/of
-(aan) die (aspirant) koper die/een auto, voorzien van (een) ander(e), niet bij die auto behorend(e) VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/instructieboekje en/of (aldus) voorzien van een valse/andere identiteit, laten zien en/of
-(daarbij/daarmee) gezegd en/of de indruk gewekt dat het in/bij die auto aanwezige VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje /instructieboekje voor die auto was afgegeven en/of (aldus) bij die auto hoorde en/of dat het een "eerlijke" auto betrof en/of
-(vervolgens), nadat er al dan niet over de prijs was onderhandeld en/of er een verkoopprijs, die al dan niet (aanzienlijk) lager lag dan de werkelijke waarde van die auto, overeen was gekomen, die (aspirant) koper meegenomen naar een postkantoor teneinde die auto op naam van die (aspirant) koper te laten overschrijven en/of
-nadat de auto op naam van de (aspirant)koper was overgeschreven, de bij die auto aanwezige papieren en/of sleutels, aan die (aspirant) koper overhandigd, waardoor die (aspirant) koper (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten met betrekking tot (onder andere):
-een Mercedes, type Vito op of omstreeks 4 oktober 2007 in Arnhem, (slachtoffer 4) een geldbedrag van 11.500 euro (XX XX) en/of -een Seat Leon in of omstreeks de periode van 8 november 2007 tot 1 februari 2008 in Amsterdam, (slachtoffer 3) een geldbedrag van een geldbedrag van 8500 euro (XX XX) en/of
-een Volkswagen, type Transporter in of omstreeks de maand oktober 2007 althans in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 april 2008 in Rotterdam, (slachtoffer 1) een geldbedrag van 15.000 euro (XX XX) en/of -een Opel Astra in of omstreeks de periode van 8 tot 11 januari 2008 in Amstedam (slachtoffer 2) een geldbedrag van 7800 euro (XX XX) en/of
-een Peugeot, type 806 in of omstreeks de maand februari 2009 in Capelle aan de IJssel en/of Hillegom (slachtoffer 5) een geldbedrag van 3900 euro (XX XXX);
art 326 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer kentekenbewijzen - zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op (een) kentekenbewijs/kentekenbewijzen
gegevens te weten (onder andere):
-het typegoedkeuringsnummer en/of
-het kenteken en/of
-het VIN-nummer en/of
-het chassisnummer en/of
-het merk en/of type van de auto en/of
-de kleur van de auto en/of
-de datum afgifte van de/het kentekenbewijzen/kentekenbewijs van (onder andere):
-een Mercedes, type Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een Seat Leon (XX XX) (XX-XX-XX)en/of
-een Volkswagen, type Transporter (XX XX) en/of
-een Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een Peugeot, type 806 (XX-XX-XX) (XX XXX)
vermeld terwijl die gegevens (telkens) niet bij die auto('s) hoorde(n) en/of niet voor die auto('s) was/waren afgegeven, zulks met het oogmerk om die/dat kentekenbewijzen/kentekenbewijs en/of (aldus) dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op een om meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) kentekenbewijs/kentekenbewijzen, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat die/dat kentekenbewijs/kentekenbewijzen bij een of meer te verkopen auto's werd(en) gevoegd en/of werd(en) gebruikt om die auto('s) bij een postkantoor op naam
van de koper te laten overschrijven en/of (vervolgens) na de verkoop van die auto('s) aan de koper(s) werd(en) overhandigd en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
(telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die/dat kentekenbewijs/ kentekenbewijzen een of meer gegevens te weten (onder andere):
-het typegoedkeuringsnummer en/of
-het kenteken en/of
-het VIN-nummer en/of
-het chassisnummer en/of
-het merk en/of type van de auto en/of
-de kleur van de auto en/of
-de datum afgifte van de/het kentekenbewijzen/kentekenbewijs
van (onder andere):
-een Mercedes, type Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een Seat Leon (XX XX) (XX-XX-XX)en/of
-een Volkswagen, type Transporter (XX XX) en/of
-een Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een Peugeot, type 806 (XX-XX-XX) (XX XXX)
was/waren vermeld terwijl die gegevens (telkens) niet bij die auto('s) hoorde(n) en/of niet voor die auto('s) was/waren afgegeven;
5.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2005 tot 8 april 2009 in de gemeente Raalte en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer auto's
te weten (onder andere)
-een Mercedes, type Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een Seat Leon (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een Volkswagen, type Transporter (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een Volvo S80 (XX-XX-XX)(XX XXX) en/of
-een Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een Peugeot, type 806 (XX-XX-XX) (XX XXX)
en/of een of meer geldbedragen (welke door de verkoop van die auto('s) was/waren verkregen) en/of een of meer kentekenbewijzen (welke bij die auto('s) was/waren gevoegd) en/of andere voorwerpen/goederen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat op de bij het dossier behorende kruislijst het proces-verbaal met betrekking tot de criminele organisatie niet is aangekruist en verdachte ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet is verhoord over haar vermeende deelname aan een criminele organisatie. Door verdachte rauwelijks te dagvaarden voor deelname aan een criminele organisatie heeft het Openbaar Ministerie in strijd met de goede procesorde gehandeld, zo stelt de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in zijn vervolging. Op grond van de inhoud van de zaakdossiers heeft het Openbaar Ministerie tot vervolging kunnen besluiten. Hetgeen de raadsman van verdachte heeft aangevoerd geeft geen aanleiding tot een ander oordeel.
