ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4516

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173766 - HA ZA 10-972
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en wilsontbreken bij inschrijving voor gemeentelijke werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap en de Gemeente Zwolle over een aanbesteding voor de aanleg van een kunstgras voetbalveld. De eiser, een besloten vennootschap, had een inschrijving gedaan voor het project, maar stelde later dat zij een fout had gemaakt in haar inschrijving, waardoor de aangeboden prijs te laag was. De Gemeente Zwolle had de inschrijving van de eiser geaccepteerd, maar na het openen van de inschrijvingen op 29 april 2010, waaruit bleek dat de inschrijving van de eiser de laagste was, heeft de eiser aangegeven dat er een vergissing was gemaakt. De eiser vorderde primair een verklaring voor recht dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen en subsidiair dat de overeenkomst vernietigbaar was op grond van dwaling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Gemeente Zwolle zich op het vertrouwensbeginsel kon beroepen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de inschrijving van de eiser doordacht was, en dat er geen sprake was van een abnormaal lage inschrijving die aanleiding gaf tot twijfel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van wilsontbreken en dat de gemeente Zwolle niet in haar verdediging was geschaad door de indiening van stukken door de eiser. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en de eiser is veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Zwolle, die zijn begroot op EUR 12.691,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 173766 / HA ZA 10-972
Vonnis van 20 juli 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.L. Appelman te Almere,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ZWOLLE,
zetelend te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. H.P. Plas te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente Zwolle genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek tevens akte houdende wijziging van eis
- de conclusie van dupliek
- de akte houdende producties van de zijde van [eiser]
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente Zwolle heeft bij brief d.d. 7 april 2010 - onder andere - [eiser] uitgenodigd om een prijs op te geven voor het bestek met aanduiding [nummer], welk bestek ziet op de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een kunstgras voetbalveld voor SV Zwolle en de renovatie van een natuurgrasveld van VSW Windesheim, hierna kortweg aan te duiden als: het bestek. In het bestek staat opgenomen dat het gunningscriterium de laagste prijs is. Op de aanbestedingsprocedure is het Aanbestedingsreglement Werken 2005, hierna kortweg aan te duiden als: ARW 2005, van toepassing. Bij het bestek is een model inschrijvingsbiljet gevoegd dat gebruikt dient te worden bij de inschrijving. Bestekspostnummer [nummer] is als volgt opgenomen in het inschrijvingsbiljet:
besteks
post-
nummerOmschrijvingeenheidhoeveelheid
resultaats-
verplichtingprijs per eenheid
in eurototaal bedrag in euro61KUNSTGRASMAT611010aanbrengen kunstgrasm28.606,25 V
2.2. Het door [eiser] ingediende inschrijvingsbiljet is gedateerd 27 april 2010 (door [eiser] wordt in eerste instantie melding gemaakt van een inschrijvingsbiljet gedateerd 29 april 2010, hetgeen een kennelijke verschrijving is). Met betrekking tot bestekspostnummer [nummer] luidt het inschrijvingsbiljet van [eiser] als volgt:
besteks
post-
nummeromschrijvingeenheidhoeveelheid
resultaats-
verplichtingprijs per eenheid
in eurototaal bedrag in euro61KUNSTGRASMAT611010aanbrengen kunstgrasm28.606,25 V28,75247.429,69
2.3. Het openen van de inschrijvingen heeft plaatsgevonden op 29 april 2010. Bij het openen van de inschrijvingen op 29 april 2010 bleek de navolgende rangorde:
[eiser]EUR 452.400,00[A]EUR 505.800,00[B]EUR 514.000,00Grontmij Nederland B.V.EUR 527.800,00Arcadis Regio B.V.EUR 532.500,00[C]EUR 533.000,00
2.4. De inschrijving van [eiser] was de inschrijving met de laagste prijs.
2.5. De gemeente Zwolle heeft na het openen van de inschrijvingen [eiser] verzocht om toezending van een open begroting en een verklaring met betrekking tot het poolinzetgewicht van het kunstgras. De gemeente Zwolle heeft [eiser] daarover gerappelleerd bij e-mail d.d. 18 mei 2010. [eiser] heeft daarop bij e-mail d.d. 18 mei 2010 een deel van de open begroting aan de gemeente Zwolle gezonden. Bij e-mail d.d. 19 mei 2010 heeft [eiser] een verklaring met betrekking tot het poolinzetgewicht van het kunstgras aan de gemeente Zwolle gezonden.
