ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2792

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170687 - HA ZA 10-577
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie inzake schadevergoeding na diefstal van bruidsschat

In deze zaak vorderde eiser, een Afghaanse vluchteling, schadevergoeding van ABN AMRO Schadeverzekering N.V. na diefstal van zijn bruidsschat, bestaande uit kostbare lijfsieraden. Eiser had een inboedelverzekering afgesloten met een verzekerd bedrag van EUR 25.003,-. Na een inbraak op 16 december 2008, waarbij sieraden ter waarde van EUR 26.000,- werden gestolen, bood ABN AMRO slechts EUR 5.000,- aan als schadevergoeding, verwijzend naar de 'Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02', die een maximale dekking voor lijfsieraden van EUR 2.269,- stipuleerden. Eiser betwistte de toepasselijkheid van deze voorwaarden, omdat hij stelde dat deze niet ter hand waren gesteld tijdens het sluiten van de verzekeringsovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO zich niet met succes kon beroepen op de genoemde voorwaarden, omdat deze niet duidelijk waren gecommuniceerd aan eiser. De rechtbank concludeerde dat de schadevergoeding van EUR 15.000,- aan eiser moest worden toegewezen, bovenop de reeds uitgekeerde EUR 5.000,-. Daarnaast werd ABN AMRO veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op EUR 1.735,93 werden begroot. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag werd toegewezen vanaf 21 april 2010, de datum waarop ABN AMRO in verzuim was geraakt. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.M. van Jaarsveld op 23 maart 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 170687 / HA ZA 10-577
Vonnis van 23 maart 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R. van Herwaarden te Amersfoort,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. E. Bos-van den Berg te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2010 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij is in 1983 als vluchteling naar Nederland gekomen.
2.2. [eiser] heeft op 10 februari 2003 op het kantoor van ABN AMRO in [woonplaats] een aanvraag gedaan voor het afsluiten van een inboedelverzekering met een verzekerd bedrag van EUR 25.003,-.
2.3. In de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02" van ABN AMRO is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 3
Omvang van de dekking
[...]
3.C Bijzondere bepalingen
[...]
3.C.9 Garantie tegen onderverzekering
[...]
3C.9.2 Garantie
in geval van een gedekte schadegebeurtenis zal de schade volledig worden vergoed ongeacht of het verzekerde bedrag overeenstemt met de werkelijke waarde. Echter ten aanzien van lijfsieraden, A.V.C.-apparatuur en bijzondere bezittingen wordt, tenzij daarvoor hogere bedragen zijn verzekerd, dekking geboden tot de navolgende maxima:
3.C.9.2.a lijfsieraden tot NLG 5.000,-/EUR 2.269,-; [...]
2.4. Op 30 december 2008 heeft de echtgenote van [eiser] aangifte gedaan van inbraak en diefstal van een houten sieradendoos met inhoud uit de woning van [eiser]. Zij heeft verklaard dat deze sieradendoos gouden sierraden bevatte die zij van haar familie en schoonfamilie heeft gekregen op haar huwelijksdag.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ABN AMRO zal veroordelen:
a. om aan hem binnen twee dagen na de uitspraak van de rechtbank ten titel van schadevergoeding uit verzekeringsovereenkomst te betalen een bedrag van EUR 21.031,00 aanvullende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de datum van het vonnis;
b. om aan hem te betalen de wettelijke rente over het bedrag tot betaling waarvan ABN AMRO ingevolge het onder a. vermelde is veroordeeld, vanaf de datum van de uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening;
c. om aan hem te betalen de buitengerechtelijke kosten ad EUR 1.158,- (+ P.M.), althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
d. in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
3.2. [eiser] baseert zijn vordering - naast hetgeen onder de feiten is vermeld - op de volgende stellingen. Op dinsdag 16 december 2008 is een inbraak gepleegd in de woning van [eiser] waarbij alle lijfsieraden, die de bruidsschat van zijn echtgenote vormden en een totale waarde van EUR 26.000,- vertegenwoordigden, zijn gestolen. ABN AMRO heeft slechts een bedrag van EUR 5.000,- willen vergoeden, hoewel zij op grond van de verzekeringsovereenkomst de gehele schade die [eiser] door de diefstal lijdt, dient te vergoeden.
