ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4314

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653081-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan afpersing met geweld in Deventer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 mei 2011, stond de verdachte terecht voor medeplichtigheid aan afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 18 maart 2010 in Deventer, waar de verdachte samen met een mededader de aangever onder bedreiging en geweld dwong tot de afgifte van halters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigenverklaringen en bewijsstukken gepresenteerd, waaruit bleek dat de verdachte aanwezig was bij de bedreigingen en mishandelingen van de aangever. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte in het geheel van handelingen summier was, en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde, maar achtte het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, rekening houdend met de geringe rol van de verdachte en het ontbreken van een strafrechtelijk verleden. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht, aangezien de angst van de verdachte voor de mededader niet als een dwingende kracht kon worden gekwalificeerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke tenlastelegging en de rol van de verdachte in de context van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653081-10 (P)
Uitspraak: 10 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2010; 23 december 2010 en 26 april 2011.
De verdachte is op 26 april 2011 verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. Zwartjes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(Volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting d.d. 26 april 2011 gewijzigd)
Hij op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer, in een woning, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (slachtoffer) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer halter(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die(slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- opzettelijk dreigend tegen die(slachtoffer) heeft/hebben gezegd:
* “je komt hier niet levend uit deze kamer” en/of
* “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”, en/of
* “je geeft mij jouw bankpas”, en/of
* “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 Euro betalen”, en/of
* “je gaat niet naar buiten, nu wordt je doodgeneukt”, en/of
* “nu kan ik hem doden”, en/of
* “je moet niet denken dat je hier levend vandaan komt”, en/of
- die(slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, (met een broekriem) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt
- die halters naar de woning/het huis van die (slachtoffer) doen brengen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
Hij op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer, in een woning, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer halter(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die(slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-o pzettelijk dreigend tegen die(slachtoffer) heeft/hebben gezegd:
* “je komt hier niet levend uit deze kamer” en/of
* “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”, en/of
* “je geeft mij jouw bankpas”, en/of
* “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 Euro betalen”, en/of
* “je gaat niet naar buiten, nu wordt je doodgeneukt”, en/of
* “nu kan ik hem doden”, en/of
* “je moet niet denken dat je hier levend vandaan komt”, en/of
- die(slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, (met een broekriem) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt
- die halters naar de woning/het huis van die (slachtoffer) doen brengen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
(mededader) op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (Slachtoffer) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer halter(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (mededader) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (mededader)
- opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer) heeft gezegd:
* “je komt hier niet levend uit deze kamer” en/of
* “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”, en/of
* “je geeft mij jouw bankpas”, en/of
* “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 Euro betalen”, en/of
* “je gaat niet naar buiten, nu wordt je doodgeneukt”, en/of
* “nu kan ik hem doden”, en/of
* “je moet niet denken dat je hier levend vandaan komt”, en/of
- die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, (met een broekriem) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt
- die halters naar de woning/het huis van die (slachtoffer) doen brengen;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
met die (mededader) naar de woning van die (slachtoffer) is toegegaan en/of de woning van (slachtoffer) is binnengedrongen/binnengegaan en/of die halter(s) naar de woning van hem, verdachte, te doen brengen;
Althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
(mededader) op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer halter(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (mededader) en/of zijn mededader(s), en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (mededader)
opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer) heeft gezegd:
* “je komt hier niet levend uit deze kamer” en/of
* “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”, en/of
* “je geeft mij jouw bankpas”, en/of
* “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 Euro betalen”, en/of
* “je gaat niet naar buiten, nu wordt je doodgeneukt”, en/of
* “nu kan ik hem doden”, en/of
* “je moet niet denken dat je hier levend vandaan komt”, en/of
Die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, (met een broekriem) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt
Die halters naar de woning/het huis van die(slachtoffer) heeft doen brengen,
Tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
Met die (mededader) naar de woning van die (slachtoffer) is toegegaan en/of de woning van (slachtoffer) is binnengedrongen/binnengegaan en/of die halter(s) naar de woning van hem, verdachte, te doen brengen.
