ECLI:NL:RBZLY:2011:BR1615

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.400176-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte en illegale adoptie van een baby

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, [verdachte A] en [verdachte B], die in 2008 in België een baby, [baby J.], hebben gekocht. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor valsheid in geschrifte en illegale adoptie. De verdachten kregen een voorwaardelijke celstraf van acht maanden, een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke boete van €1.000,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten op de hoogte waren van de regels rondom adoptie en dat zij een vooropgezet plan hadden om de baby in strijd met de waarheid op hun naam te zetten en mee naar Nederland te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie stelde dat het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de behandeling ter terechtzitting niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar mogelijk tot strafvermindering. De rechtbank heeft de bewijsmotivering uitvoerig besproken en kwam tot de conclusie dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM en de gevolgen daarvan voor de op te leggen straf. De rechtbank heeft de verdachten uiteindelijk veroordeeld tot de eerder genoemde straffen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400176-09(P)
Uitspraak: 14 juli 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte B]
geboren op [1982, plaats]
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo.
Als officier van justitie was aanwezig mr. B.C. van Haren.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 30 juni 2011 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2008 in de gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) authentieke akte(n) met daarin opgenomen een valse opgave aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten: een Minuut van geboorte-ouderlijke afstamming van het Departement Bevolking en Welzijn van de Stad Gent (België), en/of een
uittreksel uit een huwelijksakte van de gemeente Twenterand als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij en/of zijn medeverdachte toen, aldaar aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg (te weten; de heer [ambtenaar]) deze akte(n) heeft aangeboden en/of overhandigd teneinde inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Hardenberg te bewerkstelligen van [baby J.] en bestaande die valse opgave hierin dat [baby J.] (geboren [2008] te Gent (België)) kind is van [verdachte A - vrouw] en/of [verdachte B - man], althans opzettelijk de akte heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die akte bestemd was voor zodanig gebruik;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2008 in de gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschriften, te weten: een Minuut van geboorte-ouderlijke afstamming van het Departement Bevolking en Welzijn van de Stad Gent (België) en/of een uittreksel uit een huwelijksakte van de gemeente Twenterand, zijnde (een) geschrift(en) (waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd is/was voor zodanig gebruik), als ware dat/deze geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij en/of zijn medeverdachte toen, aldaar aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg (te weten; de heer [ambtenaar]) deze akte(n) heeft aangeboden en/of overhandigd teneinde inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Hardenberg te bewerkstelligen van [baby J.] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat [baby J.] (geboren [2008] te Gent) kind is van [verdachte A - vrouw] en/of [verdachte B - man] althans opzettelijk dit geschrift heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2008 tot en met 27 november 2008 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen te Sibculo en/of de gemeente Hardenberg, althans in Nederland een buitenlands kind (te weten: [baby J.], geboren te Gent, België op [2008] uit [Biologische moeder] en [Biologische vader] in het bezit zijnde van de Belgische nationaliteit) in Nederland heeft/hebben opgenomen met het oog op adoptie zonder dat hij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) daartoe een voorafgaande schriftelijke mededeling heeft/hebben verkregen van de Minister van Justitie dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter zitting betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de uiteindelijke berechting dusdanig lang is geweest dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid van het EVRM.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een lang tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de behandeling ter terechtzitting, omdat het lang heeft geduurd voordat vanuit België het 'kopie conform origineel' gewaarmerkte procesdossier van deze strafzaak werd ontvangen. Dit tijdsverloop dient, zoals door de Hoge Raad is bepaald, niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar eventueel tot strafvermindering.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In strafzaken kan op het aan de verdachte toegekende recht op berechting binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem/haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak op 8 december 2008 verdachte voor de eerste keer is verhoord op het politiebureau te Hardenberg en dat vanaf dat moment de redelijke termijn is gaan lopen. Berechting van verdachte heeft vervolgens pas op 30 juni 2011 plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het weliswaar het Openbaar Ministerie niet is aan te rekenen, dat het zolang heeft geduurd voordat het 'kopie conform origineel' gewaarmerkte procesdossier van deze strafzaak van de Belgische autoriteiten is terug ontvangen, maar dat desondanks wel sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6, eerste lid EVRM.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad1 dient dit echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden, maar dient overschrijding van de redelijke termijn te worden gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
In zoverre wordt het verweer dan ook verworpen en is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank heeft gelet op het hiervoor overwogene vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING 1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd - overeenkomstig de inhoud van het door haar aan de rechtbank overgelegde schriftelijk requisitoir - verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, nu het ten laste gelegde bestanddeel 'authentieke akte' niet bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is geweest van een buitenlandse akte, welke niet valt onder het begrip 'authentieke akte', zoals bedoeld in artikel 156 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen2, het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Aangever [ambtenaar] heeft onder meer verklaard dat hij Ambtenaar van de Burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg is en op de hoogte was gebracht van een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie van [baby J.], geboren te Gent (België) op [2008], wonende te [adres], gemeente Hardenberg.
Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte op 7 juli 2008 bij aangever in het gemeentehuis te Hardenberg kwam om aangifte van vestiging in Nederland te doen van diens zoon. Hiertoe overhandigde verdachte een kopie van een formulier "Minuut van geboorte - ouderlijke afstamming" van de Stad Gent in België opgemaakt op 4 juli 2008.3 Uit dat formulier bleek dat op [2008] bovengenoemde zoon is geboren uit [verdach[verdachte A] en [verdachte B - man].4
Verdachte overhandigde aangever tevens een uittreksel van zijn huwelijksakte, waarin zijn zoontje bijgeschreven stond. Hierbij is een stempel van de stad Gent afgedrukt. Aangever heeft verklaard dat verdachte vertelde dat zijn zoontje geboren was, terwijl zij een paar dagen in Gent waren.
Aangever heeft vervolgens het formulier 'Inlichtingenformulier opneming in de gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens' ingevuld met de gegevens die verdachte hem had overhandigd. Na het invullen van dit formulier, dat door verdachte werd ondertekend,5 werd hun zoontje door aangever ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Het systeem gaf vervolgens gelijk een burgerservicenummer af voor dit kind.6
Medeverdachte [verdachte A - vrouw] (hierna [verdachte A]) heeft op 8 december 2008 verklaard dat zij sinds juni 2007 met verdachte is gehuwd en dat uit medisch onderzoek is gebleken dat zij geen kinderen kon krijgen, terwijl de wens om kinderen te krijgen wel groot was.7
Voorts heeft [verdachte A] verklaard dat zij op 1 juni 2008 heeft gemaild naar het adres [adres]@hotmail.com met de vraag of het klopte dat zij haar baby wilde afstaan. In antwoord op die e-mail ontving [verdachte A] bericht van ene [Biologische moeder] waarin deze aangaf dat ze 4 of 5 maanden zwanger was en haar baby wilde afstaan. Vervolgens heeft [verdachte A] verklaard dat zij via hotmail veel contact met deze [Biologische moeder] heeft gehad onder andere over hoe het moest gaan met de overdacht van de baby en over hoeveel geld het zou gaan kosten.
Op 14 juni 2008 zijn verdachte en [verdachte A] naar België gegaan voor een ontmoeting met [Biologische moeder], haar partner [Biologische vader] en de moeder van [Biologische moeder], [moeder biologische moeder].8
[verdachte A] heeft vervolgens verklaard dat zij op [2008] samen met verdachte naar het Jan Palfijn ziekenhuis te Gent zijn gereden, omdat [Biologische moeder] die morgen was bevallen van een zoontje. [Biologische moeder] vertelde dat ze bij de bevalling in het ziekenhuis de naam van [verdachte A] had gebruikt met haar eigen adres in België9.
