RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650067-10(P)
Uitspraak: 31 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren (geboorteplaats)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga – Koppes.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde partij 1) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- masseren van de schouder(s) en/of de borsten van die (benadeelde partij 1) en/of (vervolgens)
- het vastpakken en/of betasten en/of voelen en/of knijpen in/van de borsten van die (benadeelde partij 1) en/of (vervolgens)
- geven van een kus/zoen vol op de mond van die (benadeelde partij 1) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- het t-shirt van die (benadeelde partij 1) tegen haar wil heeft uitgedaan en/of (vervolgens)
- toen die (benadeelde partij 1) de deur wilde openen, de deur heeft tegengehouden en/of (vervolgens)
- geheel onverwachts en/of onverhoeds die (benadeelde partij 1) een kus/zoen vol op de mond heeft gegeven en/of
- geheel onverwachts/onverhoeds aan haar borsten heeft gezeten en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of
- misbruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en/of
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen (als vriend of kennis), dat die (benadeelde partij 1) in hem had en/of (aldus) voor die (benadeelde partij 1) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte (benadeelde partij 1), geboren op 30 september 1992, immers heeft hij, verdachte
- de schouder(s) en/of borsten van die (benadeelde partij 1) gemasseerd en/of (vervolgens)
- de borsten van die (benadeelde partij 1) vastgepakt en/of betast en/of
- aan de borsten van die (benadeelde partij 1) gevoeld en/of
- in de borsten van die (benadeelde partij 1) geknepen en/of
- een zoen/kus vol op de mond van die (benadeelde partij 1) gegeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde partij 2 ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- masseren van de schouder(s) en/of de nek en/of de rug en/of (vervolgens)
- het vastpakken en/of betasten en/of voelen en/of wrijven en/of kneden en/of knijpen in/van de borsten van die (benadeelde partij 2 ) en/of (vervolgens)
- het in de nek zoenen van die (benadeelde partij 2 ) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- het hemdje en/of de tuniek van die (benadeelde partij 2 ) omhoog heeft gedaan en/of (vervolgens)
- het BH-bandje heeft losgemaakt en/of (vervolgens)
- ineens en/of onverhoeds de borsten van die (benadeelde partij 2 ) heeft aangeraakt en/of betast en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of
- misbruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en/of
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen (als vriend of kennis), dat die (benadeelde partij 2 ) in hem had en/of (aldus) voor die (benadeelde partij 2 ) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde partij 3) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- betasten en/of aanraken en/of wrijven over/van het kruis/vagina/bovenbenen van die (benadeelde partij 3) en/of
- het masseren van de schouder(s) en/of rug en/of borsten van die (benadeelde partij 3) en/of
- het betasten en/of aanraken van de borsten van die (benadeelde partij 3) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, (onverhoeds) bij die (benadeelde partij 3) in bed is gaan liggen en/of gebruik en/of misbruik heeft gemaakt van de emotionele situatie en/of de beschonken toestand van die
(benadeelde partij 3) en/of het shirtje van de (benadeelde partij 3) omhoog heeft gedaan en/of het BH-bandje heeft losgemaakt en/of misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of misbruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en/of zich dwingend heeft opgesteld en/of misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen (als vriend of kennis), dat die (benadeelde partij 3) in hem had en/of (aldus) voor die (benadeelde partij 3) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte (benadeelde partij 3), geboren op 19 januari 1989 immers heeft hij verdachte
- het/de kruis/vagina/bovenbenen van die (benadeelde partij 3) aangeraakt en/of betast en/of
- over het/de kruis/vagina/bovenbenen van die (benadeelde partij 3) gewreven en/of
- de schouder(s) en/of rug en/of borsten van die (benadeelde partij 3) gemasseerd en/of
- de borsten van die (benadeelde partij 3) aangeraakt en/of betast
