ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2622

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.661012-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens gewapende overval en afpersing met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een cafetaria op 25 februari 2011. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W. Flokstra, verscheen op de inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de cafetaria is binnengegaan, waar zij de medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De rechtbank heeft de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht, op basis van psychologische en psychiatrische rapporten die een gedragsstoornis en zwakbegaafdheid vaststelden. De rechtbank heeft besloten tot een combinatie van onvoorwaardelijke jeugddetentie en een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte de nodige begeleiding te bieden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de overval. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 150 dagen jeugddetentie en de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.661012-11 (P)
Uitspraak: 14 juli 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [wo[plaats],
thans verblijvende in de [jeugdinrichting].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van 12 mei 2011, waarbij de verdachte en zijn raadsman niet zijn verschenen.
De inhoudelijke behandeling heeft op 30 juni 2011 plaatsgevonden, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Flokstra, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkelpand) cafetaria, genaamd:"[naam[naam cafetaria]" aan de [adres] [nummer], heeft/hebben weggenomen euro 793,80, in ieder geval enig geldbedrag en/of een of meer pakje(s) sigarette(n), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde p[verbalisant 1] en/of [benadeelde partij 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 25 februari 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van euro 793,80, in elk geval enig geldbedrag en/of een of meer pakjes sigarette(n) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar voornoemd winkelpand/cafetaria is/zijn toegegaan en/of
- (vervolgens) is/zijn naar binnen gegaan en/of
- (onverhoeds) achter de verkoopbalie is/zijn gelopen en/of
- naar [benadeelde partij 1] is gelopen en/of
- met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of hierbij een of meermalen tegen die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd:"Dit is een overval"en/of "Ik wil geld" en/of "Is er nog iemand in de zaak" en/of
- (vervolgens) die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen om naar de collega van die [benadeelde partij 1], genaamd, [benadeelde partij 2] te lopen en/of het pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gericht en/of
- [benadeelde partij 1] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) tevens (met kracht) die [benadeelde partij 1] in de nek/hals, in ieder geval in/bij het lichaam heeft/hebben vastgepakt/geknepen en/of (met kracht) overeind heeft/hebben getrokken en/of vooruit heeft/hebben geduwd en/of
- (vervolgens) tegen die [benadeelde partij 2] dreigend heeft/hebben gezegd:"Op je knieën" en/of "Ga op de grond liggen", (waarop die [benadeelde partij 2] op de knieën is gaan zitten en de handen en het hoofd op/tegen de grond heeft gelegd) en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] dreigend heeft/hebben gezegd:"Nee jij moet meekomen" en/of "Hier komen jij", waarop verdachte en of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen om mee naar de kassa te lopen en/of
- (waarna die [benadeelde partij 1] geld uit de kassa heeft moeten halen en/of in een plastic zakje heeft gedaan) en/of
- (terwijl die [benadeelde partij 1] het geld in het plastic zakje en/of tas deed), met het vuurwapen/pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht heeft/hebben gehouden op die [benadeelde partij 1] en/of tegen die [benadeelde partij 1] een of meermalen heeft/hebben gezegd:"Kassa leeg" en/of Schiet op, schiet op" en/of "Je moet opschieten anders gaan er gaten vallen" en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) het plastic zakje en/of tas met geld uit de handen van die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gerukt en/of
- een of meer rol(len) met kleingeld uit de kassa heeft/hebben genomen en/of
- een of meer pakje(s) sigarette(n) heeft/hebben weggenomen en/of vervolgens in het plastic zakje met geld heeft/hebben gedaan.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 25 februari 2011 omstreeks 20:29 uur vernemen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat een gewapende overval heeft plaatsgevonden op de snackbar ‘[naam cafetaria]’ gelegen aan de [adres] te [plaats]. Ter hoogte van de [adres] treffen verbalisanten een medewerker van de snackbar ([benadeelde partij 1]) en een getuige ([getuige 1]) aan die achter de verdachten waren aangerend. De getuige deelt de verbalisanten mee dat de verdachten een van de tuinen gelegen aan de straat [adres] zijn ingegaan. Direct daarop is de omgeving afgezet en is met een hondenbegeleider de vermoedelijke looproute van verdachten afgespeurd. Ter hoogte van [adres] [nummer] slaat de hond aan. Kort daarna ziet verbalisant [verbalisant 3] twee manspersonen, naar later blijkt verdachte en medeverdachte, bij perceel [nummer] van [adres] lopen. Daarop zijn verdachte en medeverdachte aangehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiftes van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de verklaringen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van pakjes sigaretten door middel van geweld en bedreiging met geweld en dat hij [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot afgifte door middel van geweld en bedreiging met geweld (op de wijze zoals blijkt uit de bewezenverklaring) van een geldbedrag van in totaal € 793,80 toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Verdachte heeft het hem ten laste gelegde ter terechtzitting bekend.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij met medeverdachte [medeverdachte ] nauw en bewust heeft samengewerkt teneinde de onderhavige overval te doen slagen.
