ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2013

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653327-10 en 07650068-10 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak betreffende meerdere diefstallen met braak en medeplegen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 april 2011, zijn de verdachten aangeklaagd voor meerdere diefstallen met braak. De rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 07.653327-10 en 07.653056-11 gevoegd. De verdachte is beschuldigd van het plegen van diefstallen in verschillende instellingen, waaronder scholen en een verzorgingshuis, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Tijdens de zittingen op 23 en 31 maart 2011 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, wat leidde tot een bekennende verklaring. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaar geëist, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De verdediging pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar de spijt van de verdachte en zijn wens om zijn leven te beteren. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade voortvloeide uit een ad informandum gevoegd feit dat vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving was gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een substantiële straf, terwijl ook de mogelijkheid van rehabilitatie van de verdachte in overweging is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.653327-10 en 07.653056-11(gev. ttz) (P)
Uitspraak: 14 april 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres),
thans verblijvende in de (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2011 en 31 maart 2011.
Op 31 maart 2011 is de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Doedens.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.653327-10 en 07.653056-11 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 december 2010 in de gemeente Deventer tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw aan de Arkelstein heeft
weggenomen een pot en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de stichting Carmelcollege (Etty Hillesum Lyceum, locatie
Arkelstein), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 09 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw aan de Koningin
Wilhelminalaan heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de IDBS de Horizon, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 09 december 2010 in de gemeente
Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
verzorgingshuis aan Het Laar heeft weggenomen een beamer, een dvd-speler en/of
een videorecorder, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Bejaardenhuis Bloemendal, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
4.
hij op of omstreeks 10 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw aan de Smyrnastraat
heeft weggenomen een laptoptas en/of een laptop, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de Openbare basisschool De Mozaiek, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 06 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk
Saab, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam 1),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de
weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel;
6.
hij op of omstreeks 06 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen autosleutels, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam 1), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
7.
hij op of omstreeks 10 december 2010 te Schalkhaar, gemeente Deventer, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de kantine van een manege aan
de Oerdijk heeft weggenomen één of meer flesjes bier en/of snoepgoed, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Manege Schalkhaar BV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming.
(Parketnummer 07.653327-10)
8.
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Twello, gemeente Voorst, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Parketnummer 07.653056-11)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert, gelet op de voeging van beide dagvaardingen, het bij dagvaarding met parketnummer 07.653327-10 onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde en het bij dagvaarding met parketnummer 07.653056-11 onder 1 ten laste gelegde als de feiten 1 tot en met 8.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten en de ad informandum ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende aangiften tezamen met de bekennende verklaring afgelegd door verdachte ter terechtzitting en bij de politie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder parketnummers 07.653327-10 en 07.653056-11 onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde onder de feiten 1 tot en met 8 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 3), namens Stichting Carmelcollege;
• De bekennende verklaring van verdachte bij de politie;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 4), namens IDBD de Horizon;
• De bekennende verklaring van verdachte bij de politie;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 5);
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 6), namens Openbare Basisschool De Mozaiek;
• Bekennende verklaring verdachte bij de politie;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 1);
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 1);
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 7), namens Manege Schalkhaar B.V.;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
Ten aanzien van feit 8:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (naam 2);
• De bekennende verklaring van verdachte bij de politie:
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2011.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder de parketnummers 07.653327-10 en 07.653056-11 onder de feiten 1 tot en met 8 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 09 december 2010 in de gemeente Deventer tezamen en in
vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
uit een schoolgebouw aan de Arkelstein heeft weggenomen een pot en geld,
toebehorende aan de stichting Carmelcollege (Etty Hillesum Lyceum, locatie
Arkelstein), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen
goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 09 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw aan de Koningin
Wilhelminalaan heeft weggenomen geld, toebehorende aan de IDBS de Horizon,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
door middel van braak;
3.
hij omstreeks 09 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een verzorgingshuis aan Het Laar heeft weggenomen een beamer, een dvd-speler en een videorecorder, toebehorende aan Bejaardenhuis Bloemendal;
4.
hij op 10 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw aan de Smyrnastraat
heeft weggenomen een laptoptas en een laptop, toebehorende aan de Openbare basisschool De Mozaiek, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij op 06 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk
Saab, toebehorende aan (naam 1), waarbij verdachte de
weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel;
6.
hij op 06 december 2010 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen autosleutels,toebehorende aan (naam 1);
7.
hij op 10 december 2010 te Schalkhaar, gemeente Deventer, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de kantine van een manege aan
de Oerdijk heeft weggenomen één of meer flesjes bier en snoepgoed, toebehorende aan de Manege Schalkhaar BV, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
(Parketnummer 07.653327-10)
8.
hij op 23 november 2010 te Twello, gemeente Voorst, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, toebehorende aan (naam 2).
