ECLI:NL:RBZLY:2011:BR3142

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180134 - HA ZA 11-5
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en wijziging van eis in civiele procedure

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om een verzet tegen een dwangbevel dat was opgelegd aan eiser [A] door de gemeente Deventer. De procedure vond plaats op 25 mei 2011, waarbij de rechtbank zich moest buigen over de vraag of zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen na een wijziging van de eis door [A]. De gemeente had gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde, maar [A] refereerde zich aan het standpunt van de gemeente, met de toevoeging dat de rechtbank bevoegd bleef na de wijziging van de eis.

De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid om verzet te doen tegen een dwangbevel, zoals geregeld in artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht, was vervallen door een wetswijziging op 1 juli 2009. Hierdoor kon [A] enkel een executiegeschil aan de burgerlijke rechter voorleggen op basis van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank wees de incidentele vordering van de gemeente af en stelde dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, ondanks de wijziging van de eis.

Daarnaast werd [A] veroordeeld in de kosten van het incident, omdat hij deze nodeloos had veroorzaakt. De rechtbank bepaalde dat de gemeente zich bij akte aanvullend kon uitlaten over de wijziging van de eis in de hoofdzaak. Dit vonnis benadrukt de impact van wetswijzigingen op de rechtsgang en de noodzaak voor partijen om tijdig hun standpunten en vorderingen aan te passen aan de geldende wetgeving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 180134 / HA ZA 11-5
Vonnis in incident van 25 mei 2011
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Apeldoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE DEVENTER,
zetelend te Deventer,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. drs. B.F.J. Bollen te Tilburg.
Partijen zullen hierna [A] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord tevens akte wijziging van eis c.q. wijziging grondslag van eis in de bodemprocedure.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. De gemeente vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [A] refereert zich aan het standpunt van de gemeente, doch concludeert dat de rechtbank na een wijziging van de eis c.q. wijziging van de grondslag van de eis in de hoofdzaak bevoegd is/blijft van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. [A] vordert afwijzing van de incidentele vordering dan wel het daarin niet-ontvankelijk verklaren van de gemeente, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het incident.
2.2. De rechtbank overweegt dat het litigieuze dwangbevel betrekking heeft op een door de gemeente aan [A] opgelegde last onder dwangsom wegens een overtreding die is begaan na 1 juli 2009. In verband hiermee is als gevolg van een wetswijziging per genoemde datum de voorheen in artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde mogelijkheid om tegen een dwangbevel van een bestuursorgaan ter zake van de invordering van een verbeurde dwangsom verzet te doen door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort, vervallen. Sedertdien kan degene aan wie het dwangbevel is uitgevaardigd dat in een executiegeschil op grond van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
2.3. [A] heeft in verband met het vorenstaande zijn eis c.q. grondslag van zijn eis jegens de gemeente, zoals vervat in zijn dagvaarding, gewijzigd, primair strekkende tot het schorsen van de onderhavige executie.
2.4. De gemeente heeft niet (tijdig) doen blijken dat zij in verband met de verandering van eis een beslissing van de rechter wenste te verkrijgen alvorens verder te procederen noch heeft zij tegen die verandering bezwaar gemaakt.
2.5. De rechtbank overweegt dat met inachtneming van de akte tot wijziging van eis c.q. wijziging van de grondslag van de eis haar niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om van de zaak (alsnog) kennis te nemen. Dit brengt mee dat de incidentele vordering van de gemeente zal worden afgewezen.
2.6. De rechtbank zal echter [A] veroordelen in de kosten van het incident, aangezien [A] deze kosten nodeloos heeft veroorzaakt.
2.7. De rechtbank zal in de hoofdzaak de gemeente in de gelegenheid stellen zich bij akte aanvullend op haar conclusie van antwoord uit te laten in verband met de verandering van eis of grond daarvan.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt [A] in de kosten van het incident, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 452,00 (salaris advocaat 1 punt x EUR 452,00), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis alsmede vermeerderd met een bedrag van EUR 131,00 voor nakosten, zonder dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van EUR 68,00 indien en voor zover de veroordeelde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling zal hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend,
3.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 juni 2011 voor akte uitlating van de gemeente als bedoeld in rechtsoverweging 2.7,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.