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Aangeefster (benadeelde partij 1) is door verdachte gemasseerd nadat hij deze massage voorstelde. Hoewel deze massages vaker door verdachte bij vrouwelijke collega’s werden geven, waren – in tegenstelling tot ander keren – alleen verdachte en aangeefster nog in het café. Nadat verdachte aangeefster heeft verzocht om haar shirt uit te trekken heeft zij dit gedaan, waarbij verdachte haar naar eigen zeggen heeft geholpen. Tijdens deze massage heeft verdachte de grenzen van de sociaal-ethische normen overschreden door het slachtoffer onverhoeds te betasten bij haar borsten, waar zij geen toestemming voor had gegeven. Het slachtoffer had vertrouwen in verdachte als collega en heeft dit handelen van verdachte niet hoeven verwachten. Uit het feit dat aangeefster instemde met een massage heeft verdachte geenszins kunnen afleiden dat hij verdergaande handelingen mocht verrichten dan die massage. Dat verdachte zich bewust is geweest van het grensoverschrijdend karakter van zijn handelen blijkt uit het feit dat hij direct na dit gebeuren zijn excuses aan het slachtoffer heeft aangeboden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie hetzelfde standpunt ingenomen. Bij het onder 2 ten laste gelegde feit heeft aangeefster (benadeelde partij 2 ) ingestemd met een massage terwijl alleen verdachte en het slachtoffer zich nog in het café bevonden. Verdachte heeft aangeefster gemasseerd, eerst boven de kleding en daarna onder haar kleding. Aangeefster heeft na verzoek daartoe van verdachte, (uiteindelijk) ingestemd dat haar shirt omhoog ging. Verdachte heeft naar eigen zeggen met het masseren de onderkant van aangeefsters borsten geraakt. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met zijn handen haar borsten heeft vastgepakt en haar een kus in de nek heeft gegeven. Dat het slachtoffer heeft ingestemd met een massage maakt niet dat zij ook heeft ingestemd met het betasten van haar borsten. Dit verdergaande handelen van verdachte is dan ook te kwalificeren als aanranding van de eerbaarheid. Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij zich niet op haar gemak voelde en dat zij, door de opmerking van verdachte dat er verder niets zou gebeuren, heeft ingestemd met een massage. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had beschaamd.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde kan bewezenverklaring volgen gelet op de aangifte van (benadeelde partij 3) en de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de emotionele situatie waar aangeefster op dat moment in verkeerde en het vertrouwen dat aangeefster in verdachte had. Aangeefster kende verdachte al geruime tijd en was op de avond van het gebeuren emotioneel naar aanleiding van de zelfdoding van de vader van een vriendin. Na sluitingstijd van het café bleven zowel verdachte als (benadeelde partij 3) daar slapen. Verdachte is toen, slechts gekleed in zijn boxershort, naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan en heeft haar vervolgens een massage gegeven, nadat het slachtoffer daarmee instemde. Daarbij heeft verdachte in strijd met de sociaal-ethische norm gehandeld door haar bovenbenen te masseren in de buurt van haar schaamstreek. Aangeefster verklaart omtrent dit feit dat verdachte haar bovenbenen in de buurt van haar schaamstreek masseerde. Verdachte heeft verklaard dat hij de binnenzijde van de bovenbenen van aangeefster heeft gemasseerd.
De officier van justitie heeft, samenvattend, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen van de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte geloofwaardig heeft verklaard ten overstaan van de verhorende opsporingsambtenaren over de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat de verklaring van aangeefster (benadeelde partij 1) op cruciale punten niet overeenkomt met de verklaring van verdachte, terwijl er verder niemand anders aanwezig was bij het gebeuren. Aangeefster heeft ingestemd met een massage, hetgeen niet als ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd. Bij het masseren is verdachte volgens zijn eigen verklaring iets in haar BH geweest en heeft hij (benadeelde partij 1) een kus op haar schouder gegeven. Toen aangeefster duidelijk maakte dat zij dit niet wilde is verdachte meteen gestopt. Daarmee is er naar het oordeel van de verdediging geen sprake geweest van dwang. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat voor het kunnen bewijzen van dwang aan drie vereisten moet zijn voldaan; namelijk onvrijwilligheid, onvermijdelijkheid en opzet op de dwang.
De raadsman heeft in dat kader verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 2 juni 2009, LJN: BH5725. In de onderhavige aan verdachte ten laste gelegde feiten kan niet geconcludeerd worden dat sprake is geweest van onvermijdbaarheid.