BEWIJS
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het haar onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de verklaringen van verdachte blijkt dat zij zich in het geheel niet bewust is geweest van het bestaan van een criminele organisatie en dat zij slechts voor (medeverdachte 4) en (medeverdachte 15) auto’s heeft verkocht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is bepalend of er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen. Van belang is daarbij dat sprake is van een vaste rolverdeling, waarin een zekere hiërarchie valt te ontdekken.
In het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de onderhavige strafzaak, is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat een aantal verdachten zich bezig hield met het dupliceren van auto’s, waarbij gestolen auto’s de identiteit van andere, legale auto’s kregen, en dat er kopers zijn opgelicht door deze omgekatte auto’s aan hen te verkopen. Daartoe werden onder andere kentekenbewijzen vervalst.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er in de strafzaak tegen verdachte en haar medeverdachten sprake is van een zodanig gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met als oogmerk het plegen van strafbare feiten, dat van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht kan worden gesproken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er van een dergelijke organisatie sprake is geweest. Uit het dossier blijkt namelijk dat een aantal verdachten zich gedurende langere tijd op grote schaal en systematisch heeft bezig gehouden met het omkatten van gestolen auto’s en het verkopen van die omgekatte auto’s aan derden. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een vaste werkwijze bij het plegen van de strafbare feiten, waarbij verschillende verdachten zich nadrukkelijk bezig houden met verschillende onderdelen van het gehele traject dat de gestolen auto’s afleggen. Zo zijn er verdachten die zich bezighouden met het daadwerkelijk geven van een nieuwe identiteit aan de gestolen auto’s, en er zijn verdachten die zich bij uitstek bezig houden met het gehele verkoopproces. Uit de tapgesprekken blijkt dat er sprake is van een zekere hiërarchie tussen de verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gesteld dat àlle verdachten in dit onderzoek hebben deelgenomen aan de criminele organisatie, doch wel dat de organisatie werd gevormd door een aantal van hen. De rechtbank rekent in ieder geval de verdachten (medverdachte 9), (medeverdachte 2) en (medeverdachte 4) tot deelnemers aan de criminele organisatie, nu zij zich meer dan andere verdachten structureel hebben bezig gehouden met het plegen van de strafbare feiten, waarvan in deze zaak sprake is. De intensiteit van de contacten tussen deze 3 verdachten alsmede de lange periode gedurende welke er sprake is geweest van deze contacten, heeft aan dit oordeel bijgedragen.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of verdachte ook tot de deelnemers behoort. Die vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord.
Uit de bewijsmiddelen is namelijk onvoldoende gebleken dat verdachte een aandeel heeft gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie te weten het verkopen van omgekatte auto’s.
De contacten waarvan is vastgesteld dat verdachte die heeft gehad met (medeverdachte 4) zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende qua frequentie en inhoud om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken. Ook de inhoud van de overige bewijsmiddelen leiden volgens de rechtbank niet tot de conclusie dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Gelet op het voorgaande slaagt het verweer. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De verdachte dient van hetgeen haar onder 2, 3, 4 en 5 voor wat betreft het zaakdossier 285, ten laste is gelegd te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht hetgeen ten aanzien van de zaakdossiers 49, 64, 84, 199 en 59 ten laste is gelegd wettig en overtuigend op de wijze zoals hieronder weergegeven. Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend.
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het haar onder 5 ten laste gelegde, het witwassen, moet worden vrijgesproken omdat hetzelfde feitencomplex ten laste gelegd is onder feit 2, de heling.
De rechtbank overweegt daaromtrent, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010, LJN: BM 4440, als volgt.
Op zichzelf staat noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht eraan in de weg dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen naast heling.
Dit betekent niet dat elke gedraging die in artikel 420bis lid 1 Sr is omschreven onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt. Zo kan, indien het gaat om een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en hem het voorhanden hebben daarvan wordt verweten, de vraag rijzen of zulk enkel voorhanden hebben voldoende is om als witwassen te worden aangemerkt.
Ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, wordt van de witwasser in beginsel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd (maar als heling).
Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft bijgedragen aan het verhullen van de criminele herkomst van de door haar geheelde auto’s zijn de gedragingen van verdachte ook als witwassen aan te merken. Het verweer wordt daarom verworpen.
De verdachte dient van het 1 en 4 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
2.
zij in de periode van 1 oktober 2007 tot 8 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, hierna genoemde auto's en/of kentekenbewijzen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto's wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, te weten (onder andere):
-een in of omstreeks de periode van 25 tot 27 augustus 2007 in Delft weggenomen Mercedes Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een in de periode van 24 tot 26 september 2007 in Pijnacker weggenomen Seat, type Leon (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een op of omstreeks 3 september 2007 in Breda weggenomen witte Volkswagen type Transporter (XX-XX-XX)(XX XX) en/of
-een op of omstreeks 15 november 2007 in Rotterdam weggenomen Volvo S80 (XX-XX-XX)(XX XXX) en/of
-een in de periode van 22 tot 24 november 2007 in Rotterdam weggenomen Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX);
3.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot 8 april 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een
samenweefsel van verdichtsels, hierna genoemde (aspirant) kopers van auto's/personen heeft bewogen tot de afgifte van hierna genoemde geldbedragen, hebbende verdachte en/of haar mededaders toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
-een auto laten voorzien van een andere, niet bij die auto behorend(e), VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/instructieboekje en/of (aldus) (laten) voorzien van een valse/andere identiteit en/of
-die/een auto, voorzien van (een) ander(e), niet bij die auto behorend(e) VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/instructieboekje en/of (aldus) voorzien van een valse/andere identiteit, via een advertentie op www.markplaats.nl, voor een scherpe prijs te koop aangeboden en/of
-nadat een (aspirant) koper zich, via een in die advertentie vermeld telefoonnummer had gemeld, een afspraak voor een ontmoeting en/of bezichtiging van die auto gemaakt althans laten maken en/of
-nadat de (aspirant) koper de verkoper van de in de advertentie genoemde auto had ontmoet, zich uitgegeven voor de rechtmatige eigenaar en/althans als een te goeder trouw zijnde verkoper en/of
-(aan) die (aspirant) koper die/een auto, voorzien van (een) ander(e), niet bij die auto behorend(e) VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/instructieboekje en/of (aldus) voorzien van een valse/andere identiteit, laten zien en/of
-(daarbij/daarmee) gezegd en/of de indruk gewekt dat het in/bij die auto aanwezige VIN-nummer en/of kenteken en/of kentekenplaten en/of kentekenbewijs en/of onderhoudsboekje/ instructieboekje voor die auto was afgegeven en/of (aldus) bij die auto hoorde en/of dat het een "eerlijke" auto betrof en/of
-(vervolgens), nadat er al dan niet over de prijs was onderhandeld en/of er een verkoopprijs, die al dan niet (aanzienlijk) lager lag dan de werkelijke waarde van die auto, overeen was gekomen, die (aspirant) koper meegenomen naar een postkantoor teneinde die auto op naam van die (aspirant) koper te laten overschrijven en/of
-nadat de auto op naam van de (aspirant)koper was overgeschreven, de bij die auto aanwezige papieren en/of sleutels, aan die (aspirant) koper overhandigd, waardoor die (aspirant) koper (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten met betrekking tot (onder andere):
-een Mercedes, type Vito op of omstreeks 4 oktober 2007 in Arnhem, (slachtoffer 4) een geldbedrag van 11.500 euro (XX XX) en
-een Seat Leon in de periode van 8 november 2007 tot 1 februari 2008 in Amsterdam, (slachtoffer 3) een geldbedrag van een geldbedrag van 8500 euro (XX XX) en
-een Volkswagen, type Transporter in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 april 2008 in Rotterdam, (slachtoffer 1) een geldbedrag van 15.000 euro (XX XX) en/of
-een Opel Astra in de periode van 8 tot 11 januari 2008 in Amstedam (slachtoffer 2) een geldbedrag van 7800 euro (XX XX).