Op 4 juli 2008 is verdachte met [verdachte A] weer naar het Jan Palfijn ziekenhuis gegaan. Omstreeks 12.30 uur zijn verdachte en [Biologische vader] weggegaan om aangifte bij het gemeentehuis in Gent te doen. [verdachte A] bleef met [Biologische moeder] en de baby in het ziekenhuis. [verdachte A] heeft verklaard dat zij weet dat verdachte papieren had gekregen bij de aangifte van geboorte in Gent, die hij in Nederland ook nodig had voor de aangifte van geboorte. [verdachte A] heeft de geboorteakte gezien. Hierin stond dat uit verdachte en [verdachte A] [baby J.] was geboren.10
[Biologische vader] en verdachte kwamen terug in het ziekenhuis en verdachte en [verdachte A] namen [baby J.] vervolgens mee naar huis naar Nederland.
Op maandag 7 juli 2008 deed verdachte aangifte van geboorte van [baby J.] in Hardenberg. Hij maakte daarbij gebruik van de geboorteakte uit Gent.
[verdachte A] heeft voorts verklaard dat zij half juli 2008 een contract heeft opgemaakt over de betaling van € 7.500,- aan [Biologische moeder] en [Biologische vader] omdat zij en verdachte [baby J.] van hen hebben gekregen. [verdachte A] kreeg het contract ondertekend per post terug.11
[verdachte A] heeft verklaard dat, toen Roelof Bosma van het tv-programma "Netwerk" contact had opgenomen en de andere dag de Raad voor de Kinderbescherming bij hen kwam, zij zich realiseerden dat zij stom waren geweest door zo te handelen en dat zij mogelijk strafbaar waren geweest.12
Verdachte heeft op 8 december 2008 verklaard dat hij en [verdachte A] via een site op internet in contact zijn gekomen met de ouders van [baby J.].
Verdachte verklaarde dat er over en weer veel email contact is geweest en dat [Biologische moeder] uiteindelijk mailde dat ze € 7.500,- wilde.13
Op [2008] kregen [verdachte A] en verdachte een sms uit België dat [baby J.] om 8.45 uur was geboren. Om 12.00 uur waren [verdachte A] en verdachte in het Jan Palfijn ziekenhuis, waar [Biologische moeder] vertelde dat zij op naam van [verdachte A] was bevallen.14
De volgende dag zijn verdachte en [verdachte A] wederom naar Gent gegaan naar het Jan Palfijn ziekenhuis. Verdachte heeft verklaard dat hij met de biologische vader van [baby J.] naar het gemeentehuis in Gent is gegaan. Verdachte en [verdachte A] hadden afgesproken dat [verdachte A] bij [baby J.] zou blijven en dat verdachte aangifte zou doen bij bevolking.15
Verdachte had papieren meegekregen vanuit het ziekenhuis over de geboorte van [baby J.] op naam van [verdachte A]. Verdachte heeft het kindje toen aangegeven bij het gemeentehuis. Verdachte heeft de papieren en het trouwboekje van [verdachte A] en hem overhandigd. Verdachte gaf als namen op: [baby J.] en als vader gaf hij zijn naam op en als moeder de naam van [verdachte A]. Verdachte moest papieren ondertekenen en meerdere handtekeningen plaatsen. Verdachte kreeg aangiftepapieren mee naar huis. Verdachte en [verdachte A] hadden het kindje op naam.