(Parketnummer 07.653056-11)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang van de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Feiten 2 tot en met 7 telkens:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang van de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8:
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 8 en de ad informandum ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. Zij heeft daarbij opgemerkt dat zij een reeks niet aan verdachte ten laste gelegde feiten, die ook uit het dossier naar voren komen, als strafverzwarende omstandigheid heeft meegewogen bij het bepalen van haar strafeis
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf betoogd dat de vordering van de officier van justitie zeer fors is. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de officier van justitie haar vordering slechts mag stoelen op de feiten die ten laste zijn gelegd en niet mede op andere strafbare feiten die niet aan verdachte ten laste zijn gelegd en die niet door verdachte zijn bekend.
De raadsman heeft voorts verzocht de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten als één feit te beschouwen voor wat betreft de strafmaat.
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte is aangemerkt als veelpleger en is reeds twee maal eerder veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. In een korte periode heeft verdachte – vrijwel direct nadat hij een vorm van behandeling had afgebroken - zich wederom schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane emotionele en materiële schade bij de slachtoffers aanzienlijk is geweest.
Naast de onder 1 tot en met 8 bewezenverklaarde feiten heeft verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan vijf ad informandum gevoegde feiten, te weten een diefstal, drie diefstallen in vereniging en een poging diefstal in vereniging zoals valt af te leiden uit het dossier met parketnummer 07.653227-10 en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en ter terechtzitting is bevestigd. De rechtbank heeft met deze ad informandum toegevoegde feiten rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van de straf.
De rechtbank beschouwt de bewezenverklaarde feiten, waarbij verdachte volstrekt willekeurig heeft ingebroken in onder meer scholen enkel om aan geld te komen, als zeer ernstig en is van oordeel dat deze slechts met een gevangenisstraf van substantiële duur kunnen worden afgedaan. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting alles heeft bekend en dat hij oprecht spijt lijkt te hebben van zijn daden en er op gebrand lijkt zijn leven een positieve wending te geven, hetgeen voor de rechtbank aanleiding is om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat overige strafbare feiten uit het dossier, die niet aan verdachte ten laste zijn gelegd en die niet door hem zijn bekend, niet als strafverzwarend mogen meewerken. De rechtbank is gelet hierop dan ook van oordeel dat een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, passend en geboden is.
Wat de persoon van de verdachte betreft heeft de rechtbank voorts gelet op
- een ketendossier veelpleger van verdachte d.d. 8 februari 2011;
- een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, d.d. 22 maart 2011, opgemaakt door de heer B. Täge, reclasseringswerker en
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 december 2010.
De oplegging van straf of maatregel is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BENADEELDE PARTIJEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (naam 8) met uitzondering van de kosten van de mobiele telefoon nu verdachte heeft ontkend deze te hebben weggenomen.
Subsidiair heeft zij gevorderd de benadeelde partij (naam 8) niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering als de rechtbank van oordeel is dat nieuwe wetgeving over de vordering benadeelde partij en informandum gevoegde feiten niet van toepassing is, nu in onderhavige zaak het strafbare feit is gepleegd vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe wetgeving.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde (naam 8) op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk is, primair omdat de nieuwe wetgeving niet van toepassing is op deze vordering en subsidiair omdat onduidelijk is of er reeds een gedeelte is vergoed door de verzekering.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (naam 8) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van een ten laste van verdachte ad informandum bewezenverklaard feit.
Met de wijzigingen op 1 januari 2011 in artikel 361 lid 2 Wetboek van Strafvordering hebben ook slachtoffers van ad informandum gevoegde feiten de mogelijkheid gekregen zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen. Deze voeging was voorheen niet mogelijk.
Het is in casu voor de benadeelde partij echter niet mogelijk om zich als benadeelde partij te voegen terzake het ad informandum gevoegde feit, omdat dat strafbare feit is begaan vóór het moment van inwerkingtreding van deze wet op 1 januari 2011.
Mede gelet op van artikel 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank dan ook van oordeel dat de benadeelde partij (naam 8) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu zijn schade voortvloeit uit een ad informandum gevoegd feit dat is gepleegd vóór de inwerkingtreding van voornoemde wet. Deze benadeelde partij kan zich wenden tot de civiele rechter teneinde de door hem geleden schade vergoed te krijgen.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde onder de feiten 1 tot en met 8 zoals hiervoor aangegeven bewezen;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering dan wel Tactus Verslavingszorg;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij (naam 8) niet-ontvankelijk en verklaart dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis, en S.M. Milani rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 april 2011.