3.3. ABN AMRO beroept zich op artikel 3.C.9.2.a van de toepasselijke "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02", waarin ten aanzien van lijfsieraden dekking geboden wordt tot een maximum van EUR 2.269,-. ABN AMRO hoefde dus slechts laatstgenoemd bedrag uit te keren. Omdat de maximale dekking sindsdien is verhoogd tot EUR 5.000, - is uit coulance EUR 5.000,- vergoed, aldus ABN AMRO.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. ABN AMRO verweert zich tegen de vordering van [eiser] door te verwijzen naar artikel 3.C.9.2.a van de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02".
4.2. [eiser] stelt dat deze voorwaarden niet van toepassing zijn omdat deze hem niet voor of tijdens het sluiten van de overeenkomst zijn meegedeeld of ter hand zijn gesteld.
4.3. ABN AMRO voert aan dat een aanvraag voor het afsluiten van een inboedelverzekering als volgt verloopt:
"Een medewerker van het ABN AMRO-kantoor vult samen met de klant een elektronisch aanvraagformulier in. De klant kijkt tijdens de aanvraag mee op het beeldscherm en geeft antwoord op de vragen die de medewerker aan hem of haar stelt. Nadat de klant de vragen heeft beantwoord wordt het aanvraagformulier geprint, zodat de gegeven antwoorden ook voor de klant zichtbaar zijn. Vervolgens wordt het ter ondertekening aan de aanvrager voorgelegd. Daarna wordt de aanvraag naar ABN AMRO te Zwolle verstuurd en wanneer geen bijzonderheden blijken wordt aan de aanvrager schriftelijk bericht dat de verzekering is afgesloten, waarbij het verzekeringsbewijs, de voorwaarden en een schademeldingsformulier worden bijgevoegd."
4.4. Indien wordt aangenomen dat het aanvragen van de verzekering door [eiser] is geschied op de door ABN AMRO geschetste wijze, dan blijkt daaruit niet dat de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02" tijdens het sluiten van de verzekeringsovereenkomst ter sprake zijn geweest. Bovendien wordt op het door [eiser] bij dagvaarding overgelegde aanvraagformulier, dat volgens ABN AMRO door [eiser] is ondertekend, niet verwezen naar voorwaarden. Uit de door ABN AMRO voorgestelde gang van zaken blijkt derhalve niet dat de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02" zijn overeengekomen.
Daar komt bij dat, wanneer wordt uitgegaan van de door ABN AMRO weergegeven gang van zaken, de voorwaarden pas zijn toegestuurd samen met het bericht dat de verzekering is afgesloten. De voorwaarden zijn - aldus ABN AMRO - pas ná het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan [eiser] ter hand gesteld. Indien al zou moeten worden aangenomen dat de voorwaarden zijn overeengekomen, zijn deze derhalve vernietigbaar.
Uit het vorenstaande volgt dat de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02" niet van toepassing zijn op de verzekeringsovereenkomst en dat ABN AMRO zich niet met succes kan beroepen op artikel 3.C.9.2.a van deze voorwaarden.
4.5. ABN AMRO heeft aangevoerd dat voormeld artikel 3.C.9.2.a een kernbeding is, omdat het rechtstreeks van invloed is op de omvang van de dekking. Dit verweer moet worden verworpen. Voorop staat dat het begrip "kernbeding" zo beperkt mogelijk moet worden opgevat, waarbij als vuistregel kan worden gesteld dat kernbedingen veelal zullen samenvallen met de essentialia zonder welke een overeenkomst, bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenissen, niet tot stand komt (vgl HR 19 september 1997, NJ 1998, 6). In de onderhavige zaak gaat het om een verzekeringsovereenkomst waarbij de inboedel verzekerd is tot een totaalbedrag van EUR 25.003,00. Artikel 3.C.9.2.a van de "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02" maximeert slechts de dekking voor lijfsieraden. Gesteld noch gebleken is dat dit punt van zo wezenlijke betekenis is dat de overeenkomst zonder dit beding niet tot stand zou zijn gekomen.
4.6. ABN AMRO beroept zich erop dat [eiser] bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet heeft meegedeeld dat tot de inboedel een aantal kostbare lijfsieraden behoorden. Zij voert aan dat bij de aanvraag van een verzekering specifiek wordt gevraagd naar de aanwezigheid van lijfsieraden boven het standaard verzekerde bedrag en dat - indien verzekering boven het standaardbedrag gewenst is - dit wordt afgedrukt op het aanvraagformulier. Nu op het aanvraagformulier van [eiser] een dergelijke vermelding niet voorkomt, is naar de mening van ABN AMRO geen hogere dekking overeengekomen.
