ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7539

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2011 / 1416
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters van de wrakingskamer in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 april 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde van Buro Bezwaar en Beroep te Almere. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. [A], [B] en [C], die eerder een zaak hadden behandeld waarin rechter mr. [D] betrokken was. De verzoeker stelde dat rechters van dezelfde rechtbank niet zouden moeten oordelen over de partijdigheid van hun directe collega's, omdat dit de schijn van partijdigheid met zich meebrengt. De verzoeker pleitte voor een onafhankelijke wrakingskamer, bij voorkeur samengesteld uit rechters van andere rechtbanken of vestigingsplaatsen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de samenstelling van de wrakingskamer niet in strijd was met de vereisten voor onpartijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de wrakingskamer niet bestond uit leden van een landelijke opererende wrakingskamer, niet voldoende was om het wrakingsverzoek te honoreren. Bovendien werd opgemerkt dat de samenstelling van de wrakingskamer voldeed aan de criteria voor een onafhankelijke beoordeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd benadrukt dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. T. Stokvis, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 2011 / 1416
Beslissing van 8 april 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
gemachtigde [gemachtigde], medewerker Buro Bezwaar en Beroep te Almere,
tegen
mrs. [A], [B] en [C], in hun hoedanigheid van rechters van de wrakingskamer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 februari 2011, zoals neergelegd in de pleitnota
van [gemachtigde];
- het proces-verbaal van 10 februari 2011 van de mondelinge behandeling van het
wrakingsverzoek van 2 februari 2011;
- het schriftelijke verweer van mrs. [A], [B] en [C] van
11 februari 2011;
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2011, waarbij [gemachtigde] voor verzoeker is
verschenen en een pleitnotitie heeft overgelegd.
1.2. Bij de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek gedeeltelijk ingetrokken.
1.3. Ten slotte is de beslissing bepaald op heden.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verminderde verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. [A], [B] en [C] als rechters van de wrakingskamer die het wrakingsverzoek van 2 februari 2011 gericht tegen rechter mr. [D] behandelden.
2.2. Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 februari 2011 en zoals toegelicht en verminderd bij de mondelinge behandeling van 25 maart 2011, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.3. Verzoeker is van mening dat een wrakingskamer niet uit rechters van dezelfde rechtbank dient te bestaan. Directe collega’s die oordelen over de gestelde partijdigheid van hun collega’s, hebben - kort gezegd - immers op voorhand zelf de schijn van partijdigheid tegen zich. Daar komt bij dat de geldende Leidraad onpartijdigheid van de rechter bepaalt dat een rechter ervoor zorgt dat hij/zij geen zaak behandelt waarbij een persoonlijke of zakelijke kennis een van de partijen is. Directe collega’s zijn minst genomen zakelijke kennissen van elkaar.
Verzoeker pleit primair voor een landelijk opererende wrakingskamer, maar acht een wrakingskamer samengesteld met rechters van een andere rechtbank dan wel met rechters van dezelfde rechtbank maar uit een andere (neven)vestigingsplaats ook nog acceptabel.
2.4. Indien de wrakingskamer van oordeel is dat het wrakingsverzoek niet moet worden toegewezen, wordt verzocht dat de wrakingskamer duidelijk motiveert op welke grond zij van oordeel is dat een wrakingskamer van dezelfde rechtbank zonder schijn van partijdigheid kan oordelen over directe collega’s alsook over haar eigen samenstelling.
2.5. Mrs [A], [B] en [C] hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2. Gelet op hetgeen verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan het wrakingsverzoek dient te worden onderzocht of er feiten of omstandigheden zijn die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechters mrs. [A], [B] en [C], grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. De wrakingskamer overweegt als volgt.
3.3. De enkele omstandigheid dat de gewraakte wrakingskamer niet is samengesteld uit leden behorende tot een - thans niet bestaande - landelijk opererende wrakingskamer, is naar het oordeel van de wrakingskamer geen dusdanige feit of omstandigheid die tot wraking van de wrakingskamer moet leiden. De bestaande (wettelijke) regelingen die betrekking hebben op wraking staan aan een beoordeling van een wrakingsverzoek door een meervoudige kamer van het eigen gerecht ook niet in de weg.
3.4. Met verzoeker is de rechtbank het eens dat in verband met het belang van de (te vermijden) schijn van partijdigheid, een wrakingskamer dient te zijn samengesteld uit rechters die niet in de dagelijkse praktijk (direct) samenwerken als collega. Om die reden behoort een wrakingskamer zoveel mogelijk te zijn samengesteld uit rechters die afkomstig zijn uit andere werkvelden dan waarin de gewraakte rechter werkzaam is als het gaat om rechters van dezelfde locatie of die afkomstig zijn uit een andere locatie als het om hetzelfde werkveld gaat, als waarin de gewraakte rechter werkzaam is, waarmee naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate de schijn van partijdigheid wordt voorkomen.
3.5. Voor het tegen de wrakingskamer van 10 februari 2011 gerichte wrakingsverzoek gelden de volgende feiten en omstandigheden:
- mr. [D] is als rechter werkzaam in de sector bestuursrecht te Zwolle;
- voor de bestuursrechtzitting van 2 februari 2011, is mr. [D] alleen voor het
zittingsgedeelte van Zwolle naar Lelystad gekomen (ook wel ‘invliegen’ genoemd);
- mrs. [A] en [C] zijn als rechter werkzaam in de strafsector;
- mr. [B] is werkzaam als rechter in de sector kanton;
- mrs [A], [B] en [C] zijn allen (in hoofdzaak) werkzaam in Lelystad.
3.6. Gelet op het onder r.o. 3.4 genoemde uitgangspunt leveren de onder r.o. 3.5 genoemde feiten en omstandigheden geen grond op voor toewijzing van het wrakingsverzoek. De samenstelling van de gewraakte wrakingskamer voldoet overigens ook aan de door [gemachtigde] namens [verzoeker] genoemde criteria (zie r.o. 2.3) voor een onafhankelijke wrakingskamer.
3.7. Slotsom is dat het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de rechters mrs. J.A.O.M. van Aerde, G.H. Meijer en H.F.J.M. Schröder, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Stokvis en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.