2.6. Op 19 mei 2010 heeft de heer [D] van [eiser] telefonisch contact opgenomen met de heer Florax van de gemeente Zwolle met de mededeling dat er een fout in haar inschrijving was geslopen. Bij e-mail d.d. 20 mei 2010 heeft de gemeente Zwolle de opdracht aan [eiser] gegund.
2.7. Nadien hebben gesprekken tussen partijen plaatsgevonden waarin [eiser] heeft aangegeven dat zij een fout had gemaakt en waarin zij verzocht om een financiële vergoeding. De gemeente Zwolle heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.8. [eiser] is tot uitvoering van de werkzaamheden zoals omschreven in bestek [nummer] overgegaan.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- primair een verklaring voor recht dat tussen [eiser] en de gemeente Zwolle geen overeenkomst voor de uitvoering van de werkzaamheden voorvloeiende uit bestek [nummer] tot stand is gekomen en de gemeente Zwolle te gebieden aan [eiser] een bedrag van
EUR 512.855,00 te betalen zijnde de kosten die [eiser] redelijkerwijs voor de uitvoering heeft moeten maken en
- subsidiair voor recht te verklaren dat de tussen [eiser] en de gemeente Zwolle gesloten overeenkomst voor de uitvoering van de werkzaamheden voortvloeiende uit bestek [nummer] vernietigbaar is op grond van dwaling en de overeenkomst te converteren naar een geldige overeenkomst voor de uitvoering van de werkzaamheden voor een bedrag van
EUR 512.855,00,
- met veroordeling van de gemeente Zwolle in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat zij - naar de rechtbank begrijpt - bij het invullen van het inschrijvingsbiljet een fout heeft gemaakt door bij bestekspostnummer [nummer] de kosten voor het leveren en aanbrengen van de zandfundering en het leveren en aanbrengen van de sporttechnische laag niet mee te nemen, waardoor haar inschrijfsom ongeveer EUR 50.000,00 te laag is. De wil van [eiser] was er evenwel op gericht alle onderdelen aan te bieden althans daarvoor een prijs af te geven. Nu zij dit niet heeft gedaan stemt haar verklaring niet overeen met haar wil, zodat een rechtsgeldig aanbod ontbreekt. Van een gerechtvaardigd vertrouwen van de gemeente Zwolle is geen sprake, omdat zij reeds voor gunning van de opdracht wist dat er sprake was van wilsontbreken aan de zijde van [eiser] en omdat het de gemeente Zwolle zelf ook was opgevallen dat de inschrijfsom van [eiser] evident zeer laag was. Ambtenaren van de gemeente Zwolle hebben dit telefonisch aangegeven. Op de gemeente Zwolle rustte gelet op het vorenstaande op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel en het in het aanbestedingsrecht geldende gelijkheidsbeginsel een onderzoeksplicht, waaraan zij niet heeft voldaan. Het aanbod van [eiser] was bovendien ongeldig omdat het niet aan alle besteksvereisten voldeed. Op grond van het aanbestedingsrecht had de gemeente Zwolle de onvolledige inschrijving van [eiser] terzijde moeten leggen. Op grond van artikel 6:210 lid 2 BW dient de gemeente Zwolle de waarde van de door [eiser] verrichte prestaties te vergoeden welke EUR 512.855,00 bedraagt.