Maandag 7 juli 2008 is verdachte naar het gemeentehuis te Hardenberg gegaan. Dit hadden [verdachte A] en hij overlegd. Verdachte zou [baby J.] aangeven. Hij heeft toen aangifte gedaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waar hij de papieren van de aangifte in België heeft afgegeven. Ook hier moest verdachte papieren ondertekenen. Verdachte heeft de papieren afgegeven en daaruit is overgenomen dat verdachte en [verdachte A] de ouders waren.16
De rechtbank is gelet op bovenstaande verklaringen van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Dit bewijs wordt gevonden in de verklaringen van aangever [ambtenaar], van verdachte en van medeverdachte [verdachte A], welke verklaringen onderling zowel chronologisch als feitelijk op essentiële punten consistent zijn en door de rechtbank geloofwaardig worden geacht.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, nu geen sprake is geweest van een authentieke akte.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De Hoge Raad heeft reeds in 1957 overwogen dat een geboorteakte een authentieke akte is.17
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar sprake is van een geboorteakte uit België en niet uit Nederland, maar dat het huidige tijdsgewricht - waarin de Europese Eenwording steeds belangrijker wordt en Europese Staten elkaars authentieke akten moeten kunnen vertrouwen, - tot gevolg heeft dat een authentieke akte van bedoelde Europese Staten ook onder het bestanddeel authentieke akte van artikel 227 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient te worden begrepen.
Gelet op het hiervoor overwogene en op de in deze zaak concrete feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de Minuut van geboorte-ouderlijke afstamming van het Departement Bevolking en Welzijn van de Stad Gent (België) een geboorteakte is en beschouwd moet worden als authentieke akte zoals bedoeld in artikel 227 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit in tegenstelling tot het uittreksel uit een huwelijksakte (het zogeheten "trouwboekje")van de gemeente Twenterand, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet heeft geweten dat deze wijze van adopteren van baby [baby J.] illegaal was.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. Hierbij is het volgende van belang.
Verdachte en [verdachte A] hadden zich in 2005 ingeschreven voor adoptie bij de stichting adoptie voorzieningen. Duidelijk werd gemaakt dat verdachte en [verdachte A] te jong waren en voorts dat zij niet waren getrouwd. Als gevolg hiervan werd hun aanvraag ingetrokken. In januari 2008 hebben verdachte en [verdachte A], die inmiddels waren gehuwd, zich wederom bij de stichting aangemeld voor adoptie en kregen ook een BKA-nummer. Vanwege het feit dat er in de media veel werd gesproken over illegale adoptie, o.a. vanuit Haiti en omdat zij het Haags verdrag wilden afwachten, hebben verdachte en [verdachte A] zelf hun aanvraag ingetrokken.18
[verdachte A] is tevens op internet veelvuldig op zoek gegaan naar sites over ongewenste kinderloosheid en draagmoeders. Hierover heeft zij ter zitting verklaard dat dit "een onderwereldgebeuren" is, waaruit de rechtbank begrijpt dat [verdachte A] op de hoogte is van illegale praktijken op dit terrein. Daarbij komt dat verdachte en [verdachte A] aan de lijve hebben ondervonden dat er mensen zijn die misbruik maken van mensen met een dringende kinderwens. Immers, in augustus 2006 hebben verdachte en [verdachte A] via internet contact gekregen met [naam A] uit België, die zich had aangemeld als draagmoeder. [naam A] wilde in ruil voor geld draagmoeder zijn. Verdachte en [verdachte A] zijn vervolgens een aantal malen naar [naam A] in België toegegaan, waarbij het sperma van verdachte werd geïnsemineerd bij [naam A] en zij elke keer per inseminatie € 350,- betaalden. In december 2006 ontdekte [verdachte A] dat [naam A] voor meerdere stellen draagmoeder wilde zijn.19 Na deze oplichting hebben verdachte en [verdachte A] geen contact meer met [naam A] gezocht.
Vervolgens heeft [verdachte A] op 1 juni 2008 contact gezocht met eerdergenoemde [Biologische moeder], die wegens persoonlijke omstandigheden voor een bedrag van € 7.500,- haar zoon [baby J.] aan verdachte en [verdachte A] heeft afgestaan.
Hieruit volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van het bestaan van regels rondom adoptie en de te doorlopen (langdurige) adoptieprocedures en dat hij tevens op de hoogte was van en zelfs gewaarschuwd voor de eventuele (illegale) praktijken die bij adoptie en draagmoederschap kunnen spelen.
Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij en [verdachte A] het regelen van de adoptie van baby [baby J.] helemaal zouden hebben overgelaten aan [Biologische moeder] en haar moeder [moeder biologische moeder], die in het ziekenhuis van Gent werkte.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden gelet op de dienstbetrekking van [moeder biologische moeder] als schoonmaakster in het ziekenhuis en de inhoud van diverse e-mails die tussen [verdachte A] en [Biologische moeder] zijn uitgewisseld en die in het dossier zitten.
Zo staat in een e-mail van [verdachte A] d.d. 2 juni 2008:
* Ik weet dat je anoniem kunt bevallen in Frankrijk of op mijn naam. Maar volgens mij kun je ook in Nederland bevallen op mijn naam. (..) Misschien dat het zo mogelijk is dat je op mijn naam gewoon in België bevalt dan kan [verdachte B] hem bij de gemeente aangeven.20
In een (andere) e-mail d.d. 2 juni 2008:
* Wij willen natuurlijk net zoals jullie niet achteraf in de problemen komen. Ik weet wel dat het mogelijk is dat je anoniem bevalt of in Nederland met mijn zorgpas.21
In een e-mail d.d. 4 juni 2008;
* Ben nu druk aan het uitzoeken hoe het gaat met op naam krijgen enz. enz. Maar het moet te doen zijn.22
In een e-mail d.d. 8 juni 2008;
* Als je hier bevalt als je dat wilt natuurlijk dan komt die op [verdachte B] en jouw naam. Dan is er niets aan de hand dan kan [verdachte B] het kindje gewoon opvoeden. Dan kan ik als het kindje een jaar is het kindje adopteren. Dat houdt in dat jij afstand doet van het kindje en ik adopteer het kindje dan. Dat is in ieder geval een mogelijkheid.23
In een e-mail d.d.12 juni 2008;
* Met erkennen wil het gewoon niet lukken niet hier in Nederland en ook nog in België dan moet het via de rechter en dan wordt er een DNA-test gedaan.24
De rechtbank is van oordeel dat uit deze e-mails die in het dossier zitten, blijkt dat het initiatief tot het ondernemen van actie steeds lag bij [verdachte A], - waarbij verdachte volgend optrad, hij heeft hierover verklaard dat hij op de hoogte was van de inhoud van de e-mails tussen [verdachte A] en [Biologische moeder] -, en niet bij [Biologische moeder] en [moeder biologische moeder].
Gelet op al het voorgaande blijkt dat verdachte er uitsluitend op uit was om baby [baby J.] mee naar Nederland te kunnen nemen. Verdachte en [verdachte A] hadden belang bij het adopteren van baby [baby J.], gelet op hun sterke en langdurige adoptiewens. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte, dan wel [verdachte A], geen enkele wetenschap heeft gehad van het feit dat adoptie op deze wijze illegaal was en in strijd was met de geldende adoptieregels, dan wel dat zij alle handelingen aan [Biologische moeder] en haar moeder [moeder biologische moeder] hadden overgelaten.
