ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2014

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/1262
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening tegen besluit verlenging buitengewoon verlof en verzoek terugplaatsing in functie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.M.C. Verheyden, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Korpsbeheerder van de Landelijke Politiediensten, waarbij zijn buitengewoon verlof was verlengd tot en met 17 juni 2011. Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening om weer toegelaten te worden tot zijn functie als observatierechercheur, nadat zijn buitengewoon verlof was beëindigd. De voorzieningenrechter heeft op 11 juli 2011 de zaak behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. A. Kho.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, nu het buitengewoon verlof was beëindigd, was het doel van verzoeker met het verzoek al bereikt. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer was, omdat verzoeker met het verzoek om terugplaatsing in zijn functie niet kon worden geholpen, gezien het feit dat hem tijdelijk een andere functie was opgedragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, als voorzieningenrechter, en drs. M.P. de Zwart als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/1262
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker],
wonende te Zwartsluis, verzoeker,
gemachtigde: mr. S.M.C. Verheyden,
en
De Korpsbeheerder van de Landelijke Politiediensten,
gevestigd te Driebergen, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2011 heeft verweerder het aan eiser verleende buitengewoon verlof verlengd tot en met 17 juni 2011. Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt op 21 juni 2011. Op 27 juni 2011 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het bevoegd gezag wordt gelast verzoeker weer toe te laten tot zijn functie.
Het verzoek is ter zitting van 11 juli 2011 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Kho.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Bij besluit van 5 juli 2011 heeft verweerder aan verzoeker op grond van artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie tijdelijk een andere functie opgedragen. Tevens is bij dit besluit het verleende buitengewoon verlof beëindigd. De rechter ziet zich daarom vooreerst gesteld voor de vraag of in dit geval sprake is van de in artikel 8:81 van de Awb genoemde onverwijlde spoed.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een spoedeisend belang ontbreekt omdat het verlof is opgeheven. Verzoeker acht een dergelijk belang wel aanwezig en heeft er daartoe op gewezen dat in het verzoek om een voorlopige voorziening tevens is verzocht te bepalen dat verzoeker wordt toegelaten tot zijn eigen functie. Elke dag dat verzoeker langer buiten zijn vroegere team blijft, kan hij zich niet verder in dat werk bekwamen en wordt zijn geloofwaardigheid als lid van dat team aangetast.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu het buitengewoon verlof is beëindigd, en in zoverre is bereikt wat verzoeker met het verzoek heeft beoogd, van een spoedeisend belang in voorbedoelde zin geen sprake is. Weliswaar beoogde verzoeker met dit verzoek tevens om weer te worden toegelaten tot de functie van observatierechercheur, maar dat kan met onderhavig verzoek niet worden bereikt. Bij besluit van 5 juli 2011 heeft verweerder immers aan verzoeker tijdelijk een andere functie opgedragen, met ingang van 7 juli 2011. Zolang verweerder dit besluit handhaaft, dan wel de rechtsgevolgen van dit besluit niet door de voorzieningenrechter zijn geschorst, is toelating tot de functie niet aan de orde. Het schorsen van de rechtsgevolgen van het besluit van 5 juli 2011 is in het kader van onderhavig verzoek, dat enkel betrekking heeft op het buitengewoon verlof, niet mogelijk. Verzoeker zal dit in een aparte procedure, die inmiddels door hem is gestart, aan de orde moeten stellen.
5. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en door hem en drs. M.P. de Zwart als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011.