ECLI:NL:RBZLY:2011:BR1661

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660367-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bruikbaarheid van bewijs verkregen via enkelvoudige fotoconfrontatie in een strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld. De zaak is gestart op 14 maart 2011 en na schorsingen voortgezet op 23 mei 2011. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R. Pothast en mr. A.D. Kloosterman, in overweging genomen. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van een Blackberry en geld van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door het slachtoffer, die plaatsvond via een enkelvoudige fotoconfrontatie, niet op zichzelf staat maar ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank oordeelt dat de enkelvoudige fotoconfrontatie betrouwbaar is en als bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank heeft de tenlastelegging op enkele punten verbeterd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere beschuldigingen wegens onvoldoende bewijs. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de ernst van het feit. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechtmatige eigenaar en heeft een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660367-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [Penitentiaire Inrichting].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen ter openbare terechtzitting van 14 maart 2011 waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam. Het onderzoek ter terechtzitting is op voornoemde datum geschorst en opnieuw aangevangen op 23 mei 2011 waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.E. Vink en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2010 in de gemeente [plaats] op de openbare weg [straat], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Blackberry) en/of een geldbedrag van 20 Euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
- een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, heeft gericht en/of gericht gehouden op de borst, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "geef mij die Blackberry", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking en/of
- de telefoon (Blackberry) en/of het geldbedrag uit de (broekzak van die [slachtoffer] heeft gehaald/gepakt/getrokken en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat verdachte hem dood zou kunnen slaan en/ of hem kapot zou kunnen maken en/of dat hij rustig moest blijven, in elk geval woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 november 2010 in de gemeente [plaats], op de openbare weg [straat 2], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) tegen zijn rechter slaap, in elk geval tegen zijn hoofd, heeft gestompt/geslagen;
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2009 in de gemeente [plaats] op de openbare weg [straat 3], in elk geval de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 3] bij de armen hebben vastgepakt en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] (met kracht) tegen de muur hebben gedrukt en/of
- (vervolgens) de telefoon van voornoemde [slachtoffer 3] uit zijn handen hebben gepakt.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Feit 1:
Verbalisant [verbalisant 1] krijgt op 12 december 2010 van de centralist van de regionale meldkamer politie Flevoland de melding dat er iemand is beroofd van zijn mobiele telefoon en geld. Hij krijgt tevens het signalement van de dader door. Direct na deze melding kwam een aanvulling van de centralist van het cameratoezicht, die vlak daarvoor de ambtshalve bekende verdachte had zien fietsen en die meldde dat verdachte aan het genoemde signalement voldeed.
Verbalisant [verbalisant 1] trof verdachte aan, die snel met zijn fiets wegreed in de richting van het taxiplein in [plaats]. Na een achtervolging is verdachte aangehouden.
Verbalisant [verbalisant 2] is vanaf de plek van aanhouding de afgelegde route teruggereden. Op ongeveer twaalf meter van waar verdachte is aangehouden, zag verbalisant [verbalisant 2] een zwarte Blackberry op het trottoir liggen. De batterij van de telefoon lag op circa tachtig centimeter daar vandaan en de achterkant van de telefoon lag in de bosjes.
Op het mini-sd kaartje in de Blackberry is een foto aangetroffen waarop een brief zichtbaar is waarop twee initialen voor de helft zichtbaar zijn, gevolgd door de achternaam “[slachtoffer]”.
[slachtoffer] heeft op 12 december 2010 aangifte gedaan van straatroof.
Feit 2:
Op 2 december 2010 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan en op 5 december 2010 heeft hij een aanvullende verklaring afgelegd.
[getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben op 17 december 2010 een getuigenverklaring afgelegd.