3.3. Voor het geval er wel een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, vordert [eiser] subsidiair een verklaring voor recht dat deze overeenkomst vernietigbaar is op grond van wederzijdse dwaling. De dwaling is gelegen in het feit dat zowel [eiser] als de gemeente Zwolle van de onjuiste vooronderstelling zijn uitgegaan dat alle onderdelen in de inschrijving van [eiser] waren opgenomen en dat alle onderdelen door [eiser] in de inschrijfsom waren verdisconteerd. De vernietigbare overeenkomst dient op grond van artikel 3:42 BW te worden geconverteerd in een geldige overeenkomst.
4. Het verweer
4.1. De gemeente Zwolle betwist dat er een fout is gemaakt door [eiser] en dus dat er sprake is van wilsontbreken. Indien er wel sprake is van wilsontbreken dan komt de gemeente Zwolle een beroep toe op artikel 3:35 BW. Er was geen sprake van een abnormaal lage inschrijving en het verschil in prijs met de eerstvolgende inschrijving kan verschillende oorzaken hebben. Er wordt uitdrukkelijk betwist dat ambtenaren van de gemeente Zwolle tegen [eiser] hebben gezegd dat was opgevallen dat de inschrijving van [eiser] zeer laag was. Van een voor één ieder kenbare vergissing is geen sprake. Het gelijkheidsbeginsel speelt geen rol want van een onvolledige inschrijving, zoals [eiser] stelt, is geen sprake. Ter zake van de vergoeding voert de gemeente Zwolle aan dat het bepalen van de waarde van de prestatie nog niet mogelijk is omdat het werk nog niet gereed is. Bovendien is de door [eiser] gevorderde waarde niet redelijk.
4.2. Van dwaling is geen sprake omdat beide partijen reeds voor het stand komen van de overeenkomst van de fout op de hoogte waren, zodat niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Mocht er wel sprake zijn van dwaling dat dient deze voor rekening van [eiser] te blijven. Indien de overeenkomst eenmaal is vernietigd, is conversie niet meer mogelijk. Overigens is de gevorderde conversie niet redelijk.
4.3. Ten slotte heeft de gemeente Zwolle zich nog beroepen op verrekening.
5. De beoordeling
5.1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de gewijzigde eis van [eiser], nu de gemeente Zwolle geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en deze ook overigens niet in strijd is met de goede procesorde.
5.2. Door [eiser] zijn bij brief d.d. 1 maart 2011 producties in het geding gebracht ten behoeve van het pleidooi. De gemeente Zwolle heeft hiertegen bezwaar gemaakt omdat de producties gelet op artikel 2.9 van het Landelijk rolreglement-rechtbanken te laat zijn ingediend zulks terwijl [eiser] de producties veel eerder in het geding had kunnen brengen. Als gevolg hiervan is de gemeente Zwolle in haar (proces-)belangen geschaad.
5.3. Volgens vaste rechtspraak (HR 3 december 2010, NJ 2010, 650 en HR 29 november 2002, NJ 2004, 172) heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter in een civiele procedure slechts mag beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven. Volgens artikel 2.9 van het Landelijk rolreglement-rechtbanken geldt voor het indienen van stukken ter gelegenheid van een pleidooi een termijn van twee weken. Daarmee is evenwel niet zonder meer gegeven dat indien de stukken te laat zijn toegezonden in de zin van het reglement deze buiten beschouwing moeten blijven. Of dat het geval is, is afhankelijk van overige omstandigheden, waaronder met name de aard en de omvang van de in te brengen stukken.
5.4. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente Zwolle niet in haar verdediging is geschaad, gelet op de aard en de omvang van de stukken. Bovendien heeft de gemeente Zwolle adequaat op de overgelegde stukken gereageerd en heeft zij niet duidelijk gemaakt hoe zij bij eerdere kennisneming van de overgelegde stukken daarop nog beter had kunnen reageren dan zij ter gelegenheid van het pleidooi heeft gedaan. De door [eiser] ingediende stukken bij brief d.d. 1 maart 2011 worden gelet hierop door de rechtbank toegestaan en maken daarmee onderdeel uit van de gedingstukken.