VOORVRAGEN
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard nu volgens de raadsvrouw in het meest subsidiair tenlastegelegde sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het meest subsidiair tenlastegelegde begint met de omschrijving van de situatie van medeplegen en eindigt met de situatie van medeplichtigheid.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het door de raadsvrouw geponeerde verweer overweegt de rechtbank het volgende.
De tenlastelegging heeft allereerst als functie de verdachte te informeren voor welk voorval hij moet terechtstaan, zodat hij weet waartegen hij zich te verdedigen heeft.
Nu het meest subsidiair tenlastegelegde zowel een omschrijving bevat van het medeplegen van als wel de medeplichtigheid aan het tenlastegelegde voorval is naar het oordeel van de rechtbank niet aan die vereiste functie voldaan.
Nu het meest subsidiair tenlastegelegde niet in overeenstemming is met het doel en de strekking van de eisen die artikel 261, eerste lid, Wetboek van Strafvordering stelt aan de tenlastelegging, verklaart de rechtbank de tenlastelegging, voor wat betreft het meest subsidiair tenlastegelegde, nietig.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemd feit ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft vrijspraak bepleit van hetgeen integraal aan haar cliënt ten laste is gelegd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat haar cliënt geen opzet had op het tenlastegelegde feit alsmede geen opzet had op het medeplegen van respectievelijk medeplichtig zijn aan het tenlastegelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende:
Uit de stukken heeft de rechtbank afgeleid dat de rol van verdachte in het geheel van handelingen uiterst summier is geweest. Derhalve is de rechtbank thans onvoldoende gebleken dat verdachte willens en wetens met medeverdachte (mededader) heeft samengewerkt tot het verrichten van de delictueuze gedraging waardoor een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Aangever (Slachtoffer) heeft op 19 maart 2010 ten aanzien van medeverdachte (mededader) en verdachte bij de politie verklaard :
Ik wens aangifte te doen van afpersing en bedreiging en mishandeling .
De verdachte en ik werken op dezelfde slachterij .
Op donderdag 18 maart 2010 omstreeks 17.30 uur kwam ik thuis op de (adres) van mijn werk. Omstreeks 20.30 uur hoorde ik dat er werd aangebeld. Ik zag twee mannen de kamer binnen komen lopen. De naam van de man ken ik niet. De andere man ken ik als (naam 1) Op het moment dat ik beide mannen zag, ben ik opgestaan en weggelopen naar een andere kamer. Vervolgens zag ik dat de man, de verdachte, mijn kamer binnen kwam. Ik hoorde de man tegen mij schelden met de bewoording:”Hoer, lul, nu ben je er geweest en of woorden van gelijke strekking” .
Verdachte verklaarde mij dat hij een verhaal had gehoord over een meisje dat niet waar was. Ik verklaarde de verdachte dat dat niet zo was en dat ik dat niet had gezegd. Ik hoorde dat de verdachte tegen mij zei: “je moet niet liegen, je komt hier niet levend uit deze kamer” . Vervolgens moest ik naast de verdachte gaan zitten. Op het moment dat ik naast verdachte zat, gaf de verdachte mij met zijn linker gebalde vuist een klap op de rechterzijde van mijn gezicht .
Op het moment dat ik op het oefenbankje zat hoorde ik dat verdachte tegen me zei: “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”. Vervolgens hoorde ik dat de verdachte zei: “je geeft mij jouw bankpas” .
Vervolgens hoorde ik dat de verdachte tegen me zei: “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 euro betalen” .
De verdachte zei dat ik alle gewichten in een tas moest stoppen en naar een ander adres moest brengen. Ik heb vervolgens een mandje van mijn collega gepakt en hier de gewichten in gestopt. Ik ben vervolgens met de 2 mannen meegelopen naar een woning 50 meter verwijderd van de woning waar ik verblijf .