De rechtbank overweegt dat op het aanvraagformulier niet wordt verwezen naar de voorwaarden waarin de standaard verzekerde bedrag is bepaald. [eiser] kon noch hoefde er dus op bedacht te zijn dat het verzekerde bedrag met betrekking tot lijfsieraden aan een maximum zou zijn gebonden. In dat licht is niet van belang of [eiser] bij het afsluiten van de verzekering aan de baliemedewerkster heeft meegedeeld dat het met name ging om de verzekering van een aantal kostbare lijfsieraden en kan ABN AMRO zich er niet met succes op beroepen dat op het aanvraagformulier niet is vermeld dat lijfsieraden aanwezig zijn boven het standaard verzekerde bedrag.
4.7. ABN AMRO voert voorts aan dat op de door [eiser] op 1 september 2006 ingevulde "Inboedelgarantiemeter" niet zichtbaar is dat [eiser] meer lijfsieraden dan het standaardbedrag verzekerd wilde hebben, hoewel volgens haar in het wijzigingsformulier expliciet de vraag wordt gesteld naar aanwezigheid van lijfsieraden boven het standaardbedrag van EUR 2.269,-. Ook dit verweer kan haar niet baten. Het (als productie 3 bij dagvaarding) overgelegde wijzigingsformulier van 1 september 2006 bevat geen specifieke vraag met betrekking tot lijfsieraden. ABN AMRO heeft geen (andere) stukken overgelegd waaruit blijkt dat in 2006 specifiek is gevraagd naar sieraden. Bovendien wordt ook op dit (wijzigings)formulier niet verwezen naar het "Speciale voorwaarden Pakket 1994 Inboedelverzekering 1-02".
4.8. De waarde van de sieraden op het moment van de inbraak was volgens [eiser] EUR 26.000,- . ABN AMRO betwist dat de hoogte van de door [eiser] geleden schade groter is dan de door haar uitgekeerde EUR 5.000,-.
4.9. In het "Rapport van expertise" van CED Nomad van 7 januari 2009, dat (kennelijk) in opdracht van ABN AMRO is opgesteld, is onder meer het volgende vermeld:
SCHADE-OMVANG
De schade omvat een forse hoeveelheid sieraden.
Volgens verzekerde betreft de waarde hiervan circa e. 20.000,00
[...]
AANTOONBAARHEID
Verzekerde heeft aanschafnota's en foto's overgelegd van de lijfsieraden.
[...]
4.10. Gelet op het vermelde in het rapport van CED Nomad, heeft ABN AMRO haar verweer dat de schade niet hoger is dan EUR 5.000,- onvoldoende onderbouwd.
[eiser] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de waarde van de gestolen sieraden meer bedroeg dan het in het rapport vermelde, en door hemzelf aanvankelijk kennelijk genoemde bedrag van EUR 20.000,-. De rechtbank zal daarom uitgaan van laatstgenoemde waarde. Tussen partijen staat vast dat ABN AMRO reeds een bedrag van EUR 5.000,- heeft uitgekeerd, zodat de schade van [eiser] nog EUR 15.000,- bedraagt.
4.11. Uit het vorenstaande volgt dat een bedrag van EUR 15.000,- zal worden toegewezen. Wettelijke rente is gevorderd vanaf 21 april 2010. Nu vast staat dat ABN AMRO bij brief van 26 maart 2010 is gesommeerd tot betaling op uiterlijk 31 maart 2010, is zij vanaf 1 april 2010 in verzuim. De rente zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.12. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.13. Als de in het ongelijk gestelde partij zal ABN AMRO worden veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op
explootkosten EUR 87,93
vast recht EUR 119,00
in debet gesteld vast recht EUR 371,00
advocaatkosten EUR 1.158,00(2 x tarief EUR 579,00)
totaal EUR 1.735,93
Aangezien [eiser] procedeert met een toevoeging, dienen deze bedragen te worden uitbetaald aan de griffier van de rechtbank.
4.14. De nakosten, waarvan [eiser] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt ABN AMRO om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 15.000,00 (vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 21 april 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt ABN AMRO in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.735,93,
5.3. veroordeelt ABN AMRO in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. bepaalt dat de in de rechtsoverwegingen 5.2. en 5.3. vermelde kosten dienen te worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 5699.90.734 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.