5.5. De vraag die partijen primair verdeeld houdt is of er een overeenkomst tot stand is gekomen.
5.6. De gemeente Zwolle heeft in dat kader in de eerste plaats betwist dat er sprake is van een fout aan de zijde van [eiser] Ter onderbouwing heeft de gemeente Zwolle aangevoerd dat [eiser] inconsistent is in haar betoog over hoe de fout is ontstaan en wanneer de fout is ontstaan. Het uiteindelijk door [eiser] bij pleidooi overgelegde ongedateerde stuk (productie 14) dat gekwalificeerd zou moeten worden als een berekening, is onvoldoende om de door [eiser] gestelde fout te onderbouwen.
5.7. Met het vorenstaande betwist de gemeente Zwolle dat er sprake is van wilsontbreken. De rechtbank is met de gemeente Zwolle van oordeel dat de overgelegde berekening van [eiser] waaruit de fout zou moeten blijken, vragen oproept. Zo ontbreekt een datum op de overgelegde berekening en lijkt het slechts een deel van een veel grotere berekening te betreffen. Daarbij komt dat het bedrag van EUR 28,32 per m2 voor het kunstgras zoals vermeld op de overgelegde berekening niet overeenkomt met het bedrag van EUR 28,75 per m2 zoals vermeld op het inschrijvingsbiljet. Aan de andere kant heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank met de overlegging van de berekening op afdoende wijze aan haar stelplicht voldaan, zodat zij zonodig tot bewijslevering kan worden toegelaten. Gelet op het debat tussen partijen op dit punt is nadere bewijslevering noodzakelijk. Het is echter de vraag of nadere bewijslevering op dit punt kan bijdragen aan de oplossing van het onderhavige geschil. De rechtbank zal daartoe eerst beoordelen of, gesteld dat er sprake is van een wilsontbreken, de gemeente Zwolle zich kan beroepen op het vertrouwensbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:35 BW. Is er sprake van een fout/vergissing aan de zijde van [eiser] dan is de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen immers afhankelijk van het vertrouwen van de gemeente Zwolle.
5.8. Artikel 3:35 BW bepaalt dat tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. Of het vertrouwen gerechtvaardigd is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
5.9. Anders dan [eiser] meent, is voor de vraag of er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen niet zonder meer relevant dat [eiser] vlak voor de gunning de gemeente Zwolle op de hoogte heeft gebracht van de door haar gestelde fout. Bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen is van belang wanneer het vertrouwen bij de gemeente Zwolle is ontstaan. Het vertrouwen zal logischerwijs ontstaan op het moment dat de ontvanger de verklaring bereikt. In dit geval het moment dat de gemeente Zwolle kennis nam van de inhoud van het inschrijvingsbiljet van [eiser] op 29 april 2010. Gesteld noch gebleken is dat in de onderhavige zaak van een ander moment uitgegaan dient te worden, zodat de rechtbank van dit moment uitgaat als het moment dat het vertrouwen bij de gemeente Zwolle is ontstaan. Bezien dient dan ook te worden of dat vertrouwen op dat moment gerechtvaardigd was. Een nadien door [eiser] gedane mededeling omtrent de onjuistheid van haar verklaring kan het op 29 april 2010 bij de gemeente Zwolle ontstane vertrouwen gelet hierop niet meer ongedaan maken. Dit ware anders geweest indien [eiser] de gemeente Zwolle voor het openen van de inschrijvingsbiljetten op de gestelde fout had geattendeerd, in welke geval men aan gerechtvaardigd vertrouwen niet meer toekomt.
