ECLI:NL:RBZLY:2011:BR1707

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/652014-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing door een jeugdig verdachte met licht verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 mei 2011, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van afpersing. De feiten vonden plaats op 9 juli 2010 in Zwolle, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging en geweld dwong om zijn scooter, mobiele telefoon en andere waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van de verdachte, geoordeeld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is bevestigd door een psychologisch rapport. Dit heeft invloed gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van aanwijzingen van de Jeugdreclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die zich heeft ingespannen om zijn leven op orde te krijgen en zijn excuses aan het slachtoffer heeft aangeboden. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 652014-10 (P)
Uitspraak: 31 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboortedatum,
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juli 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (benadeelde partij) heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter ((merk en kleur van scooter)) en/of een mobiele telefoon en/of geld (25,= Euro) en/of een gouden horloge en/of een zilveren armband en/of een pakje sigaretten en/of een aansteker en/of een gouden oorknopje, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- met gespreide armen en/of vingers op de weg is/zijn gaan staan en/of een gebaar heeft/hebben gemaakt teneinde die (benadeelde partij) tot stoppen te dwingen en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen de kaak en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- (nadat die (benadeelde partij) van de scooter is gesprongen en een weiland is ingerend/ en/of is gevlucht) achter die (benadeelde partij) is/zijn aangerend en/of gereden en/of (vervolgens)
- (dreigend) tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd/geroepen "Als je al je spullen geeft is er niets aan de hand" en/of tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken en/of (vervolgens)
- pepperspray, althans een prikkende/brandende vloeistof, in de ogen en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gespoten en/of (vervolgens)
- heeft/hebben geschopt en/of getrapt op/tegen het bovenbeen van die (benadeelde partij);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juli 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter ((merk en kleur scooter)) en/of een mobiele telefoon en/of geld (25,= Euro) en/of een gouden horloge en/of een zilveren armband en/of een pakje sigaretten en/of een aansteker en/of een gouden oorknopje in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (benadeelde partij), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s);
- met gespreide armen en/of vingers op de weg is/zijn gaan staan en/of een gebaar heeft/hebben gemaakt teneinde die (benadeelde partij) tot stoppen te dwingen en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen de kaak en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- (nadat die (benadeelde partij) van de scooter is gesprongen en een weiland is ingerend en/of is gevlucht) achter die (benadeelde partij) is/zijn aangerend en/of gereden en/of (vervolgens)
- (dreigend) tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd/geroepen "Als je al je spullen geeft is er niets aan de hand" en/of tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken en/of (vervolgens)
- pepperspray, althans een prikkende/brandende vloeistof, in de ogen en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gespoten en/of (vervolgens)
- heeft/hebben geschopt en/of getrapt op/tegen het bovenbeen van die (benadeelde partij)
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het met gespreide armen tot stoppen dwingen van het slachtoffer. Ten aanzien van het spuiten met een spuitbusje in de ogen van het slachtoffer stelt de officier van justitie dat het spuiten met dat spuitbusje door één van de medeverdachten aan verdachte dient te worden toegerekend. Nu verdachte verklaart dat hij wist dat zijn medeverdachte een spuitbusje pepperspray bij zich had en zich na het gebruik van die pepperspray niet heeft bekommerd om het slachtoffer, is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, ook ten aanzien van het gebruiken van dat spuitbusje met pepperspray.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat bewezenverklaring kan volgen van het aan verdachte ten laste gelegde met uitzondering van het met gespreide armen tot stoppen dwingen van het slachtoffer en het spuiten met een spuitbusje met prikkende/brandende vloeistof in de ogen van het slachtoffer door één van de medeverdachten. Ten aanzien van het gebruik van dat spuitbusje stelt de verdediging dat daaromtrent geen bewuste en nauwe samenwerking bewezen kan worden nu verdachte de medeverdachte op dit handelen heeft aangesproken. Het standpunt van de verdediging is dat verdachte zich daardoor heeft gedistantieerd van het gebruik van dat spuitbusje.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht - met uitzondering het met gespreide armen tot stoppen dwingen van (benadeelde partij) - wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde partij) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2011 .
Ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde dat hij en/of (één) zijn mededader(s) pepperspray, althans een prikkende/brandende vloeistof, in de ogen en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gespoten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 17 mei 2011 verklaard dat hij wist dat (medeverdachte), één van zijn medeverdachten, een spuitbusje in de buddyseat van zijn scooter had.
Naar het oordeel van de rechtbank staat niet vast dat dit een busje pepperspray was. Wel staat vast, mede gelet op de aangifte en de zich in het dossier bevindende letselverklaring, dat het slachtoffer met een naar ammoniak ruikende vloeistof in zijn ogen is gespoten , hetgeen bij het slachtoffer een brandend gevoel in zijn ogen veroorzaakte . (medeverdachte) was daar, naar eigen zeggen van verdachte, de hele dag al mee bezig en verdachte had dit spuitbusje die dag ook gezien in de handen van (medeverdachte). Op het moment dat (medeverdachte) de zich in dit spuitbusje bevindende vloeistof in de ogen – en dus in het gezicht - van het slachtoffer spoot heeft verdachte geen actie ondernomen, niet in de richting van (medeverdachte) noch in de richting van het slachtoffer. Dit handelen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten kan worden bewezen. Dat verdachte, na het gebeuren die dag, medeverdachte (medeverdachte) op dit spuiten met die prikkende/brandende vloeistof heeft aangesproken maakt dit niet anders. Dit aanspreken van medeverdachte (medeverdachte) achteraf, toen de plaats van het misdrijf al was verlaten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat verdachte zich heeft gedistantieerd van dit handelen door medeverdachte (medeverdachte).
