ECLI:NL:RBZLY:2011:BR3878

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/1199
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor dansschool in Dronten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de vestiging van een dansschool aan Het Zwarte Water 10 te Dronten. De verzoekster, A, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Dronten aan belanghebbende B. De vergunning werd verleend op 10 mei 2011, maar verzoekster vorderde schorsing van dit besluit op 20 juni 2011, met de stelling dat de vestiging van de dansschool zou leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Dronten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vraag of er sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau niet afhankelijk is van de concurrentieverhoudingen tussen de dansscholen, maar van de beschikbaarheid van danslessen voor de inwoners van Dronten. De voorzieningenrechter concludeert dat niet aannemelijk is gemaakt dat de vestiging van de dansschool van belanghebbende zal leiden tot een tekort aan danslessen voor de inwoners van Dronten. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat belanghebbende al een dansschool had en dat de aanvraag enkel betrekking had op de verhuizing naar een nieuwe locatie.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/1199
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
A, gevestigd te Dronten, verzoekster,
gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
verweerder,
en
B,
gevestigd te Dronten, belanghebbende,
gemachtigde: mr. J.R. Bügel.
Procesverloop
Belanghebbende heeft op 14 april 2011 een omgevingsvergunning gevraagd voor de vestiging van een dansschool op het perceel aan Het Zwarte Water 10 te Dronten.
Bij besluit van 10 mei 2011 heeft verweerder belanghebbende de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Op 20 juni 2011 heeft verzoekster verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het besluit totdat op het bezwaarschrift is beslist.
Het verzoek is ter zitting van 21 juli 2011 behandeld. Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. van Keeken.
Belanghebbende is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat hij op 3 september 2011 start met zijn dansschool aan Het Zwarte Water 10 te Dronten. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven dat rond die datum ook het besluit op bezwaar zal worden genomen.
Op grond hiervan acht de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang aanwezig.
3. Verzoekster exploiteert sedert 1 juli 2006 een dansschool aan xxx te Dronten. De door belanghebbende beoogde locatie voor de vestiging van zijn dansschool ligt in de directe omgeving van de dansschool van verzoekster.
4. Op het perceel Het Zwarte Water 10 is het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen” van toepassing. Daarin het heeft perceel de bestemming ‘Sport- en bedrijfsdoeleinden’. Ingevolge artikel 4, lid A, onder 1. en 2. van de bij het bestemmingsplan horende voorschriften zijn de voor sport- en bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden bestemd voor sport- en recreatieve doeleinden en voor bedrijven dien zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven.
Een dansschool, zoals belanghebbende die beoogt te vestigen aan Het Zwarte Water 10, valt niet onder de begripsomschrijvingen sport- en recreatieve doeleinden en bedrijf, zodat heet gebruik als dansschool van meergenoemd perceel in strijd is met de algemene gebruiksbepaling in artikel 22, lid A, van de planvoorschriften.
5. Artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wabo bepaalt - kortgezegd - dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Deze gevallen zijn aangewezen bij artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
(hierna: Bor), gelezen in samenhang met artikel 2.7 van het Bor.
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komen ingevolge artikel 4, lid 9, van Bijlage II van het Bor in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: binnen de bebouwde kom en de oppervlakte niet meer dan 1500 m².
Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat hij op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo bevoegd is om belanghebbende een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het pand aan Het Zwarte Water 10 te Dronten als dansschool.
6. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij dermate grote nadelige effecten door de vestiging van een dansschool in de nabijheid van de hare zal ondervinden, dat zij als gevolg daarvan zeer waarschijnlijk geen toekomst meer heeft en zij genoodzaakt zal zijn haar bedrijf te beëindigen. Verweerder heeft het belang van verzoekster op geen enkele wijze afgewogen tegen het belang van de vestiging van de nieuwe dansschool, en dus is er reden om aan te nemen dat het besluit niet in redelijkheid genomen had kunnen worden.
7. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat niet is gebleken van een vestiging van een nieuwe dansschool in Dronten. Belanghebbende had al een dansschool, gevestigd in het Horecacentrum ’t Wisentbos te Dronten. De vestiging aan Het Zwarte Water 10 heeft derhalve uitsluitend betrekking op de verhuizing van de dansschool naar een eigen locatie.
Tijdens de behandeling van de voorlopige voorziening ter zitting is daarbij gebleken dat er in Dronten nog een derde dansschool is.
De door verzoekster aangevoerde argumenten betreffen in de kern de concurrentieverhoudingen tussen de dansschool van verzoekster en de dansschool van belanghebbende. Volgens vaste jurisprudentie vormen concurrentieverhoudingen bij een planologische belangenafweging geen in aanmerking te nemen belang, tenzij zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal voordoen die niet door dwingende redenen wordt gerechtvaardigd.
Voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau komt geen betekenis toe aan de vraag of in casu sprake is van een overaanbod in dansscholen en mogelijke sluiting van een dansschool, maar is het doorslaggevende criterium of voor de inwoners van Dronten een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft, in die zin dat inwoners van Dronten op redelijke afstand danslessen kunnen blijven volgen. Dat van een dergelijke ontwrichting sprake zal zijn, is niet aannemelijk gemaakt.
Op grond hiervan is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder belanghebbende de gevraagde omgevingsvergunning niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Hieruit volgt dat de gevraagde voorlopige voorziening afgewezen wordt.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter
? wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en door hem en Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.