5.10. Thans zal de rechtbank beoordelen of het vertrouwen van de gemeente Zwolle in de juistheid van het inschrijvingsbiljet gerechtvaardigd was. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De gemeente Zwolle mocht er in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs op vertrouwen dat het (onherroepelijke) aanbod van [eiser] doordacht was. De hoogte van de inschrijfsom van [eiser] op zich was niet zodanig laag in verhouding tot de andere inschrijvingen dat de gemeente Zwolle reeds om die reden moest uitgaan van een kennelijke fout aan de zijde van [eiser] Gelet hierop doet niet ter zake of de gemeente Zwolle goede verklaringen had voor het verschil in inschrijfsom. Ook zonder verklaringen voor het verschil, is de afwijking met de andere inschrijvingen niet zo groot dat de gemeente Zwolle moest uitgaan van een kennelijke fout. Dat de hoogte van de inschrijfsom op zich geen aanleiding gaf tot twijfel blijkt ook wel uit het feit dat ook [eiser] na het bekend worden van de verschillende inschrijvingen niet gealarmeerd raakte. [eiser] ontdekte de door haar gestelde fout immers pas bij het opstellen van de open begroting en niet reeds bij het bekend worden van de verschillende inschrijfsommen. De hoogte van haar inschrijving was dus ook voor [eiser] zelf geen aanleiding om zich te buigen over de juistheid van haar inschrijving. Waarom het dan voor de gemeente Zwolle wel aanleiding had moeten zijn om nader onderzoek te doen, is onvoldoende onderbouwd door [eiser]
5.11. In dit kader is door [eiser] voorts aangevoerd dat de heer Florax in het telefoongesprek op 19 mei 2010 aan haar heeft bevestigd dat ook de gemeente Zwolle had geconstateerd dat de inschrijving van [eiser] merkwaardigheden / gebreken bevatte. De heer Florax zou, aldus [eiser], het navolgende hebben gezegd: "De kosten voor het kunstgras waren wel heel laag, we dachten dat [eiser] op deze wijze de korting had verwerkt.". Gelet hierop rustte op de gemeente Zwolle een onderzoeksplicht, aldus [eiser] Nu de gemeente Zwolle die heeft geschonden komt haar geen beroep toe op het vertrouwensbeginsel. De gemeente Zwolle heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat de heer Florax de door [eiser] gestelde mededelingen heeft gedaan in het telefoongesprek van 19 mei 2010. De heer Florax heeft tijdens dat gesprek slechts geconstateerd dat bestekpostnummer [nummer] van [eiser] in verhouding tot de andere inschrijvingen lager was. Enig waardeoordeel heeft de heer Florax niet gegeven, aldus de gemeente Zwolle.
5.12. Tussen partijen is niet in dispuut dat op 19 mei 2010 bestekpostnummer [nummer] aan de orde is gekomen en dat deze laag was. [eiser] heeft echter gesteld dat de heer Florax heeft aangegeven dat deze heel laag was, waaraan [eiser] de conclusie verbindt dat de gemeente Zwolle onderzoek had moeten doen. De gemeente Zwolle heeft uitdrukkelijk betwist dat de heer Florax heeft aangegeven dat het bedrag van bestekpostnummer [nummer] heel laag was. Uitgangspunt is dat de gemeente Zwolle ervan uit mag gaan dat de verstrekte gegevens juist zijn. Daarbij is het aanbod van [eiser] gedaan in het kader van een strak omschreven aanbestedingsprocedure met meerdere inschrijvers met als gunningscriterium de laagste prijs. Indien zou komen vast te staan dat de heer Florax heeft gezegd dat het wel heel laag was, dan is deze enkele mededeling op zich - gelet op de context waarin het aanbod door [eiser] is gedaan zoals hiervoor omschreven - onvoldoende om aan te nemen dat de gemeente Zwolle zodanig twijfelde aan de inschrijving van [eiser] dat zij nader onderzoek had moeten doen, daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist die gesteld noch gebleken zijn. Het verschil in prijs met de overige inschrijvers is in ieder geval onvoldoende als bijkomende omstandigheid omdat het verschil niet dermate groot is dat dit op zich al aanleiding geeft tot twijfel. Het bewijs van de door [eiser] gestelde mededeling van de heer Florax kan derhalve niet bijdragen aan een oplossing van het geschil, zodat [eiser] niet tot bewijslevering zal worden toegelaten.