Gelet op de hiervoor genoemde verklaring van verdachte, de verklaring van [benadeelde partij 1] , de verklaring van [getuige 1] , de verklaring van [getuige 2] en de verklaring van medeverdachte , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval op cafetaria “[naam cafetaria]” tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft begaan.
De rechtbank acht gelet op voorgaande bewijsmiddelen het eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
5. DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte het eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 25 februari 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een cafetaria, genaamd:"[naam cafetaria]" aan de [adres] [nummer], hebben weggenomen pakjes sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
hij op 25 februari 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van euro 793,80, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- naar voornoemd cafetaria zijn toegegaan en
- (vervolgens) is naar binnen gegaan en
- (onverhoeds) achter de verkoopbalie is gelopen en
- naar [benadeelde partij 1] is gelopen en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en hierbij meermalen tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd:"Dit is een overval" en "Ik wil geld" en "Is er nog iemand in de zaak" en
- (vervolgens) die [benadeelde partij 1] heeft gedwongen om naar de collega van die [benadeelde partij 1], genaamd, [benadeelde partij 2] te lopen en
- (vervolgens) tegen die [benadeelde partij 2] dreigend heeft gezegd:"Op je knieën" en "Ga op de grond liggen", (waarop die [benadeelde partij 2] op de knieën is gaan zitten en de handen en het hoofd op de grond heeft gelegd) en
- tegen die [benadeelde partij 1] dreigend heeft gezegd:"Nee jij moet meekomen", waarop verdachte die [benadeelde partij 1] heeft gedwongen om mee naar de kassa te lopen en
- (terwijl die [benadeelde partij 1] het geld in het plastic zakje deed), met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht heeft gehouden op die [benadeelde partij 1] en tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd:"Kassa leeg" en Schiet op, schiet op" en
- verdachte het plastic zakje met geld uit de handen van die [benadeelde partij 1] heeft gerukt.
Van het eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten.
7. DE STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Eerste cumulatief/alternatief:
Diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Tweede cumulatief/alternatief:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
9. DE STRAFOPLEGGING
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen tot 150 dagen jeugddetentie, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen. Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming daartoe is onvoldoende gemotiveerd, geeft geen invulling aan de maatregel en niet kan worden onderbouwd waarom een onvoorwaardelijke maatregel geïndiceerd is terwijl de deskundigen daartoe niet adviseren.
De raadsman heeft verzocht een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, althans een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met invulling zoals Bureau Jeugdzorg heeft voorgesteld.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte een overval gepleegd. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte degene is geweest die daadwerkelijk de snackbar is binnengegaan en daar twee medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd.
Het is algemeen bekend dat een overval voor slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring is (hetgeen ook blijkt uit de toelichting van de vorderingen van de benadeelde partijen), waarvan zij veelal nog langere tijd na het voorval de gevolgen ondervinden. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan. Daarbij komt dat het handelen van verdachte in de maatschappij zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
Naast deze voornamelijk psychische gevolgen voor de medewerkers heeft de overval ook financiële schade aan de eigenaren van de snackbar toegebracht.
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een psychologisch rapport (Pro Justitia) d.d. 31 mei 2011, uitgebracht door drs. S.A. Moonen, GZ psycholoog en een psychiatrisch rapport (Pro Justitia) d.d. 27 mei 2011, uitgebracht door drs. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater.
Het psychiatrisch onderzoek van deskundige drs. Broekman houdt als conclusie onder meer in dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie, ernstig van aard en van zwakbegaafdheid. Aangaande de persoonlijkheidsontwikkeling worden al duidelijk kenmerken gesignaleerd verwijzend naar een persoonlijkheidsstoornis uit het cluster B persoonlijkheidsstoornis (overwegend antisociaal) in ontwikkeling. Er is gebrek aan empathie, geen probleembesef, handelend uit louter eigenbelang en gebrekkige gewetensfunctie. Verdachte toont een handelingspatroon waarin agressieve impulsen niet afdoende worden afgeweerd en waarin hij zich laat gaan in ongewenst agressief gedrag om zichzelf te bevoordelen. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. Volgens de psychiater kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor de delicten waarvan hij verdacht wordt.
