ECLI:NL:RBZLY:2011:BR3142
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel en wijziging van eis in civiele procedure
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om een verzet tegen een dwangbevel dat was opgelegd aan eiser [A] door de gemeente Deventer. De procedure vond plaats op 25 mei 2011, waarbij de rechtbank zich moest buigen over de vraag of zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen na een wijziging van de eis door [A]. De gemeente had gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde, maar [A] refereerde zich aan het standpunt van de gemeente, met de toevoeging dat de rechtbank bevoegd bleef na de wijziging van de eis.
De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid om verzet te doen tegen een dwangbevel, zoals geregeld in artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht, was vervallen door een wetswijziging op 1 juli 2009. Hierdoor kon [A] enkel een executiegeschil aan de burgerlijke rechter voorleggen op basis van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank wees de incidentele vordering van de gemeente af en stelde dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, ondanks de wijziging van de eis.
Daarnaast werd [A] veroordeeld in de kosten van het incident, omdat hij deze nodeloos had veroorzaakt. De rechtbank bepaalde dat de gemeente zich bij akte aanvullend kon uitlaten over de wijziging van de eis in de hoofdzaak. Dit vonnis benadrukt de impact van wetswijzigingen op de rechtsgang en de noodzaak voor partijen om tijdig hun standpunten en vorderingen aan te passen aan de geldende wetgeving.