5.13. Door [eiser] is voorts naar voren gebracht dat door [eiser] nog geen volledige en complete open begroting was verstrekt aan de gemeente Zwolle. Voor zover [eiser] hiermee wil betogen dat de gemeente Zwolle niet tot gunning kon overgaan, omdat door [eiser] niet tijdig aan de inschrijvingsvoorwaarden was voldaan, dient dit betoog te worden verworpen. Door de gemeente Zwolle is onbetwist gesteld dat het overleggen van een volledige en complete open begroting geen aanbestedingsrechtelijke eis was. Het stond de gemeente Zwolle dan ook vrij de ontvangst van de open begroting niet af te wachten, zoals zij heeft gedaan. Hieraan kan [eiser] niet de juridische consequentie verbinden dat sprake is van een ongeldige inschrijving die door de gemeente Zwolle terzijde gelegd had moeten worden. Voor zover [eiser] heeft betoogd dat er sprake is van een ongeldige inschrijving die terzijde gelegd had moeten worden omdat deze incompleet was in verband met het ontbreken van twee onderdelen te weten de zandfundering en de sporttechnische laag, faalt ook dat betoog. Het model inschrijvingsbiljet zoals gevoegd bij het bestek is volledig ingevuld door [eiser] Ook waar het bestekpostnummer [nummer] betreft. Daarmee heeft [eiser] aan de inschrijvingsvoorwaarden voldaan. Dat thans blijkt - zoals [eiser] stelt - dat zij niet alle onderdelen in de prijs van bestekpostnummer [nummer] heeft meegenomen, maakt dit niet anders.
5.14. Gelet op het vorenstaande was het vertrouwen van de gemeente Zwolle gerechtvaardigd en verdient zij bescherming in die zin dat er tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Gelet hierop is bewijslevering op het punt van de vraag of [eiser] daadwerkelijk een fout heeft gemaakt niet nodig. Een eventuele fout wordt immers gedekt door het gerechtvaardigde vertrouwen van de gemeente Zwolle. De stellingen en weren van partijen ter zake van de waardevergoeding behoeven geen nadere bespreking. De primaire vorderingen van [eiser] zullen door de rechtbank worden afgewezen.
5.15. Thans komt de rechtbank toe aan de bespreking van de subsidiaire vordering van [eiser] Ter onderbouwing van haar beroep op dwaling voert [eiser] aan dat zij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat zij ook de kosten van de zandfundering en de sporttechnische laag had meegenomen. [eiser] legt hiermee aan haar beroep op dwaling hetzelfde feitencomplex ten grondslag als aan haar beroep op wilsontbreken oftewel oneigenlijke dwaling. Ingeval van dwaling is de wil wel aanwezig maar is deze gebrekkig gevormd door een onjuiste voorstelling van zaken. In casu is geen sprake van een onjuiste voorstelling van zaken maar van een vergissing. [eiser] heeft zich vergist, zoals zij stelt, bij het berekenen van de inschrijfsom. Een dergelijke vergissing is niet te kwalificeren als een onjuiste voorstelling van zaken en wordt niet beheerst door artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Dit ware anders geweest indien het aan de dwaling ten grondslag gelegde feitencomplex was gelegen in een onjuist beeld aan de zijde van [eiser] met betrekking tot de omvang of de inhoud van de opdracht waarop is ingeschreven, doch zulks is gesteld noch gebleken. Gelet op het vorenstaande faalt het beroep op wederzijdse dwaling als onvoldoende feitelijk onderbouwd en zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen. De stellingen en weren van partijen ter zake van de conversie behoeven gelet op het vorenstaande geen nadere besprekingen. De subsidiaire vorderingen van [eiser] zullen eveneens worden afgewezen.
5.16. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente Zwolle worden begroot op:
- vast recht 4.951,00
- salaris advocaat 7.740,00 (3,0 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 12.691,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente Zwolle tot op heden begroot op EUR 12.691,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, mr. I.F. Clement en mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.