Gelet op deze gang van zaken en gelet op hetgeen voorafgaand aan de geboorte van [baby J.] is besproken op 14 juni 2008 tussen verdachte, [verdachte A] en [Biologische moeder] en haar moeder [moeder biologische moeder], en gelet voorts op de vele e-mails tussen [verdachte A] en [Biologische moeder], is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van verdachte en [verdachte A] om baby [baby J.] geboren uit [Biologische moeder] en [Biologische vader] in strijd met de waarheid op hun beider naam te zetten en mee naar Nederland te nemen, welk plan gezamenlijk is uitgevoerd. Voor het aannemen van medeplegen, dat een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders veronderstelt, is niet nodig dat de medeplegers alle uitvoeringshandelingen gezamenlijk hebben verricht. De hiervoor omschreven gang van zaken levert naar het oordeel van de rechtbank een zodanige nauwe en bewuste samenwerking op, dat van medeplegen kan worden gesproken. Waar verdachte in de aanloop naar de overdracht van [baby J.] weliswaar een minder actieve rol heeft gespeeld dan [verdachte A] heeft hij zich daarvan niet gedistantieerd en is het verdachte geweest, die daadwerkelijk aangifte van baby [baby J.] heeft gedaan bij de gemeente Hardenberg.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat een authentieke akte met daarin opgenomen een valse opgave door een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededader tot stand is gekomen. Dit alles in de wetenschap dat deze authentieke akte zou worden aangeboden aan de gemeente Hardenberg, teneinde de door verdachte vurig gewenste inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Hardenberg van baby [baby J.] als hun zoon te bewerkstelligen.
Tevens is vast komen te staan dat deze authentieke akte door verdachte is aangeboden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg. Nu voorts dit gebruik erop zag om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg te misleiden teneinde baby [baby J.] op naam van verdachte en [verdachte A] in de gemeentelijke basisadministratie in te schrijven, is daarmee het opzet op het gebruik gegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Aangever [aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] heeft op 8 december 2008 onder meer verklaard dat hij juridisch deskundige is bij de Raad voor de Kinderbescherming, regio Overijssel, locatie Zwolle en op 24 november 2008 een melding kreeg van het vermoeden dat verdachte en [verdachte A] op oneigenlijke gronden uit België een kind genaamd [baby J.] in hun gezin hadden opgenomen. De dag daarna is gelijk gecontroleerd of [verdachte A] of verdachte in het systeem voorkwamen als aspirant adoptiefouders. Beiden waren niet bekend in het systeem.25
Uit het gedane onderzoek van de medewerkers van de Raad is gebleken dat verdachte en [verdachte A] zich niet hebben gehouden aan de bepalingen van artikel 2 en 5 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (WOBKA). Zo was er geen schriftelijke toestemming, zoals artikel 2 WOBKA vereist en voorts heeft er geen onderzoek naar [verdachte A] en verdachte conform artikel 5 WOBKA plaatsgevonden.26
Aangever heeft voorts verklaard dat het wel bekend was dat [verdachte A] en verdachte in 2006 of 2007 en voor het laatst in januari 2008 zich hebben aangemeld bij het ministerie van justitie voor een beginseltoestemming. Beide keren hebben zij zich teruggetrokken als aspirant adoptiefouders.27
[medewerker aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] heeft op 8 december 2008 onder meer verklaard dat hij raadsonderzoeker is in dienst bij de Raad voor de Kinderbescherming te Zwolle en opdracht had te onderzoeken of er sprake was van een niet legale adoptie door verdachte en [verdachte A] uit Sibculo. Voor deze adoptie was namelijk geen beginselverklaring afgegeven door de Centrale Autoriteit.
[medewerker aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] is op 25 november 2008 met een collega naar verdachte en [verdachte A] gegaan, die hem lieten weten dat zij de baby genaamd [baby J.] hadden verkregen via internet en dat de baby uit België afkomstig was. [medewerker aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] heeft hen verteld dat sprake was van een niet legale adoptie en dat het niet was toegestaan om een kind op deze wijze in een gezin op te nemen. Verdachte en [verdachte A] hadden de adoptiewetgeving overtreden.28
[verdachte A] heeft op 8 december 2008 verklaard dat zij de aangifte van geboorte van [baby J.] heeft gezien. Hierin stond dat uit verdachte en [verdachte A] [baby J.] was geboren.