Ook het psychologisch onderzoek van de deskundige drs. Moonen houdt als conclusie onder meer in dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en oppositionele kenmerken, en zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hier sprake van. De psycholoog is – evenals de psychiater – van oordeel dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor de delicten waarvan hij verdacht wordt.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in de voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat het bewezen verklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
Volgens de psycholoog drs. Moonen zijn gebrek aan berouw, omgang met criminele (oudere) jongeren, onrealistische ambities, egocentrisme en hedonisme, gebrek aan probleembesef en lijdensdruk, verminderd in- en overzicht in/op het eigen gedrag en een neiging tot heimelijkheid factoren die mede van belang zijn voor de kans op recidive. De kans op recidive kan beperkt worden, teneinde een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte te bevorderen, door intensieve praktische begeleiding en hulpverlening in een streng juridisch kader. Verdachte heeft op alle terreinen hulp nodig, te weten wonen, school/werk, middelengebruik, schulden en invulling van vrije tijd. De psycholoog heeft derhalve geadviseerd een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Daarbij is tevens opgemerkt dat vanuit gedragsdeskundig oogpunt wordt benadrukt om streng en consequent toezicht te houden op naleving van voorwaarden.
Ook de psychiater drs. Broekman heeft geadviseerd tot oplegging van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen om het recidiverisico te verkleinen. Intensieve begeleiding/behandeling is nodig binnen een stevig strafrechtelijk kader. Het organiseren van adequate dagbesteding, wonen elders dan [plaats], verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag en positieve activiteiten ontwikkelen zijn belangrijke aandachtspunten.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de op te leggen strafmodaliteit op de daarvoor in de voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat op grond van deze rapporten een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen een passende en geboden straf is. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om af te wijken van deze adviezen. Het belang van een behandeling in de leefgebieden zoals door voornoemde deskundigen beschreven strookt niet met een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, daar behandeling van verdachte voorop dient te staan met een streng juridisch kader, waarbij streng en consequent toezicht wordt gehouden op naleving van de voorwaarden.
Door mevrouw G. van Pijkeren, jeugdreclasseerder van Bureau Jeugdzorg/Jeugdreclassering is ter terechtzitting van 30 juni 2011 geoordeeld dat de opgestelde voorwaarden in het kader van de door haar geadviseerde gedragsbeïnvloedende maatregel tevens toegepast kunnen worden in het kader van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank zal derhalve de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen invulling geven op de wijze zoals weergegeven in de adviesrapportage Jeugdreclassering d.d. 8 juni 2011, uitgebracht door G. van Pijkeren, jeugdreclasseerder van Bureau Jeugdzorg/Jeugdreclassering.
De rechtbank overweegt dat er wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van een (voorwaardelijke) maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, nu voor de ten laste gelegde misdrijven voorlopige hechtenis is toegelaten, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast het opleggen van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijk op te leggen jeugddetentie passend en geboden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 juni 2011 en de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
10. DE BENADEELDE PARTIJEN
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [benadeelde partij 1] – daartoe vertegenwoordigd [vertegenwoordiger] – en [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van respectievelijk € 750,00 en € 850,00.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hoofdelijk toe te wijzen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] rechtstreeks schade hebben geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van respectievelijk € 750,00 en € 850,00.
De vordering van de benadeelde partijen, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 750,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] en € 850,00 ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2].
11. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Flevoland, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt:
* meewerken aan een zelfstandigheidstraining bij Vast en Verder Lelystad of soortgelijke instelling:
* individuele behandeling en ouderbegeleiding bij Traverse te Lelystad of soortelijke instelling:
* meewerken aan urinecontroles en behandeling (indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk oordeelt) bij Tactus verslavingszorg:
* ITB Harde Kern voor de duur van een jaar:
* geen gebruik van verdovende middelen;
Ten aanzien van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] – daartoe vertegenwoordigd [vertegenwoordiger] –, wonende te [plaats], van een bedrag van
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 750,00 ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
[benadeelde partij 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [plaats], van een bedrag van € 850,00 (zegge: achthondervijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 850,00 ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. G. Blomsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. R.M. van Vuure en mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees en mr. S.J. Verheij-de Vries als griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2011.
Mr. W.F. Roelink voornoemd was buiten staat het vonnis te ondertekenen.