ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2027

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440178-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding voorlopige hechtenis na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding naar aanleiding van een voorlopige hechtenis. De verzoeker, die op 16 september 2010 was vrijgesproken van doodslag in vereniging, vroeg om vergoeding van immateriële schade die hij zou hebben geleden door zijn detentie. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoeker vrijgesproken was, deze vrijspraak voortkwam uit de onduidelijkheid over de ware toedracht van de gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de schadevergoeding toe te kennen, omdat de verzoeker zelf had verklaard het slachtoffer te hebben verwond met een mes. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker verantwoordelijk was voor de verlenging van zijn voorlopige hechtenis door zijn eigen procespositie. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de verzoeker onschuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen door de rechters W.P.M. Elderman, F. Koster en A.J. Louter, in aanwezigheid van griffier L. Pieters.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Strafraadkamer
Parketnr. : 07.440178-08
Rekestnr. : 10/1047 en 10/1148
Datum : 23 maart 2011
Beschikking op het verzoek ingevolge artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ter griffie ingekomen op 3 december 2010, van:
(verdachte) ,
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres) .
Verzoeker vraagt vergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de zaak met opgemeld parketnummer als bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en van de gemaakte kosten ten behoeve van het indienen van het verzoekschrift door de raadsman op basis van art. 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer op 9 maart 2011, waar verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding. Subsidiair heeft de officier van justitie de toewijzing van het verzoek gevorderd voor een bedrag dat vele malen lager ligt dan het verzochte.
De raadsman heeft primair de toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding bepleit zoals het is ingediend, te weten een vergoeding van tweehonderd euro per dag dat verzoeker in detentie heeft gezeten, nu hij door de detentie ernstige psychische klachten heeft ontwikkeld en dit ondersteund wordt door het door dhr. Koning van Dimence opgestelde rapport. Subsidiair heeft de raadman de toewijzing van het verzoek bepleit voor een bedrag nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
MOTIVERING
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op de onderhavige zaak betrekking hebbende strafdossier met opgemeld parketnummer.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, namelijk door vrijspraak.
Het verzoek is voorts tijdig ingediend, binnen drie maanden nadat de zaak is geëindigd.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van de verzochte vergoeding. Verdachte is weliswaar op 16 september 2010 vrijgesproken van de hem ten laste gelegde doodslag in vereniging, maar uit de uitspraak van deze rechtbank van 16 september 2010 komt naar voren dat deze vrijspraak slechts het gevolg is van de twijfel die voortvloeit uit de door verdachte zelf en diens verwanten in het leven geroepen onduidelijkheid over de ware toedracht van het gebeurde.
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen op het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht, zijn, zoals uit het vonnis blijkt, verschillende scenario’s mogelijk gebleken, die elkaar uitsluiten en ieder voor zich onvoldoende ondersteund worden door onafhankelijk bewijs, waardoor niet is vast te stellen wat er zich precies heeft afgespeeld tussen de verschillende in de woonwagen aanwezige personen. Niet is vast te stellen in hoeverre verzoeker in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is te houden van de toen ten laste gelegde gedraging. Uit de vrijspraak hoeft op basis van deze omstandigheden niet per definitie van de onschuld van de gewezen verzoeker te worden uitgegaan. Dit klemt te meer, nu verdachte zelf heeft verklaard het slachtoffer te hebben verwond met een mes. Door de bekennende verklaring van verdachte alsmede de door hem gekozen procespositie heeft de voorlopige hechtenis langer heeft moeten duren. Weliswaar is verzoeker vrij zijn processuele positie naar eigen goeddunken in te richten, maar de consequenties daarvan komen in de schadevergoedingsprocedure voor risico van de gewezen verdachte. De rechtbank ziet op basis van het vonnis geen aanleiding om verzoeker zijn verzoek om schadevergoeding voor de ondergane detentie toe te wijzen.
BESLISSING
De rechtbank wijst het verzoek af.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van L. Pieters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2011.
Mr. A.J. Louter en L. Pieters zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.