4 subsidiair:
zij in de periode van 1 oktober 2007 to 8 april 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste kentekenbewijzen, -elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat die kentekenbewijzen bij te verkopen auto’s werden gevoegd en werden gebruikt om die auto's bij een postkantoor op naam van de koper te laten overschrijven en/of vervolgens na de verkoop van die auto's aan de kopers werden overhandigd en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens valselijk en/of in strijd met de waarheid op die kentekenbewijs/kentekenbewijzen een of meer gegevens te weten (onder andere):
-het typegoedkeuringsnummer en/of
-het kenteken en/of
-het VIN-nummer en/of
-het chassisnummer en/of
-het merk en/of type van de auto en/of
-de kleur van de auto en/of
-de datum afgifte van de/het kentekenbewijzen/kentekenbewijs
van (onder andere):
-een Mercedes, type Vito (XX-XXX-X)(XX XX) en/of
-een Seat Leon (XX XX) (XX-XX-XX)en/of
-een Volkswagen, type Transporter (XX XX) en/of
-een Opel Astra (XX-XX-XX)(XX XX)
waren vermeld terwijl die gegevens telkens niet bij die auto's hoorden en/of niet voor die auto's waren afgegeven;
5.
zij in de periode van 1 oktober 2007 tot 8 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten een auto te weten een Volvo S80 (XX-XX-XX)(XX XXX) en geldbedragen welke door de verkoop van auto's waren verkregen en kentekenbewijzen welke bij die auto's waren gevoegd heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, van die voorwerpen, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar
mededaders wist(en) dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Van het 2, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
2.
Medeplegen van opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Medeplegen van oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
4 subsidiair.
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
5.
Medeplegen van Witwassen,
strafbaar gesteld bij artikel 420 bis van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op te leggen straf in het bijzonder het volgende.
De bewezen verklaarde feiten betreffen ernstige delicten waar de rechtbank zwaar aan tilt. Op zichzelf geven deze feiten aanleiding tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke omvang. De rechtbank hanteert hierbij voor de strafmaat het uitgangspunt van 3 maanden gevangenisstraf per bewezen verklaard zaaksdossier.
In het voordeel van verdachte spreekt echter haar proceshouding, de omstandigheid dat het reclasseringscontact goed verloopt, dat zij goed meewerkt aan de behandeling bij Inforsa, dat zij inmiddels een vaste baan heeft en dat zij thans gemotiveerd lijkt te zijn om te werken aan haar verslaving. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats.
De rechtbank acht termen aanwezig om de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie geëist.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnissen van de politierechter d.d. 27 januari 2011, 27 januari 2010, 8 juli 2009, 20 april 2009, 28 augustus 2009, 12 maart 2009, en 27 mei 2009 terzake van diefstallen is opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2010;
- een de verdachte betreffend voortgangsrapport d.d. 25 januari 2011 uitgebracht door Inforsa;
- een verdachte betreffend voortgangsverslag van GGZ Inforsa JVz Amsterdsam d.d. 13 april 2011.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 56 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 5) (zaakdossier 285):
De rechtbank zal de benadeelde partij (slachtoffer 5) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan de benadeelde partij rechtstreeks schade zou hebben geleden (zaakdossier 285), zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 4) (zaakdossier 49):
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 4) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 5.014,96 vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 4) is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft (kosten voor de bijgemaakte sleutel) niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts terzake van het onder 3 bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 5.014,96 ten behoeve van het (slachtoffer 4)
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 1) (zaakdossier 84):
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 15.000,- vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts terzake van het onder 3 bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 15.000,- ten behoeve van het (slachtoffer 1)
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 2) (zaakdossier 59):
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 7.924,76, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts terzake van het onder 3 bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 7.924,76 ten behoeve van het (slachtoffer 2)
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 3) (zaakdossier 64):
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 3) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 8.500,-, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts terzake van het onder 3 bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 8.500,- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 3)
BESLISSING
Het onder 1 en 4 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 2, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien zulks inhoudt dat hij een behandeling zal ondergaan bij polikliniek ‘Inforsa’, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 180 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 5) (zaakdossier 285):
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 5) in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 4) (zaakdossier 49):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 4) wonende te Gendt, van een bedrag van € 5.014,96 (zegge: vijfduizend veertien euro en zesennegentig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 4 oktober 2007, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5.014,96 ten behoeve van het (slachtoffer 4), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 4) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 4), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 4) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij/zij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 1) (zaakdossier 84):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), wonende te Capelle aan de IJssel, van een bedrag van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 oktober 2007, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 15.000,- ten behoeve van het (slachtoffer 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 105 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 2) (zaakdossier 59):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), wonende te Haarlem, van een bedrag van € 7.924,76 (zegge: zevenduizend vierentwintig euro en zesenzeventig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 januari 2008, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 7.924,76,- ten behoeve van het (slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 74 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij (slachtoffer 3) (zaakdossier 64):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 3), wonende te Amsterdam, van een bedrag van € 8.500,- (zegge: achtduizend vijfhonderd euro euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 november 2007, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 8.500,- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 3), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 77 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 3) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 3), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2011.