Vervolgens stond de verdachte bij de deur en draaide de deur van de woonkamer op slot. Ik was alleen samen met de twee mannen namelijk, de verdachte en (naam 1) in de woonkamer. Ik zag dat de verdachte zijn broekriem uit zijn broek trok. Ik zag dat de verdachte mij twee maal met kracht met zijn rechterarm waarin zijn broekriem zat mij sloeg op de linkerzijde van mijn gezicht .
Nadat dit was gestopt heb ik de verdachte gevraagd of ik mocht plassen. De verdachte liet de deur van het toilet open. Vervolgens in de woonkamer pakte de verdachte mij vast en trapte mij meerdere malen .
Aangever ( Slachtoffer) heeft op 24 maart 2010 aanvullend bij de politie verklaard :
Beide zijn collega’s van mij geweest. Die kale heeft ook een naam. Die heet (mededader).
V: Heeft (naam 1) jou ook bedreigd of geslagen?
A: Die (naam 1) heeft daar niet aan deelgenomen. Hij stond wel toe te kijken. Maar hij heeft wel zijn woning beschikbaar gesteld op het moment dat ik die halters daar naar toe moest brengen .
Medeverdachte (mededader) heeft op 21 maart 2010 bij de politie verklaard :
Vraag:
Wie is (naam 1)?
Antwoord:
Dat is een collega van mijn werk.
Vraag: Wat is zijn roepnaam?
Antwoord:
(naam 1) .
Vraag:
Wat hebt u vorige week donderdagavond gedaan?
Antwoord:
(..) ik ben naar de huis van nummer 15 gegaan om samen met die (slachtoffer) te praten.
Vraag:
Was (naam 1) daar ook bij?
Antwoord:
Ja .
Vraag:
Wat heb je tegen hem gezegd?
Antwoord:
Ik moet zeggen dat ik opgewonden en kwaad was. Ik heb scherpe woorden gebruikt .
Verdachte heeft op 23 maart 2010 bij de politie verklaard :
Vraag:
Waar bent u vorige week donderdagavond geweest?
Antwoord:
In eerste instantie bij de woning van (slachtoffer) (..) en daarna naar mijn woning aan de (adres) .
Vraag:
Toen u daar was, met wie was u daar toen?
Antwoord:
Met (naam 2) .
Vraag:
Heeft (naam 3), (lslachtoffer) bedreigd?
Antwoord:
Ja. Miljoenen woorden. (naam 3)zei: anders wordt je in elkaar geslagen, blijf maar zitten, anders krijg je een pak slaag .
Vraag:
Heeft (naam 3), (slachtoffer) geschopt of geslagen?
Antwoord:
Hij sloeg hem. Op zijn gezicht. Met zijn hand .
Vraag:
We hebben begrepen dat jullie toen naar uw woning gegaan zijn. Waarom zijn jullie daar heen gegaan?
Antwoord:
Omdat (naam 3)wilde dat die halters naar zijn huis gingen. Maar dat was te ver weg. Daarom zei ik, we kunnen wel naar mijn huis gaan en dan kon hij de spullen daar neer leggen .
Antwoord:
In eerste instantie heeft hij die broekriem om zijn hand gedaan. En heeft hem gewoon een paar keer geslagen met de riem .
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 26 april 2011 verklaard:
Ik ben met (mededader) naar het huis van (slachtoffer) gegegaan. Ik wist dat (mededader) hem een beetje bang wilde maken.
In het huis ging (mededader) het conflict aan met (slachtoffer). (mededader) heeft bedreigingen geuit tegen (slachtoffer). Hij heeft hem ook geslagen en (slachtoffer) bevolen alle halters in te pakken en weg te brengen.(slachtoffer) heeft gesmeekt hem te redden waar (mededader) bij was.