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 09 juli 2010 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (benadeelde partij) heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter ((merk en kleur scooter)) en een mobiele telefoon en geld (25,= Euro) en een horloge en een armband en een pakje sigaretten en een aansteker en een oorknopje, toebehorende aan (benadeelde partij) of aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- meermalen (met kracht) met gebalde vuisten in/op/tegen de kaak en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of vervolgens
- nadat die (benadeelde partij) van de scooter is gesprongen en een weiland is ingerend/ en/of is gevlucht achter die (benadeelde partij) is/zijn aangerend en/of gereden en/of vervolgens
- tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd/geroepen "Als je al je spullen geeft is er niets aan de hand" en/of tegen die (benadeelde partij) heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken leeg moet maken en/of vervolgens
- een prikkende/brandende vloeistof, in de ogen en/of het gezicht van die (benadeelde partij) heeft/hebben gespoten en/of vervolgens
- heeft/hebben geschopt en/of getrapt op/tegen het bovenbeen van die (benadeelde partij);
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Medeplegen van afpersing; strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering gedurende één jaar. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient op het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie in mindering worden gebracht. De officier van justitie heeft bij de door hem geformuleerde strafeis meegewogen dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moeten worden beschouwd. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met het door verdachte met goed gevolg doorlopen ITB-Harde-Kern-traject.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de door de officier van justitie geformuleerde strafeis.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing. Verdachte heeft met zijn medeverdachten, enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin, het slachtoffer, terwijl deze persoon alleen was, in een voor hem buitengewoon beangstigende situatie gebracht. Daarbij hebben verdachte en zijn medeverdachten fysiek geweld niet geschuwd. Verdachte heeft bij dit gebeuren een substantiële bijdrage geleverd door achter het slachtoffer aan te gaan en tegen het slachtoffer te roepen dat hij zijn spullen aan verdachte en zijn medeverdachten moest geven. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte zijn spullen afgegeven waarna vervolgens de verdachten deze spullen mee hebben genomen inclusief de scooter van het slachtoffer. Daarbij is het slachtoffer achterlaten na het spuiten in de ogen met een prikkende/brandende vloeistof. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich direct na het gebeuren op geen enkele wijze om het slachtoffer bekommerd en ook het vervoersmiddel van het slachtoffer meegenomen. Een en ander is verdachte zeer kwalijk te nemen.
Wat de persoon van de verdachte betreft heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte d.d. 8 april 2011. Verdachte blijkt eerder openlijke geweldplegingen tegen personen te hebben gepleegd. De rechtbank acht het zorgelijk dat een jeugdig persoon als verdachte over dergelijke justitiële documentatie beschikt en recidiveert.
Blijkens het op 22 november 2010 uitgebracht pro justitia rapport van drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog / psychotherapeut, lijdt verdachte aan een enigszins gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis die geresulteerd heeft in een ontwikkeling waarin beïnvloedbaarheid en gebrekkige verantwoordelijkheid kernelementen zijn. Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde. De rechtbank neemt deze conclusie van de psycholoog over en zal deze verdisconteren in de op te leggen straf.
In positieve zin houdt de rechtbank in de op te leggen straf rekening met het door verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis met goed gevolg doorlopen ITB-Harde-Kern-traject. Bureau Jeugdzorg heeft omtrent de begeleiding van verdachte gerapporteerd op 14 april 2011 dat verdachte zich in dit traject goed heeft gehouden aan de afspraken en zich begeleidbaar heeft opgesteld. Verdachte ziet in dat zijn handelen ten opzichte bij het slachtoffer tot negatieve angstgevoelens heeft geleid en/of kan leiden. Om dit inzicht kracht bij te zetten heeft hij zich aangemeld bij Slachtoffer in Beeld om in gesprek te komen met het slachtoffer. Het slachtoffer heeft van deze gespreksmogelijkheid geen gebruik willen maken. Verdachte heeft zijn softdrugsgebruik beëindigd en heeft herhaaldelijk zijn voornemen geuit om geen softdrugs meer te gebruiken. Ook ter terechtzitting van 17 mei 2011 heeft verdachte aangegeven graag zijn excuses te willen aanbieden aan het slachtoffer. Ook met betrekking tot het behalen van een middelbaar onderwijsdiploma zet verdachte zich positief in.
De rechtbank houdt rekening met de hierboven genoemde positieve lijn die verdachte, met hulp van de jeugdreclassering, aan zijn leven heeft gegeven en beoogt hem door de op te leggen (voorwaardelijke) straf te stimuleren om deze lijn met behulp van de begeleiding door de jeugdreclassering vast te houden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77a en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot 69 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Overijssel, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. L.J.C. Hangx en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011.
Mr. Hangx, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.