ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7539
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Wraking
- J.A.O.M. van Aerde
- G.H. Meijer
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechters van de wrakingskamer in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 april 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde van Buro Bezwaar en Beroep te Almere. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. [A], [B] en [C], die eerder een zaak hadden behandeld waarin rechter mr. [D] betrokken was. De verzoeker stelde dat rechters van dezelfde rechtbank niet zouden moeten oordelen over de partijdigheid van hun directe collega's, omdat dit de schijn van partijdigheid met zich meebrengt. De verzoeker pleitte voor een onafhankelijke wrakingskamer, bij voorkeur samengesteld uit rechters van andere rechtbanken of vestigingsplaatsen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de samenstelling van de wrakingskamer niet in strijd was met de vereisten voor onpartijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de wrakingskamer niet bestond uit leden van een landelijke opererende wrakingskamer, niet voldoende was om het wrakingsverzoek te honoreren. Bovendien werd opgemerkt dat de samenstelling van de wrakingskamer voldeed aan de criteria voor een onafhankelijke beoordeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd benadrukt dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. T. Stokvis, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.