De raadsman heeft het voorgaande standpunt ook ingenomen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Nu aangeefster zich heeft kunnen verzetten tegen en onttrekken aan het handelen van verdachte, is geen sprake van onvermijdbaarheid.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat uit de door aangeefster (benadeelde partij 3) op 23 november 2009 afgelegde verklaring blijkt dat de gebeurtenissen waarover zij verklaart 4 jaar geleden hebben plaatsgevonden. In het onder 3 ten laste gelegde is door de officier van justitie de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2009 opgenomen. Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit met een verweer met eenzelfde strekking als de ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevoerde verweren. Nu van de verklaring van aangeefster een dermate omvangrijk en cruciaal gedeelte is opgenomen in het ten laste gelegde en verdachte dit feit ontkent meent de raadsman dat de unus testis-regel met zich meebrengt dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde bij feit 1 en 3 is de raadman van oordeel dat van verdachte, een collega niet-leidinggevende, niet bewezen kan worden dat de aangeefsters aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid waren toevertrouwd. Evenmin blijkt uit het dossier dat er een dusdanige arbeidsverhouding was dat aangeefsters als bediende of ondergeschikte kunnen worden aangemerkt. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Aangeefster (benadeelde partij 1) heeft verklaard dat in een weekend in mei 2009 verdachte, een collega van aangeefster, met haar instemming haar rug masseerde in café ’(naam café) in Wijhe na sluitingstijd. Eerst masseerde verdachte haar rug over de kleding heen. Verdachte bleef doorgaan met masseren toen het shirt van aangeefster uit was gegaan. Verdachte begon vervolgens met het masseren aan de voorkant van haar schouders en ging met zijn twee handen in haar BH. Met zijn ene hand zat verdachte aan de ene borst van aangeefster en met de andere hand zat hij aan de andere borst. Verdachte ging aangeefsters borsten masseren en wreef en kneep in haar borsten .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangeefster, een collega, heeft gemasseerd in het achtercafé van cafe ’(naam café). Verdachte masseerde eest haar rug. Toen verdachte zei dat het makkelijker was om het shirt uit te trekken heeft aangeefster dat gedaan . Ter zitting van 17 mei 2011 heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster daarbij heeft geholpen . Verdachte heeft verklaard dat hij haar rug verder heeft gemasseerd. Tijdens de massage streelde verdachte de schouders van verdachte, vervolgens langs haar armen en aan de voorkant van de hals. Verdachte heeft verklaard dat hij in haar BH is geweest en daar heeft gemasseerd. “Ik heb daar gekneed en gemasseerd”, heeft verdachte ten overstaan van de opsporingsambtenaren verklaard .
Verdachte heeft zijn verklaring omtrent het betasten van de borsten van aangeefster ter terechtzitting van 17 mei 2011 afgezwakt. De rechtbank houdt verdachte echter aan de door hem ten overstaan van de opsporingsambtenaren afgelegde verklaringen. Verdachte heeft, gelet op de chronologie in de dossierstukken, zonder de verklaring van aangeefster te hebben gelezen vrijwillig deze verklaring afgelegd. De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie daarom betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij is gestopt op het moment dat aangeefster aangaf dat zij niet verder wilde gaan . Uit de afgelegde verklaringen blijkt niet dat verdachte uit signalen van aangeefster heeft kunnen afleiden dat zij verdachte toestemming gaf voor meer lichamelijk contact dan de massage van haar rug en/of schouders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachtes handelen in strijd is met de sociaal-ethische normen. Verdachte heeft het slachtoffer in een één-op-één situatie gebracht, terwijl het slachtoffer destijds de leeftijd van 16 jaren had, en heeft vervolgens na instemming met een massage, onverhoeds haar borsten betast.
Het betoog van de raadsman dat geen sprake is van onvermijdbaarheid wordt door de rechtbank verworpen. Doordat verdachte zich achter het slachtoffer bevond heeft het slachtoffer niet kunnen voorzien dat verdachte haar borsten zou betasten. Het slachtoffer heeft door deze handelwijze van verdachte niet de gelegenheid gehad om zich te verzetten dan wel te onttrekken aan dit onverhoedse ontuchtige handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door feitelijkheden – en dan met name het plotselinge karakter van de aanraking van haar borsten - het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het feit dat verdachte zijn handelingen heeft gestaakt toen het slachtoffer dit aangaf doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de strafbaarheid van verdachtes handelen. Het moment van stoppen ligt immers na de door verdachte reeds gepleegde ontuchtige handeling.
Daarbij komt nog het volgende Uit het dossier volgt dat het vaker voorkwam dat verdachte vrouwelijke collega’s na sluitingstijd masseerde. Dit gebeurde evenwel in het bijzijn van anderen en van het aanraken van borsten was daarbij geen sprake. Het aldus opgebouwde collegiale vertrouwen heeft verdachte in de situatie waarin hij alleen was met het slachtoffer en waarin hij verder ging dan in de situatie waarin er andere collega’s bij aanwezig waren, beschaamd.