Feit 3:
Op 7 oktober 2009 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan en op 17 december 2010 heeft hij een nadere verklaring afgelegd.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat in de aangifte een specifiek signalement is gegeven van de dader, welk signalement overeenkomt met het signalement van verdachte. Uit het signalement van verdachte blijkt dat deze een beige pet droeg, welke evenwel ten tijde van de aanhouding niet bij hem is aangetroffen. Na zijn aanhouding heeft verdachte echter bij de politie gevraagd waar zijn pet was gebleven. Voorts is, vlak nadat verdachte na het gepleegde feit is aangehouden, in zijn omgeving de Blackberry gevonden. Tevens is de jas die verdachte droeg, aan beide zijden te dragen. De fiets komt overeen met de omschrijving daarvan en de aangever heeft verdachte herkend op een foto. De enkelvoudige fotoherkenning is gebruikt ter uitsluiting en niet ter herkenning, zodat dit wel voor het bewijs kan worden gebezigd.
De officier van justitie heeft verder nog opgemerkt dat het feit in de nacht heeft plaatsgevonden.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe kort weergegeven het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is er onvoldoende wettig bewijs. Niemand heeft de verdachte herkend bij de foslo-confrontatie. Ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is er onvoldoende bewijs. Aan aangever is één foto getoond; die van verdachte, waarbij gevraagd is of deze de dader betreft. Deze werkwijze is naar het oordeel van de verdediging onjuist.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij van meet af aan dicht achter verdachte heeft gereden en dat hij niet heeft waargenomen dat verdachte iets heeft weggegooid. Er was voldoende verlichting op het fietspad om waar te kunnen nemen dat iemand iets weggooit. Bij verdachte is geen geld aangetroffen en ook op de straat is het geld niet gevonden. Dat aangever is overvallen met een mes is niet wettig en overtuigend te bewijzen, omdat de aangever bij de rechter-commissaris is teruggekomen van zijn verklaring dat de dader een mes heeft gebruikt. Voorts heeft de verdediging gesteld dat aan aangever één foto; die van verdachte, is getoond en dat aan hem gevraagd is of de persoon op de foto de dader betreft. Een enkelvoudige fotoconfrontatie mag niet voor het bewijs worden gebezigd. Aangever heeft verklaard dat de dader een spijkerbroek droeg, terwijl verdachte ten tijde van zijn aanhouding geen spijkerbroek droeg. Tevens heeft de verdediging bepleit dat de camerabeelden een onjuist tijdstip aangeven. De centralist heeft verdachte herkend aan de stand van het licht op de fiets. Het betreft geen zuivere herkenning, omdat de politie verdachte kent.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor hetgeen verdachte, blijkens de dagvaarding, wordt verweten.
Aangever heeft op 12 december 2010 bij de politie verklaard dat een man hem in de [straat] in [plaats] aansprak en te kennen gaf dat hij de Blackberry van aangever wilde hebben. De man heeft vervolgens de Blackberry en een briefje van twintig euro uit de broekzak van aangever gepakt. Tevens heeft aangever de man horen zeggen dat hij hem dood zou kunnen slaan of dat hij hem kapot zou slaan en dat aangever rustig moest blijven.
Aangever heeft als signalement van de dader doorgegeven dat het gaat om een donker getinte man van ongeveer 170 centimeter lang met een atletische bouw. De man had een beige pet op en droeg zijn haar strak naar achteren onder zijn pet in een knot. Hij droeg een zwarte glimmende jas en een spijkerbroek. De man reed op een witte damesfiets met een klein zadel. Op 16 december 2010 is aan aangever een foto van verdachte getoond, waarop aangever heeft verklaard dat hij zeker weet dat dit de persoon is die hem heeft beroofd.