(mededader) heeft (slachtoffer) op een gegeven moment met een riem geslagen. (mededader) heeft tegen (slachtoffer) gezegd “hier kom je niet levend uit” .
Met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank voorts nog het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 26 april 2011 verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat (mededader) (slachtoffer) bang wilde maken. Voorts is de rechtbank gebleken dat verdachte samen met de medeverdachte naar het huis van het slachtoffer is gegaan. Verdachte was aanwezig bij de geuite bedreigingen en de mishandelingen. Voorts was verdachte ervan op de hoogte dat de halters niet vrijwillig door (slachtoffer) zijn afgestaan. Tot slot heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij zelf heeft voorgesteld de halters naar zijn huis te brengen.
Gezien voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld en aldus opzettelijk behulpzaam is geweest bij het afpersen van slachtofferslachtoffer, gepleegd door medeverdachte (mededader).
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder het meer subsidiair tenlastegelegde ten laste is gelegd, met dien verstande dat
(mededader) op 18 maart 2010 in de gemeente Deventer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld (Slachtoffer) heeft gedwongen tot de afgifte van meer halter(s), toebehorende aan (Slachtoffer), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (mededader)
- opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer) heeft gezegd:
* “je komt hier niet levend uit deze kamer” en/of
* “dat fitnessmateriaal is allemaal van mij”, en/of
* “je geeft mij jouw bankpas”, en/of
* “je kunt kiezen tussen het fitnessbankje of mij 500 Euro betalen”, en/of
- die (slachtoffer) meermalen, in het gezicht en tegen het hoofd heeft geslagen
- die halters naar de woning/het huis van die (naam 1) doen brengen;
tot bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 maart 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk behulpzaam is geweest door
met die (mededader) naar de woning van die (slachtoffer) is toegegaan en de woning van (slachtoffer) is binnengegaan en die halter(s) naar de woning van hem, verdachte, te doen brengen.
Van het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Medeplichtigheid aan afpersing;
strafbaar gesteld bij de artikelen 48 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte, uit angst voor medeverdachte (mededader) en uit angst dat het voor slachtoffer (slachtoffer) nog erger zou worden, zich niet in staat voelde om in te grijpen. De raadsvrouw heeft derhalve een beroep gedaan op overmacht.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het door de raadsvrouw aangevoerde verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard een “beetje” bang te zijn geweest voor medeverdachte (mededader).
Noch uit het dossier noch uit de verklaringen van verdachte bij de politie of ter terechtzitting heeft de rechtbank echter op kunnen maken dat die angst dusdanig groot was dat deze te typeren was als een kracht, drang of dwang waaraan verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden.
De rechtbank verwerpt derhalve het beroep op overmacht.
Voorts zijn er geen nadere feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis alsmede 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de eventueel op te leggen straf en/of maatregel.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft ingestemd om samen met medeverdachte (mededader) naar slachtoffer (slachtoffer) te gaan terwijl verdachte wist dat (mededader), (slachtoffer) bang wilde maken. De bedreigingen en de mishandelingen die (slachtoffer) later ten deel zijn gevallen zijn gepleegd door (mededader). Ook de afgifte van de halters was niet geïnitieerd door verdachte. Dat verdachte zelf bepaalde handelingen niet heeft verricht doet niet af aan de strafbaarheid van zijn bewezen geachte handelen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat de geringe rol van verdachte daarin moet worden gekwalificeerd als medeplichtigheid aan afpersing in plaats van het medeplegen ervan.
Die kwalificatie, alsmede de geringe rol van verdachte heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte mee laten wegen ter bepaling van de op te leggen straf .
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een aanzienlijk lagere werkstraf dan door de officier van justitie geëist, voldoende is om verdachte de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde in te laten zien. Dit mede gelet op het ontbreken van een strafrechtelijk verleden van de verdachte. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Gezien het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat daarnaast het opleggen van een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats zou zijn.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het meer subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011.
Mr. L.J.C. Hangx voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.