De rechtbank komt alles overziende dan ook tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Aangeefster (benadeelde partij 2 ) heeft verklaard dat zij, in mei 2009 in café ’(naam café) in Wijhe, ingestemd heeft met een door verdachte voorgestelde massage. Aangeefster en verdachte waren op dat moment met z’n tweeën in het café, na sluitingstijd. Na aandringen van verdachte heeft aangeefster ingestemd met het omhoog doen van haar tuniek. Verdachte ging vervolgens verder met het masseren van haar rug, schouders en nek. Verdachte ging op dat moment langs de borsten van aangeefster zonder deze aan te raken. Vervolgens zoende verdachte haar in de nek waarbij aangeefster gezegd heeft dat hij daar mee op moest houden. Verdachte is gestopt met zoenen en aangeefster verklaart dat hij vervolgens de zijkant van haar borsten raakt. Aangeefster verklaart dat verdachte ineens haar borsten aanraakt. Verdachte zit met zijn twee handen aan de borsten van aangeefster. Verdachte zit gelijktijdig met zijn rechterhand aan haar rechterborst en met zijn linkerhand bij haar linkerborst en kneedt haar borsten. Dit kneden gebeurt onder de BH van aangeefster, aldus aangeefster .
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij aangeefster heeft gemasseerd. Verdachte heeft vervolgens gevraagd of hij aangeefster onder haar kleding mocht masseren en heeft dat, na haar instemming, ook gedaan. Verdachte heeft vervolgens haar blote rug en de zijkant van haar rug gemasseerd en met zijn vingers de zijkant van haar borsten geraakt. Verdachte heeft toen met zijn handen aan de borsten van aangeefster gezeten. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, aangeefsters borsten vastgepakt, waarbij hij niet meer weet of hij met beide handen beide borsten heeft vastgepakt of met één hand één borst .
Verdachte heeft zijn verklaring omtrent het betasten van de borsten van aangeefster ter terechtzitting van 17 mei 2011 afgezwakt. De rechtbank houdt verdachte aan de door hem ten overstaan van de opsporingsambtenaren afgelegde verklaring. Verdachte heeft zonder de inhoud van de verklaring van aangeefster te kennen, deze verklaring vrijwillig afgelegd. De rechtbank acht daarom de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen het slachtoffer heeft gedwongen ontuchtige handelingen te dulden. Door aangeefster, vanaf de achterzijde van haar lichaam, onverhoeds vast te pakken bij haar borsten heeft aangeefster dit handelen, dat in strijd is met de sociaal-ethische normen, niet kunnen voorzien en zich daar ook niet tegen kunnen verzetten. Verdachte heeft het slachtoffer, door haar in een één-op-één-situatie in het café, na sluitingstijd, te masseren onder haar kleding en vervolgens onverhoeds haar borsten vast te pakken, in een zodanige situatie gebracht dat zij zich daaraan - met name door het plotselinge karakter van verdachtes handelen waar het gaat om het betasten van de borsten - niet heeft kunnen onttrekken. Het betoog van de raadsman dat geen sprake is van de door de Hoge Raad vereiste onvermijdbaarheid wordt, gelet op het voorgaande, verworpen.
Het feit dat verdachte zijn handelingen heeft gestaakt toen het slachtoffer dit aangaf doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de strafbaarheid van verdachtes handelen. Dat moment ligt immers na de reeds door verdachte gepleegde ontuchtige handeling.
De rechtbank acht verder het volgende van belang. Zowel aangeefster als verdachte werkten ten tijde van het ten laste gelegde al geruime tijd in café ’(naam café) te Wijhe. In een collegiale relatie, waarbij- zoals hiervoor reeds is overwogen - na sluitingstijd vaker, in het bijzijn van anderen vrouwelijke collega’s door verdachte werden gemasseerd, is sprake van vertrouwen tussen het slachtoffer en verdachte. Dit collegiale vertrouwen heeft verdachte door zijn handelen beschaamd.