Door de verdediging is aangevoerd dat deze enkelvoudige fotoconfrontatie niet tot het bewijs mag worden gebezigd. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie er niet toe leidt dat die herkenning om die reden voor het bewijs buiten beschouwing dient te worden gelaten. Nu de herkenning niet op zichzelf staat, maar aansluit bij de, eveneens tot het bewijs gebezigde, verklaring van aangever, acht de rechtbank bedoelde fotoconfrontatie betrouwbaar en als zodanig bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft van de meldkamer het signalement doorgekregen dat aangever van de dader heeft opgegeven. Ook kreeg hij te horen dat de dader op een witte damesfiets zou fietsen. Van de centralist van cameratoezicht heeft [verbalisant 1] doorgekregen dat vlak ervoor de hem ambtshalve bekende verdachte fietsend was gezien en dat verdachte aan het signalement voldeed. Op het moment dat [verbalisant 1] verdachte aantrof had verdachte een beige pet op waarbij aan de achterzijde een knotje zichtbaar was. Ook zag [verbalisant 1] dat verdachte een zwarte jas aan had en op een witte damesfiets zat. Bij het zien van [verbalisant 1] is verdachte snel op zijn fiets weggereden. Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 1] verklaard dat hij in een dienstbus met gebruikmaking van sirenes verdachte heeft achtervolgd en gedurende de achtervolging strak achter verdachte reed en dat hij hem niet uit het oog is verloren.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft aangegeven dat op de camerabeelden te zien is dat aangever de [straat] in liep en dat even later een man op een witte fiets, met een donkere pet op en donkere kleding aan, achter aangever de [straat] in fietste. De fiets die onder verdachte in beslag is genomen was wit van kleur met verschillende grijze en zwarte vlakken en had een zogenaamd ‘rokkenzadel’. De fietslamp was aan de voorzijde ter hoogte van het spatbord bevestigd. Bij de fiets die op de camerabeelden te zien was, zat de fietslamp op dezelfde hoogte. De fiets op de camerabeelden vertoonde een sterke gelijkenis met de fiets die onder verdachte in beslag is genomen.
Gelet op het feit dat verdachte is aangetroffen in de omgeving van de plaats delict, hij geen verklaring heeft gegeven (ook niet toen ter zitting meerdere keren daarnaar is gevraagd) voor zijn aanwezigheid aldaar en op dat tijdstip, voor het bij het zien van verbalisant [verbalisant 1] hard wegfietsen en het blijven vluchten toen hij door deze verbalisant in een dienstbus met gebruikmaking van sirenes werd achtervolgd, daarnaast gelet op het feit dat de onder verdachte in beslag genomen fiets overeenkomt qua kleur, zadel en plaats van de koplamp op de fiets, met de omschrijving die aangever daarvan heeft gegeven en zoals deze op camerabeelden te zien is terwijl ook overigens het signalement van verdachte, afgezien van de spijkerbroek, overeenkomt met het gedetailleerde signalement zoals door aangever is gegeven, terwijl aangever verdachte op een foto heeft herkend, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dat de Blackberry en het geld niet bij verdachte zijn aangetroffen, betekent naar het oordeel van de rechtbank geenszins dat verdachte deze niet onder zich heeft gehad.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 december 2010 in de gemeente [plaats] op de openbare weg [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Blackberry) en een geldbedrag van 20 Euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat verdachte hem dood zou kunnen slaan en hem kapot zou kunnen maken en dat hij rustig moest blijven.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, de ernst van het feit en het feit dat het heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onthouden van een standpunt omtrent de eventuele strafoplegging.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij haar beslissing in het nadeel van verdachte rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de oriëntatiepunten zoals zijn vastgesteld door het LOVS. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging wordt, in geval van recidive, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
9 BESLAG
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen witte fiets van het merk Giant Metro Cs4 en de in beslag genomen zwarte communicatieapparatuur (telefoon) van het merk Blackberry worden geretourneerd aan de rechtmatige eigenaar.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onthouden van een standpunt omtrent de in beslag genomen voorwerpen.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbenden van de in beslag genomen witte fiets van het merk Giant Metro Cs4 en de in beslag genomen zwarte communicatieapparatuur (telefoon) van het merk Blackberry, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
10 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer] en [slachtoffer 2] – daartoe vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder respectievelijk 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 199,99 en € 500,00.
10.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel wordt toegewezen, met oplegging van de maatregel overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt afgewezen.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [slachtoffer 2] af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, indien de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
10.3 Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 199,99, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 199,99 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13 BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 en 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de in beslag genomen witte fiets van het merk Giant Metro Cs4 en van de in beslag genomen zwarte communicatieapparatuur (telefoon) van het merk Blackberry
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van € 199,99 (zegge: honderdnegenennegentig euro en negenennegentig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 199,99 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie dagen hechtenis.
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mrs. A.C. Schroten en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2011.
Mr. W.F. Roelink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.