[Biologische vader] en verdachte kwamen terug in het ziekenhuis en verdachte en [verdachte A] namen [baby J.] mee naar huis naar Nederland.29
[verdachte A] heeft voorts verklaard dat toen de mensen van de Raad voor de Kinderbescherming bij hen kwamen, zij voor het eerst hoorden over de WOBKA en dat zij mogelijk een artikel van die wet hadden overtreden.30
Verdachte heeft op 8 december 2008 verklaard dat het klopt dat hij en verdachte met de biologische ouders zijn overeengekomen dat zij afstand deden van hun kind en dat verdachte en [verdachte A] het kind in hun gezin zouden laten opgroeien. Verdachte heeft verklaard dat zij niet hebben voldaan aan de voorwaarden van de adoptiewetgeving.31
De rechtbank is gelet op bovenstaande verklaringen en gelet op het hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde van oordeel dat ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1 primair.
hij op 7 juli 2008 in de gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een authentieke akte met daarin opgenomen een valse opgave aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten: een Minuut van geboorte-ouderlijke afstamming van het Departement Bevolking en Welzijn van de Stad Gent (België), als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij toen, aldaar aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg (te weten; de heer [ambtenaar]) deze akte heeft aangeboden en overhandigd teneinde inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Hardenberg te bewerkstelligen van [baby J.] en bestaande die valse opgave hierin dat [baby J.] (geboren [2008] te Gent (België)) kind is van [verdachte A - vrouw] en [verdachte B - man], terwijl hij wist dat die akte bestemd was voor zodanig gebruik;
2.
hij in de periode van 4 juli 2008 tot en met 27 november 2008 tezamen en in vereniging met een ander, in de gemeente Hardenberg, een buitenlands kind (te weten: [baby J.], geboren te Gent, België op [2008] uit [Biologische moeder] en [Biologische vader] in het bezit zijnde van de Belgische nationaliteit) in Nederland heeft opgenomen met het oog op adoptie zonder dat hij, verdachte en zijn medeverdachte daartoe een voorafgaande schriftelijke mededeling hebben verkregen van de Minister van Justitie dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent;
Van het onder 1 primair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1 primair
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een authentieke akte met daarin een valse opgave, als bedoeld in artikel 227, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die akte bestemd is voor zodanig gebruik, strafbaar gesteld bij artikel 227, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie,
strafbaar gesteld bij artikel 28 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie,
juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
* verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
* verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een geldboete van
€ 1.000,- geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf op maatregel conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte is reeds voldoende gestraft, omdat baby [baby J.] na ruim vijf maanden is weggehaald en vanwege de enorme aandacht die er is geweest voor deze strafzaak in de media.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op te leggen straf het navolgende:
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat [verdachte A] de drijvende kracht is geweest achter de pogingen om baby [baby J.] op een illegale manier te adopteren, welk handelen het welzijn van baby [baby J.] in gevaar heeft gebracht. Verdachte heeft zich echter op geen enkele manier van dit handelen van [verdachte A] gedistantieerd, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat instanties in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van authentieke akten moeten kunnen stellen, geschonden.
Tevens zijn door het handelen van verdachte niet alleen de belangen van de gemeente Hardenberg en van de heer [ambtenaar] in diens functioneren ernstig geschonden, maar is ook het vertrouwen dat staten onderling moeten kunnen hebben in het functioneren van elkaars organen/diensten op het spel gezet.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat zijn handelwijze ook negatief van invloed kan zijn op anderen, die met een officiële, meestal langdurige, adoptieprocedure bezig zijn. Tevens heeft het handelen van verdachte tot grote maatschappelijke onrust geleid, zowel in Nederland als in België.
Daarbij komt dat verdachte er ook achteraf geen enkele blijk van heeft gegeven het ontoelaatbare van zijn gedrag in te willen zien. Verdachte heeft alleen aan zijn eigen vurige (adoptie) wens gedacht en heeft daarbij op geen enkel moment gedacht aan het feit dat hij door zijn handelen de afkomst van baby [baby J.] verloochende. Nu verdachte heeft geweigerd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden, betekent dit dat de op te leggen straf niet alleen vanuit het oogpunt van vergelding aanzienlijk moet zijn, maar dat er ook een belangrijke preventieve werking vanuit zal moeten gaan, zodat verdachte - als hij al niet uit zichzelf tot het nodige besef weet te komen - door de strafrechtelijke afdoening in de toekomst weerhouden zal worden om in herhaling te vervallen.