De rechtbank komt eveneens tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigende bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd. In het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde is de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2009 opgenomen. De door (benadeelde partij 3) afgelegde verklaringen bieden grond te veronderstellen dat hetgeen waarover zij heeft verklaard niet in de tenlastegelegde periode maar in in de eerste helft van het jaar 2005 heeft plaatsgevonden.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het feit zoals dit onder 3 is ten laste gelegd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigende bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, door feitelijkheden (benadeelde partij 1) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- het betasten en/of voelen en/of knijpen in/van de borsten van die (benadeelde partij 1) en bestaande dat die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- geheel onverhoeds aan haar borsten heeft gezeten en/of
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die (benadeelde partij 1) in hem had.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 juni 2009 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, door feitelijkheden (benadeelde partij 2 ) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- het vastpakken en/of betasten en/of voelen en/of wrijven en/of kneden en/of knijpen in/van de borsten van die (benadeelde partij 2 ) en
- het in de nek zoenen van die (benadeelde partij 2 ) en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- het hemdje en/of de tuniek van die (benadeelde partij 2 ) omhoog heeft gedaan en/of (vervolgens)
- onverhoeds de borsten van die (benadeelde partij 2 ) heeft aangeraakt en betast en/of
- misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die (benadeelde partij 2 ) in hem had.
Van het 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 246 juncto 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, wordt opgelegd. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, onder meer inhoudende een meldingsplicht en het meewerken aan een onderzoek door het AFPN naar een geschikte ambulante behandeling van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten en zich niet uitgelaten over de op te leggen straf bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de voorlopige hechtenis heeft de raadsman betoogd dat het geschorste bevel tot bewaring dient te worden opgeheven.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft tweemaal feitelijke aanranding van de eerbaarheid gepleegd. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn jongere, vrouwelijke, collega’s in hem hadden. Door zijn handelen heeft hij de sociaal-ethische normen overschreden en zichzelf niet begrensd in zijn optreden richting zijn vrouwelijke collega’s. De stelling van verdachte, dat de slachtoffers niet eerder hebben laten merken dat zij verdergaande handelingen dan het masseren niet wensten en dat zijn verdergaande handelen niet gekwalificeerd kan worden als aanranding van de eerbaarheid, getuigt van onvoldoende inzicht in de grenzen van het toelaatbare gedrag in dergelijke situaties. Het overschrijden van deze sociaal-ethische grenzen door verdachte heeft de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. De slachtoffers, die beduidend jonger waren dan verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten, verkeerden op dat moment in hun adolescentie, een kwetsbare periode waarin een persoon emotioneel nog niet volgroeid is. Het gedrag van verdachte is zeer kwalijk en kan tot gevolg hebben dat de slachtoffers zich niet langer ongedwongen en vrij in het bijzijn van het mannelijke geslacht durven te bewegen. Ook kan het beschamen van het vertrouwen door verdachte voor de slachtoffers tot gevolg hebben dat zij moeilijk vertrouwen durven te hebben in anderen, zoals collega’s. Een en ander is verdachte zeer kwalijk te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, om in de toekomst te voorkomen dat hij de sociaal-ethische normen overschrijdt, adequaat ambulant dient te worden behandeld. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte inzicht krijgt in de grenzen die hij in acht dient te nemen in contacten met het vrouwelijke geslacht. Verdachte had ten tijde van de feiten zijn opleiding als jongerenwerker al afgerond en desondanks heeft hij de lichamelijke integriteit van zijn jongere, vrouwelijke, collega’s geschonden. Zeker voor een goede uitoefening van zijn werk als jongerenwerker is het van het grootste belang dat verdachte inzicht krijgt in de wijze waarop hij dient om te gaan met (jonge) vrouwen en leert om zichzelf te begrenzen.
De rechtbank zal om die reden, bij een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf, de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte mee zal werken aan een onderzoek bij het AFPN naar een geschikte ambulante behandeling. Aan de door het AFPN voor te stellen behandeling zal verdachte dienen mee te werken.
De rechtbank is van oordeel dat louter een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de bewezen verklaarde feiten en het leed dat de slachtoffers daardoor is aangedaan. De rechtbank zal om die reden verdachte tevens een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank houdt, in het voordeel van verdachte, rekening met het ontbreken van justitiële contacten van verdachte in het verleden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf van 60 uren, te voltooien binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan een onderzoek door het AFPN naar een geschikte ambulante behandeling van verdachte en het meewerken aan die voorgestelde ambulante behandeling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011.
Mr. Hangx, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.