ECLI:NL:RBZLY:2011:BR1713

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.650357-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en bezit van kinderpornografisch materiaal door grootvader

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 mei 2011, is de verdachte, een grootvader, beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn kleindochter, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was, en van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de feiten bekend, wat leidde tot een versnelde bewijsvoering. De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten, gezien de ernst en de impact op het slachtoffer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De verdachte had een blanco strafblad en toonde bereidheid tot behandeling, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 11 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Bij niet-naleving van de taakstraf zou deze omgezet worden in hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernstige gevolgen van het gedrag van de verdachte voor het slachtoffer en de familie, en de noodzaak van een passende straf om de ernst van de feiten te onderstrepen.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 247 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op ontuchtige handelingen met minderjarigen en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een straatverbod voor de locatie van de feiten. De zaak illustreert de ernstige gevolgen van seksueel misbruik en de verantwoordelijkheid van volwassenen in vertrouwensposities.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650357-10 (P)
Uitspraak: 26 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboorteplaats),
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2011 en 12 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. Zwartjes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2010 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, met
(benadeelde partij) (geboren op 16 juni 2006), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het likken van en/of aan de vagina en/of het
(met zijn, verdachtes, vinger(s)) betasten van de vagina van die (benadeelde partij);
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 1 december 2010 te Dedemsvaart, althans in Nederland één of
meermalen (telkens) (een) afbeelding(en), te weten drie foto's, althans (een)
gegevensdrager(s) (een USB stick) bevattende (een) afbeelding(en) in bezit
heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en)
zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het naakt poseren van een meisje die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt in gehurkte positie,waarbij haar vagina goed zichtbaar is
en/of
- een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft
bereikt dat met een naakt onderlijf met haar benen ver uit elkaar ligt
op/tegen de benen van een man,waarbij het voorste deel van de penis van de man
te zien is op een paar centimeter afstand van de vagina van het meisje en het
op het lichaam van het meisje vlekken te zien zijn van sperma, althans
gelijkend op sperma en/of
- een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft
bereikt dat met een naakt onderlijf met haar benen ver uit elkaar ligt en
waarbij een stijve penis zich tussen de schaamlippen van het meisje bevindt.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (aangever) ;
• Het verslag van verhoor van getuige (benadeelde partij) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van bevindingen (multimedia) kinderporno ;
• De bekennende verklaringen van verdachte ;
• De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2011.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 25 november 2010 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, met (benadeelde partij) (geboren op 16 juni 2006), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het likken van en/of aan de vagina en het (met zijn, verdachtes, vinger(s)) betasten van de vagina van die (benadeelde partij);
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 december 2010 te Dedemsvaart, een USB stick bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het naakt poseren van een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt in gehurkte positie,waarbij haar vagina goed zichtbaar is en;
- een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft
bereikt dat met een naakt onderlijf met haar benen ver uit elkaar ligt
op/tegen de benen van een man,waarbij het voorste deel van de penis van de man
te zien is op een paar centimeter afstand van de vagina van het meisje en op het lichaam van het meisje vlekken te zien zijn van sperma, althans gelijkend op sperma en;
- een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft
bereikt dat met een naakt onderlijf met haar benen ver uit elkaar ligt en
waarbij een stijve penis zich tussen de schaamlippen van het meisje bevindt.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarden:
• dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij De Tender te Deventer of een andere soortgelijke instelling;
• een contactverbod met (benadeelde partij), haar ouders en haar zusje;
• een straatverbod voor de (straatnaam) te Dedemsvaart.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en bij een voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde een intensieve behandeling en begeleiding aan verdachte op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft ten aanzien van de op te leggen straf in het bijzonder overwogen dat de verdachte als grootvader zijn vertrouwenspositie ten opzichte van zijn zeer jonge kleindochter op zeer ernstige wijze heeft beschaamd en dat hij zijn verantwoordelijkheid als (oppas)opa op ernstige wijze heeft misbruikt, waardoor het slachtoffer beschadigd is geraakt en blijvende emotionele schade op latere leeftijd niet kan worden uitgesloten. Voorts heeft het handelen van verdachte een breuk binnen de familie teweeggebracht waar alle betrokkenen gevoelens van verdriet over hebben en waarvan te betwijfelen valt of deze kan worden hersteld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat voorts in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij door zijn handelen, zij het indirect, betrokken is bij en medeverantwoordelijk is voor het grove misbruik van deze kinderen, die worden gedwongen tot het poseren voor dergelijke afbeeldingen en/of tot het meewerken aan dan wel ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar deze beelden. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door genoemd misbruik psychische schade kunnen oplopen, hetgeen ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten in beginsel het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, rechtvaardigen. Ten voordele van verdachte dient in de bepaling van de straf rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat, hoe verwerpelijk de gepleegde feiten ook zijn, de grensoverschrijdende gedraging naar het slachtoffer toe een eenmalige is geweest. Gelet op de recent gebleken behandelbereidheid van verdachte, en het, zo komt naar voren uit het meest recente rapport van de reclassering, groeiend inzicht in en besef over zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximale werkstraf kan worden volstaan en dat hiermee voldoende waarborgen kunnen worden ingebouwd voor het slagen van een behandeling van verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft;
een de verdachte betreffend reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 7 december 2010, uitgebracht door M. van den Bosch, werkzaam bij Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 4 mei 2011, uitgebracht door M. van den Bosch, werkzaam bij Reclassering Nederland;
een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 15 maart 2011 uitgebracht door drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 8 maanden, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
• dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij De Tender te Deventer of een andere soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
• een contactverbod met (benadeelde partij), haar ouders en haar zusje;
• een straatverbod voor de (straatnaam) te Dedemsvaart.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011.