De rechtbank acht derhalve naast het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, zodat om die reden de straf hoger uitvalt dan door de officier van justitie geëist.
Met betrekking tot de duur van de proeftijd zal de rechtbank bepalen dat deze niet zoals gevorderd drie, doch twee jaren zal bedragen, nu uit het reclasseringsadvies niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM, in dier voege dat de rechtbank aan verdachte, zo deze termijn niet zou zijn overschreden, in plaats van een werkstraf een gevangenisstraf van 12 maanden geheel onvoorwaardelijk zou hebben opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 20 juni 2011, opgemaakt door de heer R. Verhoef, reclasseringswerker en
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 mei 2011.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde misdrijf tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De gevangenisstraf van 8 maanden zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde misdrijf tevens op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ter zake van de onder 2 bewezen verklaarde overtreding tot een geldboete van € 1.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Van de geldboete zal een gedeelte, groot € 1.000,- niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. F. van der Maden en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2011.
Mr. Harmeijer en Milani, voornoemd, waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 HR 17 juni 2008, LJN: BD2578
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04MI/08-509075, opgemaakt op 19 januari 2009.
3 Minuut van geboorte - ouderlijke afstamming Departement Bevolking en Welzijn Stad Gent d.d. 4 juli 2008, pag. 23.
4 Proces-verbaal van aangifte van [ambtenaar] d.d. 25 november 2008, pag. 15, 3e en 4e alinea.
5 Inlichtingenformulier opneming in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens d.d. 7 juli 2008, pag. 18 tot en met 22.
6 Proces-verbaal van aangifte van [ambtenaar] d.d. 25 november 2008, pag. 15 laatste alinea en pag. 16 1e en 2e alinea.
7 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 28, 5e alinea.
8 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 29, 2e, 3e en 4e alinea
9 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 30, 5e alinea.
10 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 31, 4e en 5e alinea.
11 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 32, 2e, 3e en 4e alinea.
12 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 33, 3e alinea.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008 pag. 36, 2e alinea en pag. 37, 1e alinea.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008 pag. 38, 2e alinea.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008 pag. 39, 2e alinea.
16 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008 pag. 40, 1e alinea.
17 HR 21 mei 1957, NJ 1957, 483.
18 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008, pag. 28, 6e en 7e alinea en Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008, pag. 34, 6e alinea.
19 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008, pag. 44 en 45 en proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 decemb3er 2011, pag. 35 en 36.
20 E-mail van [verdachte A] d.d. 2 juni 2008, pag. 72.
21 E-mail van [verdachte A] d.d. 2 juni 2008, pag. 73.
22 E-mail van [verdachte A] d.d. 4 juni 2008, pag. 81.
23 E-mail van [verdachte A] d.d. 8 juni 2008, pag. 90.
24 E-mail van [verdachte A] d.d. 12 juni 2008, pag. 101.
25 Proces-verbaal van aangifte van [aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] d.d. 8 december 2008, pag. 53, 4e, 5e en 7e alinea.
26 Proces-verbaal van aangifte van [aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] d.d. 8 december 2008, pag. 54, 2e, 3e en 4e alinea.
27 Proces-verbaal van aangifte van [aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] d.d. 8 december 2008, pag. 54, 5e alinea.
28 Proces-verbaal van verhoor van [medewerker aangever namens Raad voor de Kinderbescherming] d.d. 8 december 2008, pag. 56, 3e alinea.
29 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008 pag. 31, 5e alinea en pag. 32 2e alinea.
30 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] d.d. 8 december 2008, pag. 33, 3e alinea.
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 december 2008 pag. 41, 5e alinea.